direct naar inhoud van Regels
Plan: Professor Schoemaker Plantage Grasbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0051-2001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Professor Schoemaker Plantage Grasbuurt met identificatienummer NL.IMRO.0503.BP0051-2001 van de gemeente Delft;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-gebonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, therapeutisch of paramedisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing kan worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 balkon

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.11 bed and breakfast

een aan de woning c.q. woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, voor een kortdurend verblijf. Onder een Bed & Breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.15 bijbehorende voorzieningen

voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, groen, water, ontsluitingswegen, bruggen, duikers, kades, taluds of beschoeiingen;

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige dan wel bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct op indirect steun vindt op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.24 burgemeester en wethouders

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

1.25 bvo (brutovloeroppervlak)

het totale gebouwde vloeroppervlak;

1.26 consumentenvuurwerk

vuurwerk voor particulier gebruik;

1.27 dakkapel

bijbehorend bouwwerk op een schuin dak;

1.28 daknok

hoogste punt van een schuin dak;

1.29 dakopbouw

een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw boven goothoogte;

1.30 dakterras

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een bijbehorend bouwwerk voorzien van een afscheiding;

1.31 dakvoet

laatste punt van een schuin dak;

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met rechtstreeks contact met het publiek, zoals bijvoorbeeld kapsalons en reisbureaus;

1.34 dove gevel
  • 1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB, alsmede
  • 2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.35 ecologische voorzieningen

in ieder geval faunaroosters, ecoduikers etc.

1.36 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en deze die inrichting niet verbieden

1.37 erker

een bijbehorend bouwwerk aan de voor- of zijgevel van een hoofdgebouw;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 geluidluwe zijde
  • a. de geluidsbelasting op de geluidluwe zijde mag cumulatief niet meer bedragen dan 60 dB, exclusief aftrek conform artikel 110 van de Wet geluidhinder;
  • b. indien de gecumuleerde geluidbelasting op de hoogst belaste zijde 65 dB of minder bedraagt, bedraagt de gecumuleerde geluidsbelasting op de geluidluwe zijde maximaal 55 dB (excl. aftrek);
  • c. de gevel achter een vliesgevel kan beschouwd worden als een geluidluwe zijde.
1.40 gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.41 grenswaarde

de hoogste van de twee volgende geluidsbelastingen:

  • 1. een door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde
  • 2. de voorkeursgrenswaarde;
1.42 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 hoofdrijbaan

een rijbaan die in belangrijke mate is bestemd voor doorgaand (auto)verkeer;

1.44 Hoogheemraadschap

het Hoogheemraadschap van Delfland;

1.45 horeca

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café's, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels en discotheken;

1.46 kantoor

een bedrijf dat niet of slechts in ondergeschikte mate op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

1.47 kap

een gesloten, voornamelijk hellende bovenbeëindiging van een gebouw bestaande uit tenminste een niet-horizontale vlak;

1.48 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende erfbebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.49 kunstwerken
  • 1. voortbrengsels van de beeldende kunsten
  • 2. bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals sluizen, tunnels, bruggen, viaducten enz;
1.50 kwetsbare objecten

objecten zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.51 LvB

de Lijst van bedrijfstypen en die onderdeel uitmaakt van deze regels;

1.52 maatschappelijke voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening en verenigingsleven met uitsluiting van uitvaart/begraafplaatsen, gevangeniswezen en defensie/militaire zaken;

1.53 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtsreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.54 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare toiletten en apparatuur voor telecommunicatie;

1.55 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.56 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.57 parkeervoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten;

1.58 peil
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.59 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.60 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt;

1.61 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.62 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras

de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de voorziening is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water;
  • c. natuurvriendelijke oevers
  • d. ecologische zones;
  • e. ecologische voorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. langzaam verkeersroutes.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de regels van artikel 15 en de volgende bepaling:

  • a. leidingen zijn uitsluitend onder maaiveld toegestaan;
  • b. voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoofdrijbanen;
  • b. een busbaan met ten hoogste 2x1 rijstrook;
  • c. verblijfs- en verkeersvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water;
  • f. kunstwerken;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels van artikel 15 en de volgende bepalingen:

  • a. voorzieningen voor het stallen van fietsen zijn toegestaan indien:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,5 m, de breedte niet meer bedraagt dan 2,2 m en de diepte niet meer bedraagt dan 2,4 m;
    • 2. de voorzieningen voor het stallen van fietsen solitair staan dan wel maximaal eenmaal zijn geschakeld;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder 4.2 onder a en 15.1 onder a, zijn er 3 overdekte fietstallingen toegestaan, indien de overdekte fietsenstalling een maximum bouwhoogte van 2,5 m heeft;
  • c. voor het overige zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.

