direct naar inhoud van Regels
Plan: Professor Schoemaker Plantage
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0038-2001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Professor Schoemaker Plantage met identificatienummer NL.IMRO.0503.BP0038-2001 van de gemeente Delft;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw op de begane grond dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.9 balkon

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het aangrenzend hoofdgebouw;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw

1.12 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.13 bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen en/of opslaan van producten zoals genoemd in de Lijst van bedrijfstypen niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, hotel en horeca;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.17 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.18 bijbehorende voorzieningen

voorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming zoals parkeren, groen, water, ontsluitingswegen, bruggen, duikers, kades, taluds of beschoeiingen;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak zoals aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen;

1.20 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ten dienste staat van de in het bijbehorende hoofdgebouw toegelaten functies en in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, tenzij sprake is van huisvesting in verband met mantelzorg;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kelder en kap;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct op indirect steun vindt op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.28 burgemeester en wethouders

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

1.29 bvo (brutovloeroppervlak)

het totale gebouwde vloeroppervlak;

1.30 consumentenvuurwerk

vuurwerk voor particulier gebruik;

1.31 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk, gebied of element toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid of herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;

1.32 dakopbouw

een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw boven goothoogte;

1.33 dakterras

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een aan- of uitbouw voorzien van een afscheiding;

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met rechtstreeks contact met het publiek, zoals bijvoorbeeld kapsalons en reisbureaus;

1.36 ecologische voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de bescherming van fauna, zoals faunarasters, -duikers of bomen ten behoeve van vliegroutes

1.37 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.38 erker

een uitbouw aan de voorgevel van een hoofdgebouw;

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 geluidluwe zijde
  • a. de geluidsbelasting op de geluidluwe zijde mag cumulatief niet meer bedragen dan 60 dB, exclusief aftrek conform artikel 110 van de Wet geluidhinder;
  • b. indien de gecumuleerde geluidbelasting op de hoogst belaste zijde 65 dB of minder bedraagt, bedraagt de gecumuleerde geluidsbelasting op de geluidsluwe zijde maximaal 55 dB (excl. aftrek);
  • c. de gevel achter een vliesgevel kan beschouwd worden als een geluidsluwe zijde.
1.41 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.42 Hoogheemraadschap

het Hoogheemraadschap van Delfland;

1.43 horeca

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café's, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels en discotheken;

1.44 hoofdrijbaan

een rijbaan die in belangrijke mate is bestemd voor doorgaand (auto)verkeer;

1.45 hoogtescheidingslijn

een op de verbeelding binnen een aangegeven lijn waarmee de scheiding tussen twee binnen dat aangegeven hoogteaanduidingen wordt weergegeven;

1.46 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.47 kantoor

een bedrijf dat niet of slechts in ondergeschikte mate op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

1.48 kap

een gesloten, voornamelijk hellende bovenbeëindiging van een gebouw bestaande uit tenminste twee niet-horizontale vlakken;

1.49 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of omgevingsvergunningplicht op grond van art. 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsvergunning geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.50 kunstwerken

voortbrengsels van de beeldende kunsten en bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals sluizen, tunnels, bruggen, viaducten enzovoort;

1.51 kwetsbare objecten

objecten zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.52 LvB

de Lijst van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze regels;

1.53 maatschappelijke voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening en verenigingsleven met uitsluiting van uitvaart/begraafplaatsen, gevangeniswezen en defensie/militaire zaken;

1.54 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, openbare toiletten en apparatuur voor telecommunicatie;

1.55 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.56 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.57 parkeervoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten;

1.58 peil
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.59 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.60 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.61 sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, bestaande uit maximaal twee kamers;

1.62 sociale koopwoning

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, bestaande uit maximaal twee kamers;

1.63 studentenwoning

een woning die aan een student verhuurd wordt onder campuscontract;

1.64 terreineenheid

een aaneengesloten stuk grond, dat wordt gebruikt ten behoeve van en/of behoort bij een bedrijf;

1.65 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt;

