Plan: | Schieoevers Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0016-2001 |
Historische ontwikkeling
De historische hoofdader van het plangebied is de Schie, een in de Middeleeuwen gekanaliseerde waterloop vanwaaruit de aangrenzende landerijen werden ontgonnen en waarop aansluitend de 'Delf' werd gegraven, het water waaraan de stad Delft is ontstaan. Aan de westzijde loopt vanouds een kade, thans Zuideinde, Schieweg en Schiekade. Deze kade deed ook dienst voor de trekvaart. Aan de oostzijde van het water bevindt zich ook een kade, maar binnen het plangebied op enige afstand van de Schie: de Rotterdamseweg. De langgerekte reep grond tussen Rotterdamseweg en Schie werd vroeger aangeduid als de Vlietlanden. Mogelijk kon het buitendijkse land hier ooit overstromen. De kades hadden oorspronkelijk aan de landzijde een bermsloot waarop de ontginningssloten (poldersloten) uitmonden. Binnen het plangebied is de bermsloot langs de westelijke kade verdwenen. De Rotterdamseweg, de oostelijke kade had aan twee zijden een bermsloot die op enkele plaatsen nog aanwezig is. Percelen en huizen aan de Rotterdamseweg moesten, en moeten soms nog steeds, over een bruggetje of over een dam met duiker worden bereikt.
Het verder inklinken van de bodem maakte het in de 15de eeuw nodig polders te creëren. Overtollig water werd met behulp van windmolens afgevoerd. Binnen het plangebied zijn nog rudimenten van de molensloten aanwezig, meestal slechts nog herkenbaar op de kadastrale kaart en mogelijk deels als duiker ondergronds. Waar deze molensloten de kades kruisten bevonden zich bruggen of duikers. Aan de westzijde van de Schie stond ter plaatse van perceel sectie G nr. 166 de, in 1880 door een inmiddels afgebroken stoomgemaal, vervangen Krakeelmolen. De daarbij behorende molensloot mondde onder de Krakeelmolenbrug in de Schie uit, tegenover de Nieuwe Haven. Zuidelijker ter plaatse van de Schiehal stond de galgmolen, de noordelijkste van de drie molens van de Abtswoudse polder. Aan de oostzijde van de Schie stonden de molens op ruimere afstand van de Schie, ten oosten van de Rotterdamseweg. De molensloten doorkruisten het plangebied. Aan de Wipmolensloot, behorend bij de molen van de Wippolder, herinnert nog het perceel Sectie K nr. 1702 ter hoogte van Rotterdamseweg 139a en 208. De Oude Laanmolensloot liep ten westen van de Rotterdamseweg bij Rotterdamseweg 276 naar de Schie. Hoewel de molensloten fysiek vrijwel zijn verdwenen is de ontginningsstructuur nog deels aanwezig en te herkennen aan de richting van de percelen ten opzichte van de Schie. Aan de westzijde staat die duidelijk iets schuin op de Schie.
Tussen de Zuidkolk en Abtwoudseweg was in de late middeleeuwen aan de westzijde van de Schie een voorstad ontstaan, met daarin aaneengesloten bebouwing aan de weg. Hier vestigden zich personen en bedrijven die binnen de stad mogelijk niet welkom waren, of een directe ligging aan de Schie nodig hadden. In de 19de eeuw waren er bijvoorbeeld enkele olieslagerijen en bedrijven die gerelateerd waren aan de scheepvaart. Ondanks oprukkende bedrijvigheid en sanering is er aan het Zuideinde nog steeds enige historische bebouwing overgebleven. De bebouwing liep vanaf de stad door tot aan de Abtswoudseweg. Dat is een in oorsprong middeleeuwse, reeds in 1214 vermelde weg, die van de westelijke kade aftakt als de scheiding tussen twee ontginningsblokken en ver buiten het plangebied doorliep richting Kethel, onder meer waar thans het tracé van provinciale weg en Abtswoude liggen. Nog verder van de stad bevindt zich het voormalige Generaliteitskruithuis aan de Schie dat uit 1660 dateert en in belangrijke mate nog in originele staat verkeert. Het is een uniek complex met zijn aanleg met een zeer fraai poortgebouw, dat een toegang over water en een toegang over land bevat, dienstgebouwen en twee geheel door water omgeven kruittorens.
