direct naar inhoud van 8.2 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Plan: TU Midden en Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0021-2001

8.2 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

8.2.1 Bestaande situatie
8.2.1.1 TU Midden

Het gebied TU Midden is gelegen in de Wippolder, eeuwen lang een weidegebied. In het plangebied stonden ooit op enige afstand oostelijk van de Rotterdamseweg twee poldermolens. Eén daarvan was een wipmolen, het molentype waaraan de Wippolder zijn naam ontleent. De Rotterdamseweg die de westelijke grens van het plangebied vormt is een in oorsprong uit de middeleeuwen daterende landweg tussen Delft en Rotterdam. Deze weg fungeerde als dijk langs de Schie en werd gekenmerkt door de aanwezigheid van bermsloten aan beide zijden. Daarvan zijn slechts nog kleine gedeelten over. De percelen langs de weg moesten altijd worden bereikt via bruggen of dammen waarop hekken het er achter gelegen land afsloten van de openbare weg. De singel langs de Balthasar van der Polweg is in oorsprong de Oudelaanmolensloot, de lange voorboezem van de Oudelaansmolen. Die moest wijken voor de bouw van het Gebouw voor Bouwkunde en werd in 1963 vervangen door een westelijker gelegen gemaal nabij de Rotterdamseweg.

Aan de oostzijde van de weg was tot circa 1955 in het plangebied slechts spaarzaam bebouwing aanwezig. Boerderijen lagen eeuwen lang aan de westzijde van de weg in de buitendijkse strook tussen weg en Schie. Aan de oostzijde van de weg ontstond voor zover na te gaan maar één boerderijcomplex, de nog steeds bestaande Hamwoning. In de zeventiende en achttiende eeuw waren er voor het overige incidenteel bescheiden opstallen bij enkele aardwasserijen; daar werd klei voor de aardewerknijverheid ontdaan van te grove bestanddelen. De Hamwoning kreeg in 1608 een fraai gemetseld poortje in renaissancestijl, uniek in ons land. Het poortje is sedert 1967 als rijksmonument beschermd. De boerderij is in 1927 nieuw opgetrokken naar de vormen van het oorspronkelijke bouwwerk, maar behield de oude kelder met kruisgewelven. De woning en de bijgebouwen werden geselecteerd in het kader van het Monumenten Selectie Project, gericht op objecten uit de periode 1850-1940, en werden in 2002 als rijksmonument beschermd.

Het plangebied onderging na de Tweede Wereldoorlog een totale metamorfose. De Technische Hogeschool (nu Technische Universiteit) had toen behoefte gekregen aan uitbreiding van het vooroorlogse TH-gebied ten zuiden van het Provinciaal Kanaal, aan Kanaalweg, Julianalaan, Mijnbouwplein en De Vries van Heijstplantsoen. In 1947 richtte het bestuur van de TH een Bouwplanbureau op dat onder leiding kwam van C. van Eesteren, en waarin S.J. van Embden en J.H. Froger als stedenbouwkundige adviseurs zitting namen. Het bouwplanbureau gaf opdracht aan enkele hoogleraren van de afdeling Bouwkunde van de TH om voor de wijk een bouwplan te maken. Het Stedenbouwkundig Adviesbureau van de Gemeente Delft stelde in 1953 voor het noordelijke gedeelte van het gebied het uitbreidingsplan Wipmolensloot op. Het college van Curatoren van de TH stelde de modernistische C. van Eesteren aan als adviseur stedenbouw en J.H. van den Broek als adviseur architectuur. Zij bepaalden in hoge mate hoe de wijk er uit zou komen te zien. Het bureau Van den Broek en Bakema was bovendien verantwoordelijk voor het ontwerp van enkele beeldbepalende gebouwen in het gebied.

De opzet van de wijk kan in stedenbouwkundig opzicht als een 'schaatsmodel' of 'railmodel' worden aangeduid. In dat naar Amerikaans voorbeeld opgezette model voor universiteitsterreinen staan de hoofdgebouwen in een lineaire reeks langs een centrale as en zijn minder representatieve functies, zoals laboratoria en werkplaatsen, gesitueerd aan daarachter gelegen parallelwegen die via dwarswegen met de hoofdas zijn verbonden. Het gemeentelijke uitbreidingsplan bepaalde slechts de omvang van de terreinen en globale bebouwingscontouren waardoor de TH veel vrijheid had in de bouwplannen.

De hoofdas, de Mekelweg, kreeg een asymmetrisch profiel met aan de oostzijde evenwijdig aan de hoofdverkeersroute een strook met parkeervelden en boombeplanting. Het begin van de as wordt gemarkeerd door de Aula. Met haar opvallende, horizontaal gerichte architectuur vormt de hoogbouw van Electrotechniek een krachtig verticaal contrast. Het zuidelijke einde kreeg een visuele afsluiting in de vorm van een knik ter hoogte van het gebouw voor Bouwkunde bij de Berlageweg. Aanvankelijk was de Mekelweg met een door groen omgeven wetering aan de westkant gedacht. Ter wille van een sterkere monumentaliteit werd afgezien van de wetering en werd het groene karakter sterk gereduceerd. Alleen de gebouwen voor Werktuig- en Scheepsbouwkunde en Bouwkunde kregen een vijver aan de zijde van de Mekelweg. De faculteitsgebouwen zijn alle grote vrijstaande gebouwen. Ze verschillen sterk van elkaar qua plaatsing op hun terrein, en qua typologie en architectuur. De bouw van de diverse complexen vond plaats over een relatief lange periode van zo'n twintig jaar. De gebouwen zijn daarmee een afspiegeling van de veranderende architectuuropvattingen binnen die periode.

Behalve voor de TU verrees er in het oostelijk deel tussen Mekelweg en Schoemakerstraat ook bebouwing voor TNO. Dit technisch onderzoeksinstituut, waarvan het hoofdcomplex aan de andere kant van de Schoemakerstraat werd gesitueerd, heeft nauwe banden met de TU, en kreeg daarvoor ruimte, zij het aan de parallelwegen op enige afstand van de Mekelweg.

Vanaf begin jaren '90 begon een herstructurering waarbij nog enkele nieuwe gebouwen werden toegevoegd. Langs de Mekelweg ontbrak daarvoor voldoende ruimte. De nieuwe TU-bibliotheek verrees daarom achter de Aula, waarmee in feite het schaatsmodel werd verlaten. De nieuwe terreininrichting rondom de aula en de bibliotheek maakte deel uit van een herinrichtingsvoorstel voor het hele openbare gebied rondom de Mekelweg, het zogenaamde Campusplan van bureau Mecanoo. Door sloop van een bouwdeel is eind jaren '90 naast het hoofdgebouw van Werktuigbouw een achterliggende hal vrij gelegd, waarin nu de faculteit Industrieel Ontwerpen is ondergebracht. Deze aanpak maakte deel uit van een totaalrenovatie en verbouwing van dit complex. Het gebouw voor Bouwkunde brandde in mei 2008 af en moest volledig gesloopt worden, een calamiteit die de stedenbouwkundige samenhang hier heeft verstoord.

De zuidelijke strook langs de Kruithuisweg was tot recent volgens plan geheel ingericht met sportvelden voor onder andere studentensportverenigingen; hier werd in 1959 het sportcentrum van de TH gebouwd. Het meest oostelijke deel bij de A13 werd eind jaren '90 herbestemd voor hoogwaardige bedrijfshuisvesting. Op deze locatie werd het Delftechpark gerealiseerd.

8.2.1.2 TU Noord

De historie van het complete TU Noord-gebied is uitgebreid beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan TU Noord. Dit plan betreft alleen de door de RvS-uitspraak vernietigde delen daarvan, in casu voornamelijk enkele grote gebouwen.

Ten zuiden van het 1894 aangelegde Rijn-Schiekanaal kocht het Rijk een groot grondgebied aan, ten behoeve van de voorziene nieuwe universiteitswijk. Daarop werd tot 1940 een aantal faculteitsgebouwen voor de TH gerealiseerd. Aanvankelijk nog zonder onderliggend totaalplan werden rond 1900 de eerste twee complexen evenwijdig aan de nieuwe Kanaalweg gesitueerd. In 1908 maakte gemeentearchitect M.A.C. Hartman een, overigens licht gewijzigd uitgevoerd, stedenbouwkundig ontwerp. Structurerende elementen zijn de Julianalaan als geplande gordelweg, het knooppunt Poortlandplein, en de karakteristieke gerende straatuitleg met het driehoekige De Vries van Heystplansoen. Daar omheen verrezen vanaf 1918 vier faculteitsgebouwen. In 1915-1917 werd bij de bocht van het kanaal de Botanische tuin aangelegd en verrees het bijbehorende gebouw aan de Julianalaan. Later, eind jaren '30 startte de bouw van het complex van Gele Scheikunde, onderbroken door de oorlog en pas na 1945 voltooid. De zuidelijke begrenzing van dit driehoekige gebiedsdeel is de Prins Bernhardlaan. Het water daarlangs is het restant van een oude wetering. Van de grote gebouwcomplexen zijn vier in 2002 aangewezen als Rijksmonument.

8.2.2 Beleid en onderzoek
8.2.2.1 Rijksbeleid

In 2009 werd 'Modernisering Monumentenzorg' van kracht, kortweg MoMo. Belangrijke punten daaruit zijn:

  • Cultuurhistorie borgen in de ruimtelijke ordening - i.c. de historisch relevante structuren, objecten en sporen. Rekening houden met cultuurhistorische waarden vooraf en tijdens het ruimtelijke planproces. In bestemmingsplannen de analyse en de afwegingen en conclusie verwerken. Wettelijke grondslag daarvoor is art. 3.1.6 Bro.
  • Streven naar behoud van cultuurhistorische waardevolle objecten door stimuleren van herbestemming. Voorkomen van onomkeerbare stappen (sloop) door zo vroeg mogelijk onderzoek te doen naar herbestemming. In afwachting van definitieve herbestemming tijdelijk gebruik mogelijk maken.
  • Restrictief beleid voor de aanwijzing van rijksmonumenten; uitvoering van deel II wederopbouw 1959-1965, voor het overige alleen nog aanwijzing van bijzondere vondsten met uitzonderlijk belang.
  • Na afronding van de aanwijzing van beschermde stadsgezichten uit de periode 1850-1940 zullen geen gebieden meer als beschermd stadsgezicht worden aangewezen.

Het Rijk heeft afgelopen jaren veel aandacht gericht op waardevolle architectuur en stedenbouw van de wederopbouwperiode. De RCE heeft hiernaar inventariserend onderzoek verricht, gevolgd door een nadere waardestelling en selectie. De gebouwen uit het eerste deel van de wederopbouwperiode 1940-1958 zijn aangewezen, waaronder in Delft het in dit plangebied liggende gebouw voor Werktuigbouw. Op dit moment wordt gewerkt aan inventarisatie van potentiële topmonumenten uit de tweede periode 1959-1965. Een selectie daaruit is nog niet bekend.

8.2.2.2 Gemeentelijk beleid

Het algemene kader wordt gevormd door de begin 2007 vastgestelde nota 'Gezicht op gebouwd erfgoed Delft - monumentennota 2007-2017' en de Monumentenverordening 2009.