1.66 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.67 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.68 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras

de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de voorziening is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van artikel 14 en de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
3.2.2 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de regels van artikel 14 en de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan,
  • b. in afwijking van het bepaalde onder 3.2.2 onder a, zijn met inachtneming van artikel 13.4 ook gebouwen toegestaan;
  • c. fietsenstallingen zijn toegestaan met een maximum bouwhoogte van 2,5 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde in artikel 14 zijn binnen deze bestemming geluidwerende voorziening toegestaan met een maximum bouwhoogte van 15 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Milieucategorie

De in lid 3.1 onder sub a genoemde functie is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend bedrijven uit de categorie 1 en 2 zijn van de LvB zijn toegestaan en het bedrijf of bedrijven gericht zijn op toegepast natuurwetenschappelijke onderzoek;
3.3.2 Gebruiksverbod

Niet toegestaan zijn:

  • a. risicovolle inrichtingen;
  • b. zelfstandige kantoren;
  • c. kwetsbare objecten;
  • d. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. detailhandel.
3.3.3 Instandhouding

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sloopverbod' gelden de volgende bepalingen:

  • a. dat het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen te slopen.
  • b. indien niet wordt voldaan het bepaalde in artikel 3.3.3 sub a, wordt het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 9.1 opgenomen bestemmingsomschrijving voor wonen of andere geluidsgevoelige functies, aangemerkt als strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
3.3.4 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning voor slopen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.3 wordt slechts verleend, indien door middel van een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat:

  • a. met andere maatregelen of voorzieningen zoals geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de woningen en andere geluidsgevoelige functies binnen de bestemming Woongebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een verleende hogere grenswaarden.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken gebruiksverbod

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.2 sub e voor het uitoefenen van een seksinrichting, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. binnen het gehele gemeentelijke grondgebied zijn maximaal 2 seksinrichtingen toegestaan;
  • b. binnen een straal van 250 m vanaf NS-stations en binnen een straal van 50 m vanaf gebedshuizen en scholen zijn seksinrichtingen niet toegestaan;
  • c. de afstand tussen de seksinrichting en de dichtstbijzijnde woning van een derde dient minimaal 10 m te bedragen;
  • d. de onderlinge afstand tussen de 2 seksinrichtingen dient minimaal 50 m te bedragen;
  • e. ten behoeve van de seksinrichting dient in voldoende mate in parkeergelegenheid voor de bezoekers te zijn voorzien;
  • f. een seksinrichting in de vorm van raamprostitutie is niet toegestaan.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, met inbegrip van bedrijven ten behoeve van de toegepaste natuurwetenschap onderzoek, zoals laboratoria;
  • b. technisch hoger onderwijs;
  • c. dienstverlening;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', is maximaal 4000 m² bedrijfsvloeroppervlakte (BVO) kantoren toegestaan;
  • e. bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van en binnen het bouwwerk gelden de regels van artikel 14 en de volgende bepalingen:

  • a. de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maximum bouwhoogte;
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Milieucategorie

De in 4.1 sub a genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot categorie 1 en 2 van Bijlage 3 Lijst van bedrijfstypen .

4.3.2 Gebruiksverbod

Niet toegestaan zijn:

  • a. Bevi-inrichtingen;
  • b. geluidhinderlijke inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • c. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • d. seksinrichting.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water;
  • c. natuurvriendelijke oevers
  • d. ecologische zones;
  • e. ecologische voorzieningen
  • f. langzaam verkeersroutes;
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de regels van artikel 14 en de volgende bepaling:

  • a. leidingen zijn uitsluitend onder maaiveld toegestaan;
  • b. voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en andere verblijfs- en verkeersvoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water, bruggen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. kunstwerken;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. voorzieningen voor het stallen van fietsen;
  • h. laad- en losvoorzieningen;
  • i. parkeervoorziening.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels van artikel 14 en de volgende bepalingen:

  • a. voorzieningen voor het stallen van fietsen zijn toegestaan indien:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,5 m, de breedte niet meer bedraagt dan 2,2 m en de diepte niet meer bedraagt dan 2,4 m;
    • 2. de voorzieningen voor het stallen van fietsen solitair staan dan wel maximaal eenmaal zijn geschakeld;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder 6.2 onder a en 14 onder a, zijn er 3 overdekte fietstallingen toegestaan, indien:
    • 1. de overdekte fietsenstalling een maximum bouwhoogte van 2,5m heeft;
  • c. voor het overige zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding in samenhang met waterrecreatie;
  • b. voorzieningen zoals bruggen, duikers, kades, taluds en beschoeiingen;
  • c. natuurvriendelijke oevers
  • d. ecologische zones;
  • e. groen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kunstwerken;
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de regels van artikel 14 en de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  • b. steigers ten behoeve van de toegang tot naastgelegen gronden mogen een maximum bouwhoogte van 4 m en een minimale bouwhoogte van 0,2 m ten opzichte van het waterpeil hebben;

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van artikel 14 en de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • b. kelders en souterrains zijn toegestaan.
8.2.2 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de regels van artikel 14 en de volgende bepalingen:

8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Milieucategorie

De uitoefening van en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot categorie 1 van de Lijst van bedrijfstypen met uitzondering van bedrijven die in de Lijst van bedrijfstypen een kader om de categorie hebben.

8.3.2 Verticale bestemming
  • a. De in artikel 8.1 lid 1 sub b t/m d genoemde functies zijn slechts toegestaan op de begane grond.
8.3.3 Aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, voor zover:

8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.3.3 om de aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 2 van de Lijst van bedrijfstypen mogelijk te maken met uitzondering van bedrijven die in de Lijst van bedrijfstypen zijn opgenomen;
  • b. het bepaalde in lid 8.3.3 om de aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te laten die niet genoemd worden in de Lijst van Bedrijfstypen.
8.4.2 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag past de in lid 8.4.1, sub a en b bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot categorie 1 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.

Artikel 9 Woongebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van artikel Artikel 14 en de volgende bepalingen:

  • a. het totaal aantal woningen mag niet meer bedragen dan 413.
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. de woningen en andere geluidgevoelige gebouwen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde en hebben niet meer dan 54 dB aan wegverkeerslawaai van de Schoemakerstraat op de gevel van het hoofdgebouw, danwel voldoen aan de voorkeursgrenswaarde;
  • d. de geluidgevoelige gebouwen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde en hebben niet meer dan 53 dB aan wegverkeerslawaai van de Rijksweg A13 op de gevel van het hoofdgebouw, danwel voldoen aan de voorkeursgrenswaarde;
  • e. de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde en hebben, ingevolge het Stap-3 Besluit Interimwet Stad- & Milieubenadering, niet meer dan 60 dB(A) aan wegverkeerslawaai van de Rijksweg A13 op de gevel van het hoofdgebouw, danwel voldoen aan de voorkeursgrenswaarde;
  • f. kelders en souterrains zijn toegestaan;
  • g. per hoofdgebouw zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2;
    • a. de diepte van een bijbehorende bouwwerken aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 4 m bedragen;
    • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0.4 m;
    • c. de diepte van een bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 3,5 m bedragen, mits tussen bijbehorend bouwwerk en perceelsgrens minimaal 1 m vrije ruimte resteert;
    • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken aan de zijgevel mag maximaal de hoogte van twee aangrenzende bouwlagen van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 m, mits de diepte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 2,5 m en tussen bijbehorend bouwwerk en perceelsgrens minimaal 1 m vrije ruimte resteert;
    • e. vrijstaande bijbehorend bouwwerk moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
      1. indien hoger dan 3 m: voorzien van een schuin dak, de dakvoet niet hoger dan 3 m, de daknok gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55°, en waarbij de bouwhoogte niet meer is dan 5 m en verder wordt begrensd door de volgende formule: maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3;
      2. functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg
  • h. balkons en dakterrassen zijn toegestaan;
  • i. voor het overige zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
9.2.2 Parkeervoorzieningen
  • a. De bouwhoogte van gebouwde parkeervoorzieningen mag maximaal 5,5 m bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de regels van artikel 14 en de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder 9.2.3 onder a, zijn met inachtneming van artikel 13.4 ook gebouwen toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 14 mogen de geluidwerende voorzieningen maximaal 12,5 m bedragen;
9.2.4 Geluidsluwe zijde

Voor een geluidsluwe zijde geldt:

  • a. minimaal één van de gevels van de woning of geluidsgevoelig gebouw dient met één geluidluwe zijde te worden opgericht en in stand te worden gehouden;
  • b. in afwijking van het bepaald onder 1.40 onder a, b en c, dient voor elke woning waarvoor een hogere grenswaarde van meer dan 53 dB vanwege de Rijksweg A13 is vastgesteld, voor de eerste twee bouwlagen de gecumuleerde geluidsbelasting op de geluidsluwe zijde maximaal 50 dB (excl. aftrek) te zijn;
  • c. voor een woning kan in plaats van het bepaalde in artikel 9.2.4 onder b een geluidsluwe niet-gemeenschappelijke buitenruimte gerealiseerd worden met een vloeroppervlakte van ten minste 6 m² en een breedte van ten minste 1,5 m, die rechtstreeks bereikbaar is vanuit een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van die woonfunctie.
9.2.5 Contact-geluid

Voor woningen geldt conform het bepaalde in het Stap-3 Besluit Interimwet Stad- & Milieubenadering en zoals behorende bij dit bestemmingsplan:

  • a. dat gewogen contact-geluidniveau voor de geluidsoverdracht, van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een aangrenzende woonfunctie op hetzelfde of ander perceel maximaal 49 dB is.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Milieucategorie aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot categorie 1 van de LvB met uitzondering van bedrijven die in de LvB een kader om de categorie hebben.

9.3.2 Aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, voor zover:

9.3.3 Milieucategorie

Detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan voorzover zij behoren tot categorie 1 van de LvB.

9.3.4 Verbindingszone

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verbindingszone' dient een groene verbindingszone te worden gerealiseerd, onder de volgende voorwaarden:

  • de verbindingszone heeft continue, over de hele lengte, een minimale doorsnede van 28 meter;
  • binnen de oppervlakte aan groen is water toegestaan.
  • binnen de oppervlakte aan groen zijn langzaamverkeerspaden toegestaan;
  • autowegen mogen het de verbindingszone niet doorsnijden en niet zodanig geplaatst worden dat de realisatie van een aaneengesloten zone onmogelijk wordt gemaakt;
  • gebouwen zijn uitgesloten.
9.3.5 Verbindingsweg

Het woongebied dient door middel van een verbindingsweg te worden ontsloten met twee ontsluitingen aan de westelijk zijde van het plangebied, met dien verstande dat wegen de overige zone - park niet mogen doorsnijden met uitzondering van één weg door overige zone - park.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.3.1 om de aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 2 van de LvB;
  • b. het bepaalde in lid 9.3.3 om functies uit categorie 2 van de LvB toe te laten;
  • c. het bepaalde in lid 9.3.1 en 9.3.3 om detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, horeca en aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te laten die niet genoemd worden in de LvB;
9.4.2 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag past de in lid 9.4.1, sub a t/m c bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot categorie 1 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Leiding - Hoogspanning" aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. hoogspanningsleiding van ten hoogste 150 kV;
  • b. bijbehorende voorzieningen.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' mogen worden gebouwd.
  • b. De hartlijn van de hoogspanningsleiding wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-hoogspanning'.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding en mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder a en onder b en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in artikel 10.1 aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
10.4.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in 10.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op de aanleg van de 150 kV ondergrondse hoogspanningsleidingen;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, en/of;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
10.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

Artikel 11 Leiding - Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Leiding - Water" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. watertransportleiding;
  • b. bijbehorende voorzieningen.
11.2 Bouwregels

Voor het van en gelden de volgende bepalingen:

  • a. In afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding-Water' mogen worden gebouwd.
  • b. De hartlijn van de watertransportleiding wordt gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-water'.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de watertransportleiding en mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 onder a en onder b en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in 11.1 aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
11.4.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in 11.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan, en/of
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
11.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in 11.4.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de watertransportleiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad', mag op de gronden binnen dat straalpad in ieder geval niet hoger worden gebouwd dan 69 meter ten opzichte van het peil.