De westelijke grens van het plangebied wordt gevormd door de spoorlijn Den Haag-Rotterdam die in 1847 in gebruik werd genomen. Mede dankzij die spoorlijn kwamen er na 1900 enkele vrij grote industriële bedrijven, zoals de sigarenfabriek Hillen, Braat, Spoorijzer, Pletterij Enthoven en de Nederlandse Kabelfabriek (NKF). Enkele bedrijven kregen een spooraansluiting. Begin 20ste eeuw werd er een insteekhaven gegraven waaraan een gedeelte kwam te liggen van de aan de andere zijde van de Schie gelegen Lijm en Gelatinefabriek. Deze insteekhaven werd kort na de Tweede Wereldoorlog weer gedempt. Ten noorden van de Abtswoudseweg maakte het bedrijf van Braat in de 20ste eeuw nog een flinke groei door, maar met enkele andere nabijgelegen bedrijven maakte het bedrijf in het laatste decennium van de 20ste eeuw plaats voor woningbouw. Mede door de afbraak van bebouwing langs de Schie kon hier een nieuwe woonwijk ontstaan. De bestaande bebouwing langs de Hooikade, met onder meer het monumentale kantoorgebouw van Braat, bleef evenwel behouden. Ook enige aan de Schiekade tot aan de Abtswoudseweg gelegen bebouwing bleef behouden.
Ten zuiden van de Abtswoudseweg, maar daarvan gescheiden door een rijtje woningen, kwam een 'woonboulevard' met grootschalige winkels voor woninginrichting en de doe-het-zelfartikelen. Zuidelijk daarvan bleef van het grote terrein van de kabelfabriek een gedeelte in gebruik als bedrijfsonderdeel van een groter kabels producerend concern. Enkele hallen werden bedrijfsverzamelgebouw (Schiehal) en het zuidelijkste gedeelte van het Kabelfabriekcomplex kwam in gebruik bij een afvalverwerkingsbedrijf.
De historische ontwikkeling van het gebied ten oosten van de Schie is anders dan die van het gebied ten westen ervan. Blijkens de oudste kaarten, uit de 16de eeuw, stonden er toen vrij veel boerderijen in de Vlietlanden, de strook tussen Rotterdamseweg en Schie. De bijbehorende landerijen lagen aan de overzijde van de weg. De nog bestaande Hamwoning aan de oostzijde van de Rotterdamseweg is daarop de enige uitzondering. In de 17de eeuw kwamen er met de opkomst van de plateelbakkerijen in de binnenstad in de Vlietlanden vele aardewasserijen, gelegen aan de waterkant van de nog agrarisch gebruikte percelen. Op de aardewasserijen werd aarde gezuiverd en met water gemengd tot een fijne pottenbakkersklei. Vanaf de 17de eeuw kwamen er ook boomgaarden en tuinen die soms uitgroeiden tot buitenplaatsjes met tuinhuizen en een parkachtige tuinaanleg met sierlijk gevormde vijvers. Eind 19de eeuw liep de plateelnijverheid terug en gingen de aardewasserijen hun activiteiten staken. Er kwamen rond 1900 en later wel enkele nieuwe bedrijven zoals de cementsteenfabriek Vrijenban, De Porceleyne Fles, de Nederlandse Lijm- en Gelatinefabriek, een kistenfabriek, een uitbreiding van de Kabelfabriek en een betoncentrale. Ten behoeve van een verwachte uitbreiding van de bedrijvigheid en de aanvoer van zand voor de ophoging van de Wippolder werd rond 1930 de Nieuwe Haven gegraven. Een aantal bedrijven sloot zijn poorten. Van het grote terrein van De Lijm- en Gelatinefabriek werd een gedeelte omgevormd tot een cultureel bedrijventerrein. Voor het overige is de vervanging van voormalige bedrijventerreinen door gemengde werk-/ woningbouwlocaties voorzien. Woningbouw was in het plangebied ten oosten van de Schie lange tijd beperkt. Langs de westzijde van de Rotterdamseweg werden vanaf eind 19de eeuw tussen agrarische bebouwing of bedrijven incidenteel ook woningen gebouwd, soms in kleine blokjes arbeiderswoningen en soms als iets luxere landelijke vrijstaande woning. De Nieuwe Haven blijft bestaan en behoudt de vooral recreatieve functie.
Rijksmonumentenbeleid
Als uitvloeisel van het landelijk opgezette Monumenten Inventarisatieproject (MIP) van architectuur en stedenbouw uit de periode 1850-1940 zijn uit die inventarisatie objecten en gebieden geselecteerd en aangewezen als beschermd rijksmonument dan wel als beschermd stads- of dorpsgezicht. In dat kader zijn er in Delft in 2002 een aantal rijksmonumenten aangewezen. Van de drie voor bescherming geselecteerde gebieden zijn er in februari 2011 twee als beschermde stadsgezichten aangewezen. Het derde stadsgezicht is later in 2011 aangewezen. Het rijksbeleid voorziet vooralsnog in een beperkt aantal aanwijzingen van monumenten van na 1940, terwijl het aanwijzen van beschermde stadsgezichten van na 1940 niet is voorzien.
In 2009 stemde de Tweede Kamer in met de plannen van toenmalig minister Plasterk voor een modernisering van het rijksmonumentenbeleid, de 'Modernisering Monumentenzorg', kortweg MoMo. Belangrijke punten daaruit zijn:
Gemeentelijk monumentenbeleid
Het algemene kader wordt gevormd door de begin 2007 vastgestelde nota "Gezicht op gebouwd erfgoed Delft - monumentenbeleid 2007-2017" en de Monumentenverordening 2009.