Artikel 5 Verkeer - Wegverkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoofdrijbanen;
  • b. bermen;
  • c. taluds;
  • d. water;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels van artikel 15 en de volgende bepaling:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan met een maximum bouwhoogte van 15 m;

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding in samenhang met waterrecreatie;
  • b. bijbehorende voorzieningen;
  • c. natuurvriendelijke oevers;
  • d. ecologische zones;
  • e. groen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kunstwerken.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de regels van artikel 15 en de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  • b. steigers ten behoeve van de toegang tot naastgelegen gronden mogen een maximum bouwhoogte van 4 m en een minimale bouwhoogte van 0,2 m ten opzichte van het waterpeil hebben;

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

waarbij maximaal 425 woningen zijn toegestaan. Een en ander overeenkomstig het bepaalde in deze bestemming.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van artikel 15 en de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • b. het oprichten van woningen is slechts toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dan wel de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wonen' dienen de woningen te zijn voorzien van een dove gevel, tenzij de geluidsbelasting voldoet aan de grenswaarde;

2. om aan de grenswaarde te voldoen kan gebruik worden gemaakt van (een combinatie van) de volgende geluidwerende voorzieningen:

1. voorhangscherm, mits

      • uitgevoerd als (enkelvoudig) scherm onder de voorwaarden dat de grenswaarde zonder maatregelen met maximaal 2 dB wordt overschreden, het scherm aan alle zijden ten minste 30 cm voorbij de rand van het te openen geveldeel steekt en de afstand tussen het scherm en de gevel beperkt is tot maximaal 5 cm.;
      • bij overschrijdingen van de grenswaarde zonder maatregelen groter dan 2 dB gebruik wordt gemaakt van speciaal voor dit doel vervaardigde constructies met randabsorptie;

2. portaal bij entree, mits

      • de grenswaarde zonder maatregelen met maximaal 2 dB wordt overschreden;
      • het portaal verdiepingshoog wordt uitgevoerd en over de volledige breedte van de gevel wordt aangebracht;
      • bij hoekwoningen het portaal wordt voorzien van een (eveneens) gesloten zijkant die aansluit op de achterliggende gevel;

3. serre/loggia, mits

      • de grenswaarde zonder maatregelen met maximaal 2 dB wordt overschreden;
      • de borstwering gesloten wordt uitgevoerd en in het plafond absorptiemateriaal wordt aangebracht;
  • c. woningen dienen voorzien te zijn van een geluidluwe zijde, zoals omschreven in artikel 7.2.5;
  • d. bij woningen die eenzijdig zijn georiënteerd, dient op gebouwniveau ten minste 50% van die woningen niet gelegen te zijn aan de hoogst geluidsbelaste zijde;
  • e. kelders en souterrains zijn toegestaan;
  • f. balkons en dakterrassen zijn toegestaan;
  • g. per hoofdgebouw zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de diepte van een bijbehorende bouwwerk aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 4 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een bijbehorende bouwwerk mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0.4 m;
    • 3. de diepte van een bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 3,5 m bedragen, mits tussen bijbehorend bouwwerk en perceelgrens minimaal 1 m vrije ruimte resteert;
    • 4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken aan de zijgevel mag maximaal de hoogte van twee aangrenzende bouwlagen van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 m, mits de diepte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 2,5 m en tussen bijbehorend bouwwerk en perceelgrens minimaal 1 m vrije ruimte resteert;

7.2.2 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de regels van artikel 15 en de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitsluitende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder a, zijn met in achtneming van artikel 14 ook gebouwen toegestaan.

