direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Schieoevers Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0016-2001

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. groothandel;
  • c. detailhandel in volumineuze goederen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • d. abc-goederen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - abc-goederen';
  • e. bouwmarkt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt';
  • f. grootschalig meubelbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - grootschalig meubelbedrijf';
  • g. fitness ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - fitness';
  • h. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • i. daghoreca ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • j. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • k. museum ter plaatse van de aanduiding 'museum';
  • l. water ter plaatse van de aanduiding 'water';
  • m. opleidingen ten behoeve van het ambachtsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - opleidingen tbv het ambachtsbedrijf';
  • n. bijbehorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, tunnels, wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van artikel 24 en de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', met dien verstande dat schoorstenen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 30 m;
  • b. het bebouwingspercentage mag per terreineenheid niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'.
3.2.2 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de regels van artikel 24 en de volgende bepalingen:

  • a. fietsenstallingen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • b. voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan;
  • c. bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' zijn niet toegestaan.
3.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, sub c voor het oprichten van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Milieucategorie

De in lid 3.1 genoemde functie is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 2' uitsluitend bedrijven uit categorie 1 en 2 van de LvB zijn toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 3.1' uitsluitend bedrijven uit categorie 1, 2 en 3.1 van de LvB zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 3.2' uitsluitend bedrijven uit categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 van de LvB zijn toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf t/m categorie 4' uitsluitend bedrijven uit categorie 1, 2, 3.1, 3.2 en 4 van de LvB zijn toegestaan.
3.3.2 Milieucategorie, maatbestemming

De gronden en bebouwing mogen tevens worden gebruikt voor:

  • a. een bedrijf ten behoeve van verwerking en overslag van huishoudelijk afval ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - betonfabriek' voorzover voorkomend in categorie 4 van de LvB met SBI-code 2663, 2664.2;
  • b. een bedrijf ten behoeve van het produceren en verwerken van aardewerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aardewerkfabriek' voorzover voorkomend in categorie 3.2 van de LvB met SBI-code 262.2;
  • c. een bedrijf ten behoeve van verpakkingsindustrie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- verpakkingsindustrie' voorzover voorkomend in categorie 4 van de LvB met SBI-code 252.1;
  • d. bijbehorende kantoren waarbij het kantooroppervlak per bedrijfsvestiging niet meer mag bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 3.000 m2;
  • e. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' met dien verstande dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m2;
  • f. in totaal één zelfstandige daghoreca vestiging ter plaatse van de aanduiding 'horeca' met een maximum bruto vloeroppervlakte van 250 m2;
  • g. rondleidingen, museum en workshops ter plaatse van de aanduiding 'museum';
  • h. een fitnessbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - fitness';
  • i. opleidingen ten behoeve van het ambachtsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - opleidingen tbv het ambachtsbedrijf'.
3.3.3 Gebruiksverbod

Niet toegestaan zijn:

  • a. risicovolle inrichtingen;
  • b. zelfstandige kantoren;
  • c. kwetsbare objecten;
  • d. de opslag en/of verkoop van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1 onder c t/m f, en met uitzondering van ter plaatse binnen het desbetreffende bedrijf vervaardigde of bewerkte goederen;
  • g. bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - betonfabriek' wel een bedrijf als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht is toegestaan;
  • h. zelfstandige horecavestigingen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'horeca' maximaal één daghoreca vestiging met een maximum bruto vloeroppervlakte van 250 m2 is toegestaan.
3.3.4 Water

Ter plaatse van de aanduiding 'water' is water toegestaan en dient in stand te worden gehouden.

3.3.5 Nevenassortiment

Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', 'specifieke vorm van detailhandel - abc-goederen', 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt', en/of 'specifieke vorm van detailhandel - grootschalig meubelbedrijf' mag de oppervlakte van de winkelvoorziening voor een deel voor de verkoop van nevenassortiment worden gebruikt. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
  • b. het nevenassortimentsdeel neemt niet meer ruimte in beslag dan 20% van het netto verkoopvloeroppervlak.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.3.1 sub a om bedrijven uit categorie 3.1 van de LvB mogelijk te maken;
  • b. het bepaalde in lid 3.3.1 sub b om bedrijven uit categorie 3.2 van de LvB mogelijk te maken;
  • c. het bepaalde in lid 3.3.1 sub c om bedrijven uit categorie 4 van de LvB mogelijk te maken;
  • d. het bepaalde in lid 3.3.1 om bedrijven toe te laten die niet genoemd worden in de LvB;
  • e. het bepaalde in lid 3.3.3 onder f om ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' een tuincentrum mogelijk te maken;
  • f. het bepaalde in lid 3.3.3 onder f om ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen' detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen mogelijk te maken.
3.4.2 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag past de in 3.4.1 onder a t/m d bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot maximaal categorie 2 respectievelijk 3.1 en 3.2 en indien de kwaliteit van de leefomgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit, levendigheid en economisch functioneren.

3.4.3 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag past de in 3.4.1 onder e en f bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien de kwaliteit van de leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit, levendigheid en economisch functioneren.

3.4.4 Afwijken gebruiksverbod

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.3 sub e voor het uitoefenen van een seksinrichting, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. binnen het gehele gemeentlijke grondgebied zijn maximaal 2 seksinrichtingen toegestaan;
  • b. binnen een straal van 250 m vanaf NS-stations en binnen een straal van 50 m vanaf gebedshuizen en scholen zijn seksinrichtingen niet toegestaan;
  • c. de afstand tussen de seksinrichting en de dichtsbijzijnde woning van een derde dient mimimaal 10 m te bedragen;
  • d. de onderlinge afstand tussen de 2 seksinrichtingen dient minimaal 50 m te bedragen;
  • e. ten behoeve van de seksinrichting dient in voldoende mate in parkeergelegenheid voor de bezoekers te zijn voorzien;
  • f. een seksinrichting in de vorm van raamprostitutie is niet toegestaan.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van halfverharde paden en wegen;
  • d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • e. het aanbrengen van drainage;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
3.5.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, en/of
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
3.6 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen met toepassing van artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening om in afwijking van het bepaalde in lid 3.3.3, sub a een risicovolle inrichting toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de 10-6 - contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, dient te zijn gelegen binnen de eigen perceelsgrenzen van de risicovolle inrichting;
  • b. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.