Ten behoeve van het gemeentelijk monumentenbeleid werden de volgende inventarisaties uitgevoerd:
Als uitvloeisel van de inventarisaties was besloten maximaal 100 gemeentelijke monumenten aan te wijzen uit de periodes tot 1940 (GIP) en 1940-1970 (wederopbouw). In de periode dat het bestemmingsplan van kracht is zijn geen nieuwe aanwijzingen meer te verwachten, mogelijk met uitzondering van bijzondere 'vondsten'.
Van alle gebouwde objecten met een cultuurhistorische waarde is maar een klein gedeelte, het 'topsegment' als rijksmonument of gemeentelijk monument beschermd. Van de bebouwing zonder monumentenbescherming zijn de belangrijkste objecten als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aangemerkt en op de plankaart aangegeven. Beschermde monumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zijn in onderstaande overzichten vermeld.
Beschermde monumenten
Adres | status |
Hooikade 13 (voormalig kantoor firma Braat) | Rijksmonument |
Rotterdamseweg 196 (kantoor en fabrieksgebouw Porceleyne Fles) | Rijksmonument |
Rotterdamseweg 270 (hoofdgebouw Gelatine) | Gemeentelijk monument |
Rotterdamseweg 270 (3 gebouwen op terrein Gelatine) | Gemeentelijk monument |
Schiekade 1,2,3 (complex Kruithuis inclusief omwalling met gracht en beplanting, en brug/ onderdoorgang in Schiekade) | Rijksmonument |
tabel 4: Beschermde monumenten
Cultuurhistorische waardevolle gebouwen
Adres | Omschrijving in MIP |
Hooikade 9-12 | Rij van vier woonhuizen, 1880-1890 |
Hooikade 26-29 | Dubbel boven- en benedenhuis, ca. 1910 |
Rotterdamseweg 222 | Pakhuis, 1875-1900 |
Rotterdamseweg 266 | Woonhuis, 1850-1875 |
Rotterdamseweg 314-316 | Dubbel woonhuis, ca. 1900 N.B.: Alleen linkerdeel; het rechterdeel (nr. 314) is inmiddels gesloopt |
Rotterdamseweg 354 | Oorspronkelijk schuur bij ''Landzicht'', 1897. Pand nabij de Schie uit 1774, mogelijk voormalige boerderij of aardewasserij. |
Rotterdamseweg 360 | Woonhuis ''Weltevreden'', ca 1900 |
Zuideinde 79-81 | Dubbel woonhuis, 1830 (N.B.: mogelijk oudere kern) |
Zuideinde 86 | Woonhuis, 1800-1850 |
Zuideinde 87-88 | Dubbel woonhuis, 1800-1850 (N.B.: mogelijk verbouwde boerderij met oudere kern) |
Zuideinde 95 | Boven- en benedenhuis, 1875-1900 |
tabel 5: Cultuurhistorische waardevolle gebouwen. Uit: Monumenten Inventarisatieproject 1800-1940 (MIP)
N.B.: In het MIP werden in 1990-1995 meer gebouwen binnen het plangebied geïnventariseerd, maar deze zijn inmiddels gesloopt.
Wederopbouw 1940-1970
In het kader van de inventarisatie van architectuur en stedenbouw uit de periode van de Wederopbouw werd binnen het plangebied alleen het Kruithuisviaduct geïnventariseerd dat overigens slechts gedeeltelijk in het plangebied ligt. De inventarisatie heeft niet geleid tot een monumentenbescherming van het viaduct maar is wel een indicatie voor de cultuurhistorische waarde.
Het gebied heeft een in oorsprong middeleeuwse ontginningstructuur die cultuurhistorisch waardevol is. De oude verkavelingsrichting die op veel plaatsen nog aanwezig is, dient bij voorkeur gerespecteerd te worden en richtinggevend te zijn voor nieuwe ontwikkelingen. De ligging van vroegere molensloten zou bij voorkeur op een of andere wijze herkenbaar moeten zijn of weer worden. Bijzondere aandacht verdient het als rijksmonument beschermde complex van het Kruithuis dat uniek is en van zeer hoge cultuurhistorische waarde. In het bijzonder bij de inrichting van de directe omgeving dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid en het specifieke karakter van het Kruithuiscomplex.
Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing dient beschermd te worden tegen sloop zondermeer en tegen te grote, het beeld verstorende uitbreidingen.
Door het algemeen conserverend bestemmen zijn de structuren, die behoren tot de historische ontwikkelingsstructuur, voldoende beschermd, mede door de bestaande eigendomsgrenzen. Beschermde monumenten zijn al als object goed beschermd. De als cultuurhistorische waardevolle bebouwing aangemerkte gebouwen zijn voldoende beschermd met de dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie.