direct naar inhoud van 3.1 Landschappelijke ontwikkeling
Plan: Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0511.GDRStdGdrDrpOdrp11-BP40

3.1 Landschappelijke ontwikkeling

Het huidige eiland Goeree-Overflakkee is ontstaan door de samenvoeging van Westvoorne en Overflakkee. Westvoorne, nu een gemeente op het voormalige eiland Voorne-Putten, was vroeger de naam van een groter gebied en omvatte ook het eiland Goeree. De duinenreeks van het oude eiland Westvoorne is rond de 3e eeuw ontstaan. Vooral aan de zuidoostzijde van deze duinen slibde vervolgens land aan dat werd ingepolderd. Het oude Overflakkee bestaat ook uit duinen, maar vooral uit ingepolderde op- en aanwassen.

Uiteindelijk zijn Goeree en Overflakkee door verdere inpoldering van de bij deze eilanden en polders aanslibbende gronden (aanwassen) aan elkaar gegroeid. Van groot belang daarbij was de aanleg van de Statendam in 1751, die de tot dan toe twee afzonderlijke eilanden met elkaar verbond. Met de aanleg van deze dam konden de twee eilanden door steeds verdere inpoldering uiteindelijk aan elkaar groeien.

De oorspronkelijke eilanden (opwassen) zijn herkenbaar door de min of meer afgeronde tot ovale basisvorm, slingerende dijken met eventuele doorbraakkolken, de lagere ligging ten opzichte van de jongere polders (aanwassen) en de mozaïekachtige polderverkaveling. In het oostelijk deel van Goeree-Overflakkee betreffen het de Oudelandsche polder (Ooltgensplaat), Polder Oudeland (bij Oude Tonge), Oudelandsche Polder (Sommelsdijk en Middelharnis), Polder van Dirksland (Dirksland). In het westelijk deel van Goeree-Overflakkee vormde de duinstreek de basis voor de eilandvorming waardoor de oude eilanden hier als schiereilanden tegen de duinen zijn aangevleid: Oude Oostdijksche Polder (bij Goedereede), het Oude Land van Diependorst (bij Ouddorp) en de Oude Nieuwlandsche Polder (eveneens bij Ouddorp). Veel van deze eilanden (maar ook enkele van iets latere datum) zijn ook herkenbaar in hun naamgeving. De jongere polders hebben veelal een dijkenpatroon met langere rechtstanden en een meer langwerpig verkavelingspatroon.

Het oorspronkelijk landschap rond Ouddorp en Goedereede bestond uit een karakteristiek duinontginninglandschap. Het gebied van de binnenduinen en het Oudeland van Diepenhorst werd al in een vroeg stadium ontgonnen. Tot ver in de 19e eeuw werden de duingronden langs de kust omgezet in landbouwgrond; aanvankelijk op zeer kleinschalige wijze door rond de te exploiteren percelen greppels te graven en het vrijkomende zand in 1 tot 1,2 m hoge walletjes op te werpen. Deze walletjes werden vervolgens met hakhout ingeplant (het oorspronkelijke landschap van de schurvelingen) waardoor zij dienst konden doen als vee- en windkering. Ook werden daarbij kleine, meestal gepleisterde en uit oud bouwmateriaal bestaande duinboerderijen gesticht. De gronden werden daarbij benut voor het kleinschalige gemengde bedrijf. Deze gemengde bedrijfjes waren zeer herkenbaar door een kleine uitbouw bij de stal dat de entree naar de woning bevatte. In later tijd werden de zandgronden tot vlak boven het grondwaterniveau afgezand en werd het zand op veel hogere en brede zandwallen gedeponeerd waarbij ook de meeste oorspronkelijke schurvelingen onder de zandwallen verdwenen. Doordat de zandwallen als erfafscheiding worden gebruikt, ook binnen het dorp Ouddorp, is een uniek en zich binnen Ouddorp doorzettend landschap ontstaan. Dit landschap met zandwallen wordt ook wel het schurvelingenlandschap genoemd maar het aantal nog resterende echte schurvelingen is zeer beperkt. Het landschapsbeeld binnen de kern is in vergelijking met het polderlandschap zeer kleinschalig van opzet omdat vanwege de oorspronkelijk aanwezige schrale gronden de boerderijen overwegend klein bleven.