Plan: | Noordwest 1 (Hof van Delft) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0023-2001 |
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid rondom opslag en transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen (zoals LPG en ammoniak).
Risicovolle inrichtingen
In het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi).
Ten noorden van het plangebied bevindt zich de risicovolle inrichting DSM Gist BV. Op de bedrijfsactiviteiten van DSM is het Besluit risico's zware ongevallen (Brzo) van toepassing, het bedrijf valt daarmee onder de werking van het Bevi. Uit onderzoek (rapport 'Beschouwing risicobronnen en verantwoording groepsrisico Bedrijventerrein Delft Noord', Save, 5 september 2012 – hierna te noemen: EV-onderzoek DSM ) blijkt dat de PR 10-6 risicocontour grotendeels op het terrein van DSM ligt. Het plaatsgebonden risico vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan. De hoogte van het groepsrisico ligt in de huidige situatie net boven de oriëntatiewaarde. Dit komt door een historisch gegroeide situatie met dichte en dichtbij gelegen bebouwing aan de Delftse zijde van het DSM-terrein. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico van 1.500 meter.
Transport gevaarlijke stoffen over spoor
Over de spoorlijn door Delft vindt, conform de marktprognoses van ProRail uit 2007, nauwelijks transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dit is daarom niet relevant voor externe veiligheid.
Transport gevaarlijke stoffen over water
In het Basisnet Water is de Schie aangeduid als zogenaamde 'groene waterweg' (categorie scheepvaart zonder frequent vervoer) en is daarmee niet relevant voor externe veiligheid.
Transport gevaarlijke stoffen over de weg
In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen wegen die zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen.
Op grote afstand van het plangebied liggen de Rijksweg A4 en Rijksweg A13 waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Uit het EV-onderzoek DSM blijkt dat, gezien de grote afstand tot het plangebied, personen binnen het plangebied geen invloed zullen hebben op de hoogte van het groepsrisico.
Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In het plangebied bevinden zich geen risicorelevante buisleidingen waar transport van gevaarlijke stoffen door plaatsvindt.
Ten noorden van het plangebied loopt een hogedruk aardgastransportleiding naar DSM. Het invloeds- gebied van deze leiding is 95 meter. Het plangebied valt hierbuiten.
Wet- en regelgeving
Externe veiligheid is terug te vinden in beleidsdocumenten en regelgeving zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op grond van deze besluiten moet bij het vaststellen van een bestemmingsplan als het onderhavige, worden getoetst op externe veiligheid.
Ten eerste moet worden getoetst aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico (PR 10-6) voor kwetsbare objecten. Dit zijn objecten met beperkt zelfredzame personen of met grote aantallen personen, zoals scholen, woningen, ziekenhuizen, grote kantoren, etc. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon, die zich onbeschermd in de buurt van een risicobron bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met die risicobron. Het Bevi bepaalt dat het plaatsgebonden risico ter plaatse van een kwetsbaar object niet meer mag bedragen dan één op de miljoen per jaar. Het plaatsgebonden risico bepaalt de minimale afstand tussen een risicobron en een kwetsbaar object.
Ten tweede moet het zogenaamde groepsrisico worden beschouwd binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen komt te overlijden ten gevolge van een incident met de risicobron. Anders dan bij het plaatsgebonden risico het geval is, geldt voor het groepsrisico geen grens- of richtwaarde. Wel is in het Bevi de zogenaamde oriëntatiewaarde bepaald, waarmee het berekende groepsrisico moet worden vergeleken. De oriëntatiewaarde geeft dus aan wanneer het groepsrisico een relevante waarde heeft, maar geldt niet als norm. Elke verandering van het groepsrisico dient verantwoord te worden door het bevoegd gezag.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Uit het EV-onderzoek DSM blijkt dat alleen ontwikkelingen binnen de 10-7 contour van DSM het groepsrisico zichtbaar doen toenemen. In dit bestemmingsplan worden binnen deze contour geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt en dus zal dit bestemmingsplan niet leiden tot een verandering van het groepsrisico van DSM.
Transport gevaarlijke stoffen over wegen
Uit het EV-onderzoek DSM blijkt dat de A4 en A13 op dusdanig grote afstand van het plangebied liggen, dat er geen sprake is van relevante externe veiligheidsrisico's als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze wegen.
Dit bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Er wordt één ontwikkeling mogelijk gemaakt die relevant is voor externe veiligheid: de bestemmingswijziging tot wonen van het buurthuis in de Olofsbuurt. Uit onderzoek (rapport 'Onderzoek externe veiligheid Bestemmingsplan Noordwest 1', HaskoningDHV, februari 2013 – hierna te noemen: EV-onderzoek Noordwest 1) blijkt dat deze ontwikkeling niet leidt tot een verandering van het groepsrisico. Omdat de ontwikkeling echter wel binnen het invloedsgebied van DSM ligt, dient het groepsrisico verantwoord te worden. Hiervoor is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Haaglanden.
Per brief d.d. 22 november 2012 en per e-mail d.d.18 april 2013 heeft de Veiligheidsregio Haaglanden een advies uitgebracht. De voorgestelde maatregelen ter bevordering van de veiligheid betreffen een advies voor technische voorzieningen bij ver- en nieuwbouw en voor risicocommunicatie. Deze maatregelen hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het advies is als separate bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
De overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico is toe te rekenen aan DSM. Hierbij is geen reductie mogelijk via het ruimtelijke spoor. Dit aspect zal via het milieuspoor verzorgd moeten worden. De gemeente zal dit met de provincie Zuid-Holland, als bevoegd gezag voor de milieuvergunning voor DSM, bespreken.
Het bestemmingsplan voldoet aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid.