direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Zuidwest 3 Tanthof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0015-2001

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

19.2 Bouwregels
19.2.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van Artikel 36 en de volgende bepalingen:

  • a. het aantal bouwlagen boven peil mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kap' (A t/m O), zoals weergegeven op de verbeelding en zoals gedefinieerd in figuur 1 van bijlage 1, is per perceel een dakverdieping toegestaan binnen het denkbeeldig kapprofiel;
  • c. het denkbeeldige kapprofiel, zoals deze in figuur 1 van bijlage 1 is gedefinieerd, mag worden overschreden door dakterrasafscheidingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' zijn beneden het toegestane aantal bouwlagen dakterrasafscheidingen en voorzieningen voor de betreding van een dakterras toegestaan;
  • e. dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan indien dit in figuur 1 van bijlage 1 is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
    • 1. De breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 70% van de breedte van het dakvlak;
    • 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    • 3. onderzijde meer dan 0,5 m boven de dakvoet;
    • 4. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 5. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang aanwezig te zijn;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sub a t/m c mag de bouwhoogte en goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' en / of 'maximale goot- en bouwhoogte (m).
19.2.2 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de regels van Artikel 36 en de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen zijn toegestaan onder de voorwaarde dat 50% van de oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met de bestemming 'Wonen' niet bebouwd is;
  • b. de diepte van een aan- en uitbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • c. de diepte van een aan- en uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 3,5 m bedragen, mits tussen aanbouw en perceelsgrens minimaal 1 m vrije ruimte resteert;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 m;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouw aan de zijgevel mag maximaal de hoogte van twee aangrenzende bouwlagen van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 m, mits de diepte van de aanbouw niet meer bedraagt dan 2,5 m en tussen aanbouw en perceelsgrens minimaal 1 m vrije ruimte resteert;
  • f. balkons en dakterrassen op aan- en uitbouwen zijn toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'balkons' zijn op hoofdgebouwen balkons toegestaan tot een maximale diepte van 3,5 m;
  • h. voor het overige zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • i. bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' niet zijn toegestaan.
19.2.3 Bouwwerken ten behoeve van de woonwagenstandplaats

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' gelden uitsluitend de regels van Artikel 36 en de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'
  • b. het bebouwingspercentage is gebonden aan het maximum dat op de verbeelding staat aangeduid;
  • c. de totale oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 20 m² bedragen en de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. voor het overige zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 19.2.1 sub b voor dakopbouwen en dakkapellen aan de voor-, en achterkant van het hoofdgebouw buiten het denkbeeldige kapprofiel zoals dit in figuur 1 van bijlage 1 is gedefinieerd, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van dit denkbeeldige kapprofiel;
  • b. het bepaalde in lid 19.2.1, sub b voor het bouwen van dakterrasafscheidingen in de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. het bepaalde in lid 19.2.2, sub c voor het bouwen van aan- en uitbouwen met een hoogte van 1,5 (resp. 2,5) bouwlaag, indien het hoofdgebouw een souterrain heeft;
  • d. het bepaalde in lid 19.2.1 en lid 19.2.2 voor het bouwen van gedeelde liften, gedeelte entrees, gedeelde trappen en gedeelde galerijen;
  • e. het bepaalde in lid 19.2.2, sub i voor het oprichten van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.
19.3.2 Voorwaarden afwijken
  • a. Het bevoegd gezag past de in lid 19.3.1 bedoelde afwijkingsbevoegdheden toe indien de gebruiksmogelijkheden en verblijfskwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:
    • 1. de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen;
    • 2. de privacy;
    • 3. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld en de samenhang van gootlijn, noklijn en kapprofiel, met dien verstande dat een dakkapel van maximaal een derde van de oppervlakte van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst in ieder geval is toegestaan.
  • b. Het bevoegd gezag past de in lid 19.3.1 lid e bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe, indien geen onevenredige verslechtering van de groeiomstandigheden van de monumentale boom optreedt

19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Milieucategorie

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot categorie 1 van de LvB met uitzondering van bedrijven die in de LvB een kader om de categorie hebben.

19.4.2 Milieucategorie

De in lid 19.1, sub b genoemde functie "bedrijf" is uitsluitend toegestaan voorzover zij behoort tot categorie 1 en / of 2 van de LvB.

19.4.3 Milieucategorie

horeca is uitsluitend toegestaan voorzover zij behoort tot categorie 1 en 2 van de LvB.

19.4.4 Aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, voor zover:

19.4.5 Parkeren

Alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren' en 'specifieke vorm van tuin - carport' is parkeren toegestaan.

19.4.6 Bedrijven

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' geld de volgende bepaling:

  • de oppervlakte ten behoeve van deze bedrijfsvoering mag niet meer bedragen dan 250 m².
19.4.7 Gebruiksverbod

Niet toegestaan zijn:

19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 19.4.1 om de aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 2 van de LvB mogelijk te maken met uitzondering van bedrijven die in de LvB een kader om de categorie hebben;
  • b. het bepaalde in lid 19.4.1 om de aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te laten die niet genoemd worden in de LvB;
  • c. het bepaalde in lid 19.1, onder f om parkeren op gronden zonder de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren' mogelijk te maken;
  • d. het bepaalde in lid 19.4.5 om het aantal parkeerplaatsen te vergroten;
  • e. het bepaalde in lid 19.4.1 om kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te laten die niet genoemd worden in de LvB;
  • f. het bepaalde in lid 19.4.3 om horeca uit categorie 3.1 mogelijk te maken met uitzondering van bedrijven die in de LvB een kader om de categorie hebben.
19.5.2 Voorwaarden afwijken
  • a. Het bevoegd gezag past de in lid 19.5.1, sub a en b bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot categorie 1 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, verkeer en economisch functioneren;
  • b. het bevoegd gezag past de in lid 19.5.1, sub c en d bedoelde afwijkingsbevoegdheden toe, indien de ruimtelijke kwaliteit niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan de relatie tot de openbare ruimte en belendende percelen, groen, ecologie, water en verkeer;
  • c. het bevoegd gezag past de in lid 19.5.1, sub e bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot categorie 1 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, verkeer en economisch functioneren;
  • d. het bevoegd gezag past de in lid 19.5.1, sub f bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, verkeer en economisch functioneren.
19.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.6.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van halfverharde paden en wegen;
  • d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • e. het aanbrengen van drainage;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
19.6.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 19.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, en/of
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.