De voor dit bestemmingsplan relevante onderdelen zijn:

  • gebiedsgerichte monumentenzorg: bij planvorming rekening houden met cultuurhistorische waarden;
  • onderzoek naar architectuur en stedenbouw uit de periode 1940-1970 (wederopbouw);
  • onderzoek naar waardevolle bouwkunst buiten de binnenstad tot 1940 (GIP);
  • selectie en aanwijzing uit beide periodes tezamen van maximaal 100 monumenten;
  • het opnemen in het bestemmingsplan van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • onderzoek naar cultuurhistorisch waardevol groen tot 1940 (16 groene parels).

Gebiedsgerichte monumentenzorg: met de standaard paragraaf Cultuurhistorie en de standaard bestemmingsplanmethodiek in het algemeen geeft Delft in feite al jarenlang uitvoering aan wat het MoMo beoogd. In concreto:

  • het beschrijven van de historische gebiedsontwikkeling;
  • het naast de beschermde monumenten tevens benoemen van de overige cultuurhistorische waardevolle gebouwen c.q. objecten;
  • het idem benoemen van de cultuurhistorische waardevolle gebieden en -structuren, waaronder groengebieden en water;
  • de methodiek van het conserverend bestemmen geeft een basale bescherming van gebieden en structuren;
  • voor reeds bekende c.q. voorziene ontwikkelingen toelichting van specifieke afwegingen en gemaakte keuzes;
  • cultuurhistorisch waardevolle gebouwen (en indien van toepassing gebieden/ structuren) beschermen met een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en bijbehorende specifieke planregels.

Wederopbouw: de aanwijzingen zijn in 2009 afgerond, waaronder 7 gebouwen in dit plangebied. In het onderzoek is verder het TU-middengebied aangemerkt als gebied van zeer hoge stedenbouwkundige waarde.

Het GIP: in dit plangebied zijn hiervan geen aanwijzingen. Het gebouw voor Botanie als cultuurhistorisch waardevol is bevestigd en op de verbeelding opgenomen.

De Proeffabrieken, Prins Bernhardlaan 6, hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen op de verbeelding en zijn daarmee beschermd.

De bebouwing van de Rotterdamseweg is eerder al onderzocht in het kader het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) betreffende architectuur en stedenbouw uit de periode 1800-1840, uitgevoerd door de provincie Zuid-Holland in 1993-1995. Er zijn langs het gedeelte in het plangebied geen objecten in die inventarisatie opgenomen.

Groene parels: er liggen in het gebied TU Noord 4 waardevolle groengebieden waarvan 3 (Botanische Tuin, De Vries Van Heystplantsoen en Jaffa) grenzen aan dit plangebied maar daar geen deel van uitmaken; uitzondering is een stukje van de Botanische Tuin, namelijk ter plaatse van de vervallen uitbreidingsmogelijkheid van een derde gebouwvleugel. Dit stukje van de Botanische Tuin krijgt de bestemming Groen, er zijn op deze locatie dan groenvoorzieningen en groenstructuren toegestaan, gebouwen zijn niet toegestaan. Daarnaast is voor dit stuk botanische tuin de specifieke aanduiding 'botanische tuin' opgenomen. In de regels is hiervoor vastgelegd dat deze gronden tevens bedoeld zijn voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in de botanie.

Beschermd rijksstadsgezicht

De grote gebouwen in TU Noord liggen (met uitzondering van de driehoek rond het gebouw Gele Scheikunde) in het beschermde Rijksstadsgezicht TU Noord. De aanwijzingsprocedure voor dit beschermde stadsgezicht is gestart in 2004 en zal parallel aan de vaststelling van dit bestemmingsplan door de Rijksdienst voor het Cultuurhistorisch Erfgoed worden afgerond, naar verwachting met het formele besluit eind 2012/ begin 2013. Dit bestemmingsplan is voor de gebouwen voldoende beschermend. Van de niet vernietigde delen waarin zich onder andere de waardevolle groenstructuren bevinden (Botanische Tuin, Jaffa e.a.) is reeds bij totstandkoming van het daarvoor vigerende bestemmingsplan vastgesteld dat dat voldoende bescherming bood.