7.2.3 Dienstverlening
  • a. De oppervlakte mag maximaal 2.500 m2 bvo bedragen;
7.2.4 Parkeervoorzieningen
  • a. De bouwhoogte van gebouwde parkeervoorzieningen mag maximaal 5,5 m bedragen.
7.2.5 Geluidluwe zijde

Voor een geluidluwe zijde geldt:

  • a. minimaal één van de gevels van de woning dient als geluidluwe zijde te worden opgericht en in stand te worden gehouden;

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. artikel 7.2.1 sub b onder 2 om op andere wijze maatregelen of geluidwerende voorzieningen toe te passen;
7.3.2 Voorwaarden afwijken
  • a. Het bevoegd gezag past de in lid 7.3.1, sub a bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbare maatregel of voorziening om op akoestisch en stedenbouwkundig verantwoorde wijze te voldoen aan de vastgestelde geluidsbelasting.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Ingebruikname woningen

De woningen mogen pas in gebruik worden genomen als aan de in lid 7.2.1 sub b genoemde voorwaarden is voldaan.

7.4.2 Milieucategorie aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot categorie 1 van de Lijst van bedrijfstypen.

7.4.3 Aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, voor zover:

7.4.4 Gebruiksverbod
  • a. Dienstverlening zoals bepaald in artikel 7.2.3 sub a heeft geen geluidsgevoelige functies;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' geldt dat woningen in stand gehouden dienen te blijven:
    • 1. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning woningen te slopen, tenzij ter plaatse van de overige woningen in het plan voldaan wordt aan de grenswaarde;
    • 2. indien niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7.4.4 sub b onder 1., wordt het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 7.1 opgenomen bestemmingsomschrijving voor wonen, aangemerkt als strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

7.5.2 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag past de in lid 7.5.1, sub a bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot categorie 1 van de Lijst van bedrijfstypen en indien de kwaliteit van leefomgeving hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. gasleiding;
  • b. bijbehorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Gas' mogen worden gebouwd.
  • b. De hartlijn van de gasleiding wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-gas'.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder a en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder, de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in lid 8.1 aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
8.4.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatieuitwisseling ondergrondse netten;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, en/of
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
8.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de gasleiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

Artikel 9 Leiding - Hoogspanning

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Leiding - Hoogspanning" aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. hoogspanningsleiding van ten hoogste 150 kV;
  • b. bijbehorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' mogen worden gebouwd.
  • b. De hartlijn van de hoogspanningsleiding wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-hoogspanning'.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding en mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder a en onder b en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in artikel 9.1 aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
9.4.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in 9.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op de aanleg van de 150 kV ondergrondse hoogspanningsleidingen;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan en/of;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
9.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

Artikel 10 Leiding - Riool

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. rioolwaterpersleiding;
  • b. bijbehorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Riool' mogen worden gebouwd.
  • b. De hartlijn van de rioolwaterpersleiding wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-riool'.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de rioolwaterpersleiding en mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder a en onder b en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in lid 10.1 aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
10.4.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 10.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan en/of
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
10.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in lid 10.4.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de rioolwaterpersleiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

Artikel 11 Leiding - Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Leiding - Water" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. watertransportleiding;
  • b. bijbehorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor het van en gelden de volgende bepalingen:

  • a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding-Water' mogen worden gebouwd.
  • b. De hartlijn van de watertransportleiding wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-water'.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de watertransportleiding en mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 onder a en onder b en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in 11.1 aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
11.4.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in 11.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan en/of
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
11.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in 11.4.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de watertransportleiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

Artikel 12 Waarde - Archeologie I

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie I' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:

  • a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  • b. Indien uit het in lid 12.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • 3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De verplichting als bedoeld in lid 12.2 onder a geldt niet voor projecten met een oppervlakte die kleiner is dan 100 m2 en een diepte van minder dan 40 cm beneden maaiveld.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. bodemverstorende werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 100 m2 en/of diepte dieper dan 40 cm beneden maaiveld, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
12.3.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 12.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan en/of
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, en/of
  • d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht;
  • e. betrekking hebben op een project met een oppervlakte van minder dan 100 m2 en/of een diepte van minder dan 40 cm beneden maaiveld.
12.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in lid 12.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden en
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de gemeente archeoloog.
12.3.4 Archeologisch onderzoek

Alvorens een vergunning als bedoeld in lid 12.3.1 wordt verleend, moet door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.

