direct naar inhoud van Regels

NDB

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0505.BP173Ndb-3004

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

 

26.1 Geurzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' zijn geen nieuwe geurgevoelige objecten toegestaan.

26.2 Waterwingebied

 

26.2.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied':

  1. is ten behoeve van het waterwingebied geen bebouwing toegestaan;

  2. zijn de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en de met een omgevingsvergunning ingevolge de artikelen 24, 26 en 27 toelaatbare bouwwerken niet toegestaan.

 

26.2.2 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 29.1 met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 26.2.1 onder a. voor bebouwing ten behoeve van de waterwinning, mits:

  1. wordt aangetoond dat de bebouwing noodzakelijk is voor de exploitatie en bescherming van het voor de drinkwatervoorziening bestemde grondwater;

  2. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 3,5 m bedraagt;

  3. de oppervlakte van gebouwen ten hoogste 50 m2 bedraagt;

  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 13 m bedraagt.

b. lid 26.2.1 onder b. mits wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming

 

26.2.3 Advies

Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.2.2 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van het waterwingebied omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van het waterwingebied niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

26.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden

 

26.2.4.1 Vergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' en zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van bomen of andere diepwortelende beplantingen;

  2. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, en/of ontginnen van gronden, het aanleggen van drainage en het aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;

  3. aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;

  4. het indrijven van voorwerpen.

 

26.2.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 26.2.4.1 is niet van toepassing zover deze werken en werkzaamheden de reguliere grondbewerking betreffen en met inachtneming van het bepaalde in artikel 29.1 de belangen van het waterwingebied niet onevenredig worden geschaad.

 

26.2.4.3 Beoordeling

Het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.2.4.1 is slechts toelaatbaar met inachtneming van het bepaalde in artikel 29.1 en indien en voor zover door deze werken en werkzaamheden de belangen van het waterwingebied niet onevenredig worden benadeeld.

 

26.2.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van het waterwingebied.

 

26.3 Grondwaterbeschermingsgebied

 

26.3.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' is:

  1. is ten behoeve van het grondwaterbeschernmingsgebied geen bebouwing toegestaan;

  2. zijn de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en de met een omgevingsvergunning ingevolge de artikelen en toelaatbare bouwwerken niet toegestaan.

 

26.3.2 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 29.1 met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 26.3.1 voor bebouwing ten behoeve van de grondwaterbescherming, mits:

  1. wordt aangetoond dat de bebouwing noodzakelijk is voor de exploitatie en bescherming van het voor de drinkwatervoorziening bestemde grondwater;

  2. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 3,5 m bedraagt;

  3. de oppervlakte van gebouwen ten hoogste 50 m2 bedraagt;

  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 13 m bedraagt;

  1. lid 26.3.1 voor bebouwing ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming.

 

26.3.3 Advies

Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.3.2 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van het grondwaterbeschermingsgebied niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden

26.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden

 

26.3.4.1 Vergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van bomen of andere diepwortelende beplantingen;

  2. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, en/of ontginnen van gronden, het aanleggen van drainage en het aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;

  3. aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;

  4. het indrijven van voorwerpen.

  5.  

26.3.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 26.3.4.1 is niet van toepassing zover deze werken en werkzaamheden de reguliere grondbewerking betreffen en met inachtneming van het bepaalde in artikel 29.1 de belangen van het grondwaterbeschermingsgebied niet onevenredig worden geschaad.

  1.  

26.3.4.3 Beoordeling

Het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.3.4.1 is met inachtneming van het bepaalde in artikel 29.1 slechts toelaatbaar, indien en voor zover door deze werken en werkzaamheden de belangen van het grondwaterbeschermingsgebied niet onevenredig worden benadeeld.

  1.  

26.3.4.4 Advies

  1. Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.3.4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van het grondwaterbeschermingsgebied niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

26.4 Veiligheidszone - lpg

 

26.4.1 Bouwregels

In afwijking van de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en de met een omgevingsvergunning ingevolge de artikelen en toelaatbare bouwwerken, mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', voorzover niet bestaand, geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

26.4.2 Gebruik

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is gebruik voor kwetsbare of beperkt kwetsbare functies, voorzover niet bestaand, niet toegestaan.

 

26.5 Cultuurhistorische waarden

 

 

26.5.1 Bescherming cultuurhistorische waarden

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' dienen de aanwezige cultuurhistorische waarden gehandhaafd te worden.

 

 

26.5.2 Sloopvergunning

 

26.5.2.1 Omgevingsvergunning voor het slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) een bouwwerk of werk met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen of te vernietigen.

 

26.5.2.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.5.2.1 wordt uitsluitend verleend indien uit cultuur-/bouwhistorisch onderzoek blijkt, dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.

 

 

26.5.3 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een als zodanig op de verbeelding aangeduid werk of landschapselement van cultuurhistorische betekenis geheel of gedeeltelijk te veranderen.

 

26.5.4 Voorwaarden

Het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.5.3 is slechts toelaatbaar indien uit cultuurhistorisch onderzoek blijkt dat de cultuurhistorische waarden van het werk of landschapselement niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.