De voormalige TU-gebouwen zijn - afzonderlijk en als ensemble - van hoge architectonische en cultuurhistorische waarde. De stedenbouwkundige samenhang van een bijzonder, vroeg 20e-eeuws universiteitsgebied, is mede grondslag geweest voor selectie en aanwijzing als beschermd stadsgezicht.

De gebouwen zijn te typeren als grote gelede, respectievelijk uiteengelegde bouwmassa's in het groen. De binnen de hoofdomtrek van de gebouwen liggende binnenplaatsen/-hoven zijn met het gebouw meebestemd. De binnenplaatsen/-hoven mogen desalniettemin niet zomaar worden volgebouwd. Ze liggen op het perceel van een Rijksmonument en horen daarbij. De bestemming is gegeven om voor benodigde uitbreidingen, zoals kleine, vrijstaande paviljoens daarin of een overkapping van binnenplaats, later geen nieuwe planprocedures te moeten doorlopen. Bij de benodigde monumentenvergunning voor deze gebouwen zal voor elk specifiek de nadere afweging van dergelijke uitbreidingen c.q. toevoegingen tegen de monumentale waarden worden gemaakt. Leidraad is dat de essentie van de oorspronkelijke gebouwstructuur en openheid herkenbaar zal moeten blijven.

Overige waardevolle structuren en gebieden

Het plangebied bezit in het algemeen een hoge cultuurhistorische waarde. De TU-wijk is een uitzonderlijk naoorlogs gebied in Delft als monofunctioneel universiteitsterrein waarvan de hoofdas, de Mekelweg, en de daaraan gelegen gebouwen het belangrijkste ensemble vormen. In het wederopbouwonderzoek is dit gebied daarom hoog gewaardeerd, als één van de vijf meest bijzondere Delftse gebieden uit die periode.

Verder bevindt zich aan de westrand van het plangebied de historische structuur van de Rotterdamseweg, met nog delen van oude parcellering en bebouwing. Van hoge waarde zijn het complex van de Hamwoning met het aangrenzende voormalige weiland (nu natuurspeeltuin), beduidende restanten van het vroeger agrarische karakter van dit buitengebied.

Het plangebied wordt algemeen consoliderend bestemd. De van de historische structuur van de Rotterdamseweg resterende groene berm en bermsloot zijn als zodanig bestemd; het perceel van de Hamwoning is bovendien onderdeel van het Rijksmonument.

De Mekelweg is nu tot Mekelpark ingericht, maar het lineaire karakter van deze centrale open ruimte blijft onveranderd. In het park zal alleen kleine, verspreide bebouwing in de vorm van losse paviljoentjes mogelijk worden gemaakt met een specifieke aanduiding. De omringende TU-gebouwen, waarvan de meeste bovendien als monument zijn beschermd, blijven de ruimtevormende en -bepalende dominant. Het toelaten van bebouwing in de vorm van grote bestemmingsvlekken achter de hoofdgebouwen continueert in essentie het oorspronkelijke concept van het 'schaatsmodel'. Bij de op deze achterterreinen staande monumenten zal, afgewogen tegen de monumentale waarde ervan, bij elk afzonderlijk gebouw 'maatwerk' voor uitbreidingen worden toegepast.