13.2 overige zone - park

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - park' dient minimaal 21.150 m² groen te worden gerealiseerd, onder de volgende voorwaarden:

  • het park heeft continue, over de hele lengte, een minimale doorsnede van 35 meter;
  • binnen de oppervlakte aan groen is water toegestaan, met een maximum van 30% van het park oppervlak;
  • binnen de oppervlakte aan groen zijn langzaamverkeerspaden toegestaan;
  • autowegen mogen het park niet doorsnijden met uitzondering van één weg in het park en dat deze weg niet zodanig geplaatst worden dat de realisatie van een aaneengesloten park onmogelijk wordt gemaakt.
13.3 overige zone - water

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - water', dient minimaal 570 m3 oftewel 1900 m2 water te worden gerealiseerd, waarvan minimaal 1035 m2 water binnen de aanduiding 'overige zone - park'.

13.4 overige zone - horeca

In afwijking van het bepaalde onder 14 sub a, is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - horeca' maximaal 300m² horeca toegestaan en onder de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend horeca is toegestaan voorzover zij behoort tot categorie 1a en 1b van de Lijst van horeca activiteiten;
  • b. een horeca locatie een maximum bouwhoogte van 5 meter heeft.
13.5 overige zone - stad en milieu

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - stad en milieu':

  • a. dient voor woningen en appartementen de geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, niet kleiner te zijn dan het verschil tussen de in het hogere-waardebesluit opgenomen hoogst toelaatbare geluidsbelasting voor wegverkeerslawaai en 30 dB.
  • b. het bepaalde in artikel 13.5 onder a is uitsluitend van toepassing op woningen met een hogere geluidsbelasting dan 53 dB aangaande wegverkeerslawaai van de Rijksweg A13.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. bijbehorende voorzieningen ten behoeve van water, zoals bruggen, duikers, taluds en beschoeiingen zijn ook teogestaan binnen de bestemmingen die aan de bestemming water grenzen;
  • c. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', in hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:

    Bouwhoogte  
  Van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied   2 m  
  Van erf- en terreinafscheidingen bij hoekwoningen   De bouwhoogte van de eerste
bouwlaag van het bijbehorende
hoofdgebouw, vermeerderd met
0,4 m  
  Van erf- en terreinafscheidingen elders   1 m  
  Van voorzieningen voor de betreding van een dakterras, gemeten vanaf het dakterras.   1,5 m  
  Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m  

14.2 Parkeren
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd indien voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de als Bijlage 4 bij de regels opgenomen Nota Parkeernormen 2013 d.d. 3 juni 2013;
  • b. bij een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in het vorige lid indien het voldoen aan die bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien;
  • c. bij de toepassing van de in het vorige lid bedoelde bevoegdheid worden de in de artikelen 4 tot en met 7 van de in de Nota Parkeernormen 2013 opgenomen 'Beleidsregel parkeernormen 2013' genoemde voorwaarden in acht genomen.
  • d. het bevoegd gezag is tevens bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van de conform de Nota Parkeernormen 2013 berekende parkeerbehoefte indien nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of de parkeernormen daartoe aanleiding geeft.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

  • a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, met uitzondering van het bepaalde in lid 15.2, sub a;
  • c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.
15.2 Uitzonderingen gebruiksverbod

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 15.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 meter mogen worden verhoogd;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van en dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. overschrijding van de bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak en/of bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • e. overschrijding van aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken, door luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter;
  • f. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  • g. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de en, geen gebouw zijnde, maximaal 6 meter mag bedragen;
  • h. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 meter,
16.2 Voorwaarden afwijken

Van de in lid 16.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. en de verkeersafwikkeling ter plaatse.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het plan mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

17.2 Bevoegdheid vaststelling exploitatieplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij het wijzigen van een bestemming, zoals bedoeld in 17.1, een exploitatieplan vast te stellen, danwel te besluiten om in afwijking hiervan bij een besluit tot vaststelling van een wijziging geen exploitatieplan vast te stellen.

17.3 Wijzigingsbevoegdheid parkeren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om artikel 14.2 te wijzigen indien de in dat artikel genoemde Nota Parkeernormen 2013 wordt gewijzigd of vervangen door een ander beleidsdocument. Burgemeester en wethouders zijn in dat geval bevoegd om de verwijzing naar de Nota Parkeernormen 2013 in artikel 14.2 te vervangen door een verwijzing naar de nieuwe of gewijzigde beleidsdocument en om Bijlage 4 te vervangen door de nieuwe of gewijzigde beleidsdocument.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Professor Schoemaker Plantage.