12.3.5 Voorschriften aan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Indien uit het onderzoek als bedoeld in lid 12.3.4 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.3.1 kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.3.1:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde-Archeologie I' ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Bestemmingsplan Professor Schoemaker Plantage

Voor zover niet door dit plan is gewijzigd, is de verbeelding en het bepaalde in de artikelen 13.2, 13.3 en 13.4 van het bestemmingsplan Professor Schoemaker Plantage, te raadplegen via http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0503.BP0038-2001/r_NL.IMRO.0503.BP0038-2001.html, van (overeenkomstige) toepassing op de gebiedsaanduidingen 'overige zone - park', 'overige zone - water' en 'overige zone -horeca, met dien verstande dat de bepaalde minimale m2 groen en water uit de artikelen 13.2 en 13.3 respectievelijk het bepaalde maximale m2 horeca uit het artikel 13.4 van het bestemmingsplan Professor Schoemaker Plantage gelden voor dit plan en Professor Schoemaker Plantage gezamenlijk. Na uitvoering van de fasering wordt in beide plannen gezamenlijk een waterbergingsopgave gerealiseerd van minimaal 1.599 m3 dan wel minimaal 5.325 m2.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. bijbehorende voorzieningen ten behoeve van water, zoals bruggen, duikers, taluds en beschoeiingen zijn ook toegestaan binnen de bestemmingen die aan de bestemming water grenzen;
  • c. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', in Hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:

    Bouwhoogte  
  Van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied   2 m  
  Van erf- en terreinafscheidingen bij hoekwoningen   De bouwhoogte van de eerste
bouwlaag van het bijbehorende
hoofdgebouw, vermeerderd met
0,4 m  
  Van erf- en terreinafscheidingen elders   1 m  
  Van voorzieningen voor de betreding van een dakterras, gemeten vanaf het dakterras.   1,5 m  
  Van geluidwerende voorzieningen   12,5 m  
  Van lichtmasten   4 m  
  Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m  

15.2 Algemene parkeerregels
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang en de gebruiksfunctie van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren van auto's op het eigen terrein en deze parkeerruimte in stand wordt gehouden;
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang en de gebruiksfunctie van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren van fietsen op het eigen terrein en deze parkeerruimte in stand wordt gehouden.

15.3 Uitzondering

Het bepaalde in lid 15.2 sub b geldt niet voor een gebouw voor een woonfunctie, niet-zijnde een woonfunctie voor studenten of een woonfunctie voor zorg.

15.4 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2:

  • a. indien het voldoen aan het bepaalde in lid 15.2 door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; en/of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien en deze in stand wordt gehouden.

15.5 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 15.4 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • b. de woon- en leefsituatie.

15.6 Beleidsregels Nota Parkeernormen 2018

Het bevoegd gezag past het bepaalde in de leden 15.2, 15.4 en 15.5 toe met inachtneming van de beleidsregels uit de Nota parkeernormen 2018. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt bij de toetsing uitgegaan van de nieuwe of gewijzigde beleidsregels, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

  • a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, met uitzondering van het bepaalde in lid 16.2 sub a;
  • c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

16.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 16.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

17.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 ter zake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 meter mogen worden verhoogd;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van en dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. overschrijding van de bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak en/of bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • e. overschrijding van aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken, door luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter;
  • f. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  • g. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de en, geen gebouw zijnde, maximaal 6 meter mag bedragen;
  • h. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 meter.

17.2 Voorwaarden afwijken

Van de in lid 17.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. en de verkeersafwikkeling ter plaatse.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

18.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het plan mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

18.2 Bevoegdheid vaststelling exploitatieplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het wijzigen van een bestemming, zoals bedoeld in 18.1, een exploitatieplan vast te stellen, dan wel te besluiten om in afwijking hiervan bij een besluit tot vaststelling van een wijziging geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Professor Schoemaker Plantage Grasbuurt.