Rijks- en gemeentelijke monumenten

In het plangebied bevinden zich de volgende Rijks- en gemeentelijke monumenten:

Balthasar van der Polweg/ Rotterdamseweg, Gemaal van de Zuidpolder van Delfgauw   Gemeentelijk monument  
De Vries van Heystplantsoen 2, Scheikundige Propadeuse (vanwege het trappenhuis)   Rijksmonument  
Julianalaan 132-134; Zuidplantsoen 2 en 6, Rode Scheikunde, nu BK-city   Rijksmonument  
Leeghwaterstraat 36, Ketelhuis en Laboratorium voor warmte en stoftechniek   Gemeentelijk monument  
Mekelweg 2, Gebouw voor Werktuig-, Scheeps- en Vliegtuigbouw   Rijksmonument  
Mekelweg 4-6; Feldmannweg 3-17; Drebbelweg 12, Gebouw voor Elektrotechniek   Gemeentelijk monument  
Mekelweg 5, Aula   Gemeentelijk monument  
Mijnbouwplein 11   Rijksmonument  
Mijnbouwstraat 120   Rijksmonument  
Pieter Calandweg 3, Laboratorium Stevin III   Gemeentelijk monument  
Stevinweg 3, Laboratorium Stevin II   Gemeentelijk monument  
Stevinweg 4, Laboratorium Stevin I   Gemeentelijk monument  
Rotterdamseweg 155, boerderijcomplex Hamwoning met poort   Rijksmonument  

Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

In de laatste fase van het opstellen van dit bestemminsplan zijn de in bovengenoemde onderzoeken vermelde cultuurhistorisch waardevolle gebouwen defintief gewaardeerd. In het plangebied bevinden zich de volgende cultuurhistorische waardevolle gebouwen c.q. gebouwcomplexen:

Julianalaan 67, Gebouw voor Botanie   J.A. Vrijman, 1915-1917  
Mekelweg 8, Sportstichting   Merkelbach en Elling, 1956-1959  
Julianalaan 136, Gele Scheikunde   G.C. Bremer, 1938-1951  
Julianalaan 138-140, portierswoningen   G.C. Bremer, 1938-1951  
Prins Bernhardlaan 6, Proeffabrieken   C.A. Abspoel, 1946-1949  

De laatste 3 gebouwen, allen gelegen in de driehoek Gele Schiekunde zijn een apart geval. De Proeffabrieken zijn geselecteerd als potentieel wederopbouwmonument. Van het gebouw van Gele Scheikunde zelf heeft de randbebouwing aan de Julianalaan nr. 136 inclusief de vrijstaande, bij dit complex horende portierswoningen, een hoge cultuurhistorische waarde.

Het gebouw voor Civiele Techniek, Stevinweg 1, krijgt een uitbreiding bij/ tegen de 'plint' van het gebouw aan het Mekelpark. Het principeplan daarvoor is getoetst op zijn effect op de cultuurhistorische waarde(n). Geconstateerd is dat het principeplan in ruimtelijk opzicht samen kan gaan met behoud van de waardevolle elementen van het gebouw, in het bijzonder de beeldbepalende collegezalen. Deze toekomstige uitbreiding is mogelijk gemaakt. Omdat - zoals ook het in 8.2.2.1 vermelde 'Momo' beoogd - de afweging voorafgaande aan vaststelling van dit bestemmingsplan is gemaakt, krijgt dit gebouw niet de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

De overige bovenstaande cultuurhistorisch waardevolle gebouwen c.q. complexen zullen wel als zodanig in het bestemmingsplan worden opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Deze dubbelbestemming is nodig omdat deze waarden niet anderszins beschermd zijn, en er nog geen inzicht is in concrete, ook op hun cultuurhistorische aspecten toetsbare bouwplannen. De rijks- en gemeentelijke monumenten staan niet op de verbeelding, aangezien deze al beschermd zijn op grond van de Monumentenwet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0021-2001_0017.jpg"

Afbeelding 8.6: overzicht van rijks-, gemeentelijke monumenten, cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en het beschermd stadsgezicht, gelegen binnen het plangebied.

8.2.3 Conclusie

Door het algemeen consoliderend bestemmen zijn de structuren c.q. deelgebieden voldoende beschermd. De cultuurhistorisch waardevolle gebouwen zijn voldoende beschermd met de aanduiding dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en de daarvoor geldende planregels.