direct naar inhoud van 7.1 Overleg
Plan: Dorpsgebied Dirksland 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0504.DLDdorpdirksland-BP30

7.1 Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro aan de wettelijke overlegpartners toegestuurd. Dit betreft:

  • 1. provincie Zuid-Holland;
  • 2. VROM-Inspectie Zuid-West;
  • 3. waterschap Hollandse Delta;
  • 4. Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO);
  • 5. Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.

De genoemde instanties hebben ieder een overlegreactie kenbaar gemaakt. De reactie van de VROM-Inspectie en van het ISGO waren van algemene aard en gaven aan dat er geen inhoudelijke opmerkingen zijn. De overige reacties betreffen wel inhoudelijke reacties. De inhoudelijke overlegreacties zijn onderstaand uiteengezet en van een beoordeling voorzien. Per reactie is een conclusie opgenomen of het plan al dan niet aanpassingen behoeft.

Provincie Zuid-Holland

Samenvatting reactie

De provincie heeft één opmerking op het voorontwerpbestemmingsplan, deze betreft de maatvoering die wordt aangehouden in de bestemmingsregels voor 'Waarde - Archeologie'. De oppervlakte- en dieptematen van (bouw)werkzaamheden waarvoor archeologisch onderzoek wordt vereist, wijken af van het provinciaal beleid. Omdat het regionale archeologiebeleid van het ISGO nog niet is vastgesteld, is het provinciaal beleid op dit moment maatgevend. Gevraagd wordt de maatvoering aan te passen op de provinciale regeling. Hier kan van worden afgezien, indien het regionale archeologiebeleid wordt vastgesteld voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Beoordeling reactie

Het regionale archeologiebeleid wordt vastgesteld voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Voor het bestemmingsplan kan het regionale beleid daarom als maatgevend worden aangehouden. Wanneer bij de vaststelling van het regionale archeologiebeleid relevante wijzigingen worden aangebracht, kunnen deze alsnog worden doorvertaald in het bestemmingsplan.

Conclusie

De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.

Waterschap Hollandse Delta

Samenvatting reactie

Het waterschap Hollandse Delta verzoekt om een aanvulling van de waterparagraaf. Vermeld staat dat er langs het havenkanaal van Dirksland een boezemkade ligt. Deze ligt echter ook langs de Boezem, wat het waterschap graag in de tekst opgenomen ziet.

Verder voldoet het plan aan de uitgangspunten die het waterschap hanteert voor waterkwaliteit, waterkwantiteit, waterkeringen en zuiveringsbeheer.

Beoordeling reactie

De kades langs de boezem zijn boezemkades. De bijbehorende dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen op de verbeelding. De waterparagraaf blijft hier echter in gebreke en zal zoals verzocht worden aangevuld.

Conclusie

De overlegreactie leidt tot aanpassing van het plan. In de waterparagraaf wordt vermeld dat in aanvulling op het havenkanaal van Dirksland, ook de Boezem aan weerszijden is voorzien van boezemkades.

Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond

Samenvatting reactie

  • 1. De Veiligheidsregio vraagt zich af op grond van welk onderzoek gesteld kan worden dat voor het transport over de N215 voldaan wordt aan het groepsrisico. Daarbij wordt aangegeven dat er een nieuwe berekening van het groepsrisico kan worden uitgevoerd met de meest actuele transportgegevens.
  • 2. Daarnaast is de Veiligheidsregio ook benieuwd naar de onderbouwing van de conclusie dat voor de aardgastransportleiding voldaan wordt aan de oriëntatiewaarde.
  • 3. De Veiligheidsregio geeft tot slot aan dat naar haar idee de Beleidsvisie Externe Veiligheid zou moeten worden doorvertaald in de bestemmingsregels. Bij nieuwe ontwikkelingen kan daar dan aan getoetst worden.

Beoordeling reactie

  • 1. Dat voor het transport over de N215 wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico, blijkt in de eerste plaats uit de Beleidsvisie Externe Veiligheid Goeree-Overflakkee, zoals door het ISGO opgesteld. Daarnaast is de aard van de omgeving van belang. Ter plaatse van het plangebied is binnen de zone van 200 m rondom de N215 sprake van weinig bebouwing en daarom van een lage personendichtheid. Bovendien maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Ter verduidelijking zal nadrukkelijker verwezen worden naar de bovengenoemde visie. Aangezien de Externe Veiligheidsvisie uit 2008 concludeert dat het GR in de huidige situatie kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is en het bestemmingsplan in de omgeving van deze weg geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, wordt een actualisering van de berekening van het GR niet noodzakelijk geacht.
  • 2. Dat voor de aardgasleiding wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico, is geconcludeerd op basis van de risicokaart en de aard van de omgeving. Binnen de inventarisatie-afstand ligt een zeer beperkt aantal gebouwen, waardoor de personendichtheid laag is. Bovendien maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk binnen het invloedsgebied voor het GR.
  • 3. Het doorvertalen van de beleidsvisie in de bestemmingsregels is niet noodzakelijk. Wanneer nieuwe ontwikkelingen aan de orde komen en deze blijken binnen de zogenaamde PREVAP-methodiek te vallen, dan zal de Veiligheidsregio per definitie worden ingeschakeld om advies uit te brengen.

Conclusie

De overlegreactie leidt tot aanpassing van het plan. In de milieuparagraaf zal onder het aspect 'Externe veiligheid' nadrukkelijker worden verwezen naar de Beleidsvisie Externe Veiligheid Goeree-Overflakkee', zoals opgesteld door het ISGO.