direct naar inhoud van Artikel 13 Wonen
Plan: Schieoevers Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0016-2001

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

13.2 Bouwregels
13.2.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van artikel 24 en de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' is een aan- en uitbouw toegestaan.
13.2.2 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de regels van artikel 24 en de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen zijn toegestaan onder de voorwaarde dat per perceel 50% van de oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met de bestemming 'Wonen' niet bebouwd is, met dien verstande dat de oppervlakte van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' niet wordt meegeteld als bouwvlak;
  • b. de diepte van een aan- en uitbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • c. de diepte van een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 3,5 m bedragen, mits tussen aanbouw en perceelsgrens minimaal 1 m vrije ruimte resteert;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 m;
  • e. de bouwhoogte van aanbouwen aan de zijgevel mag maximaal de hoogte van twee aangrenzende bouwlagen van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 m, mits de diepte van de aanbouw niet meer bedraagt dan 2,5 m en tussen aanbouw en perceelsgrens minimaal 1 m vrije ruimte resteert;
  • f. balkons en dakterrassen op aan- en uitbouwen zijn toegestaan;
  • g. voor het overige zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.2.1, sub a voor dakopbouwen en dakkapellen aan de voor-, en achterkant van het hoofdgebouw, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de maximale bouwhoogte zoals aangegeven op de verbeelding;
  • b. het bepaalde in lid 13.2.2, sub d voor het bouwen van aan- en uitbouwen met een hoogte van 1,5 (resp. 2,5) bouwlaag, indien het hoofdgebouw een souterrain heeft.
13.3.2 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag kan de in lid 13.3.1, sub a en b bedoelde afwijkingsbevoegdheid toepassen indien de gebruiksmogelijkheden en verblijfskwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:

  • a. de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen;
  • b. de privacy;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld en de samenhang van gootlijn, noklijn en kapprofiel, met dien verstande dat een dakkapel van maximaal een derde van de oppervlakte van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst in ieder geval is toegestaan.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Milieucategorie

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot categorie 1 van de LvB met uitzondering van bedrijven waarbij gevaar de grootste afstand is.

13.4.2 Parkeren
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren 1' dient tenminste één parkeerplaats per woning aanwezig te zijn.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren 2' dienen parkeerplaatsen aanwezig te zijn en de op het moment van vaststelling aanwezige parkeerplaatsen in stand te worden gehouden.
13.4.3 Aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, voor zover:

13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.4.1 om de aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 2 van de LvB mogelijk te maken met uitzondering van bedrijven die in de LvB een kader om de categorie hebben;
  • b. het bepaalde in lid 13.4.1 om de aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te laten die niet genoemd worden in de LvB.
13.5.2 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag past de in lid 13.5.1, sub a en b bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot categorie 1 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit, en economisch functioneren.