NDB
Status: | Vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.0505.BP173Ndb-3004 |
Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden met cultuurhistorische en landschapswaarden, te onderscheiden in:
volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven;
volwaardige agrarische hulpbedrijven;
volwaardige agrarische loondrijven;
waterrecreatie;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, groen, water, parkeervoorzieningen;
alsmede ter bescherming van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' als bedoeld in artikel 26.5
een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
3.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de in lid 3.1 onder a, b en c bedoelde functies, met dien verstande dat:
op gronden gelegen aan de rivierzijde van de hoofdwaterkering:
geen nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijn toegestaan;
per functie de bestaande bebouwing eenmalig met maximaal 10% van de inhoud mag worden uitgebreid;
3.2.2 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de in de verbeelding aangegeven hoogtemaat;
het bebouwd oppervlak bedraagt ten hoogste de in de verbeelding aangegeven oppervlaktemaat;
per volwaardig bedrijf is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en bijgebouwen toegestaan;
de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 800 m3;
het oprichten of uitbreiden van kassen en het plaatsen van nieuw ondersteunend glas is niet toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de ten hoogste toegelaten bouwhoogte bedraagt voor:
- |
erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn |
1 m |
- |
overige (erf)afscheidingen |
2 m |
- |
antennemasten op/aan een gebouw (t.o.v. bouwhoogte gebouw) |
3 m |
- |
overige antennemasten |
5 m |
- |
lichtmasten |
9 m |
- |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
4 m |
3.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 3.2.2 onder a. voor het buiten de aanduiding 'bouwvlak' oprichten van bebouwing met een maximale bouwhoogte en oppervlakte van respectievelijk 3 m en 50 m2, met dien verstande dat wordt aangetoond dat plaatsing binnen de aanduiding 'bouwvlak' uit een oogpunt van bedrijfsvoering niet doelmatig is;
b. lid 3.2.2 onder d. voor het oprichten van 1 bedrijfswoning met bijbehorende aan- en bijgebouwen ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf met een inhoud van ten hoogste 800 m3, mits de in lid 3.5a bedoelde omgevingsvergunning is verleend;
c. lid 3.2.3 voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van ten hoogste 9 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
een agrarisch loonbedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
een agrarisch hulpbedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hulpbedrijf';
waterrecreatie in de vorm van een watersportvereniging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - waterrecreatie';
ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn tevens een smederij en een praktijk voor dierenartsen toegestaan;
nevenactiviteiten zijn niet toegestaan;
de uitoefening van activiteiten ten behoeve van de intensieve veehouderij en glastuinbouw zijn, voorzover niet bestaand, niet toegestaan;
het parkeren en stallen van auto's als bedoeld in artikel 24.5 is uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'.
3.5 Afwijking van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 3.1 voor de vestiging van:
niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven, uitgezonderd intensieve veehouderij-activiteiten en glastuinbouw;
niet volwaardige agrarische bedrijven, uitgezonderd intensieve veehouderij-activiteiten en glastuinbouw;
lid 3.4 onder e. voor het uitoefenen van nevenactiviteiten bij volwaardige agrarische bedrijven in de vorm van:
agrarische hulpbedrijven;
bed and breakfast met ten hoogste 2 kamers of 6 gastenplaatsen per bedrijf;
handel in paarden;
het organiseren/uitvoeren van huifkartochten en spelvoorzieningen zoals Oud-Hollandse spelen;
huisverkoop van bedrijfseigen of streekgebonden food-producten, mits:
de verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.) ten hoogste 100 m2 bedraagt;
geen verkoop van andere producten, waaronder non-foodproducten plaatsvindt;
kampeerterreinen in de vorm van minicampings bij volwaardige agrarische bedrijven met dien verstande dat:
per bedrijf 1 minicamping is toegestaan;
per minicamping te hoogste 15 standplaatsen voor caravans, campers of tenten zijn toegestaan;
per minicamping ten hoogste 1 sanitairgebouw met een vloeroppervlakte van 50 m2 is toegestaan;
het oprichten van andere bebouwing, zoals trekkershutten of vakantiehuisjes niet is toegestaan,
een en ander mits het kampeerterrein vanuit het omringende gebied adequaat aan het zicht wordt onttrokken;
pluktuinen;
het stallen van boten en caravans in gebouwen, met dien verstande dat:
de oppervlakte van de stalling ten hoogste 750 m2 beslaat, waarvan tenminste 500 m2 in een gebouwde stalling;
per bedrijf 1 gebouwde stalling is toegestaan;
het stallen van paarden tot maximaal 20 paarden per bedrijf, waarbij per volwaardig agrarisch bedrijf 1 onoverdekte longeerbak buiten, maar wel aansluitend aan het bouwperceel mag worden gerealiseerd.
3.5.2 Voorwaarden afwijking
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 onder a. wordt uitsluitend verleend indien genoegzaam wordt aangetoond dat de betreffende grond en bebouwing niet langer ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf kan worden gebruikt.
De omgevingsvergunning bedoeld in lid 3.5.1 onder b. wordt uitsluitend verleend indien de nevenactiviteit of combinatie van nevenactiviteiten:
een ondergeschikt onderdeel van een volwaardig agrarisch bedrijf vormt;
binnen het bouwvlak zelf plaatsvindt;
geen belemmeringen voor andere agrarische bedrijven veroorzaakt;
niet leidt tot een onevenredige belasting van de wegen in het plangebied;
de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteit niet onevenredig aantast.
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 onder b.6 wordt in ieder geval verleend onder de volgende voorwaarden:
het gebruik van minicampings is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 april tot en met 31 oktober;
buiten de onder in lid 3.5.2.3 onder a. bedoelde periode mogen geen kampeermiddelen op de minicamping aanwezig zijn;
gebruik van kampeermiddelen voor al dan niet tijdelijke, niet-recreatieve huisvesting van personen is niet toegestaan;
de nevenactiviteit wordt beëindigd als de agrarische hoofdactiviteit wordt beëindigd.