Plan: | Binnenstad 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0014-2001 |
Deze paragraaf geeft een weergave van de typen cultuurhistorische waarden. Daarbij wordt stilgestaan bij de beschermde stadsgezichten, de monumentale panden en objecten en cultuurhistorisch waardevolle panden. De beschrijving van de ontstaansgeschiedenis en een gebiedsgerichte beschrijving van aanwezige waarden is terug te vinden in paragraaf 2.3 van de toelichting.
Beschermde stadsgezichten
Binnen de contour van het bestemmingsplan liggen twee van rijkswege beschermde stadsgezichten en een derde gebied waarvan de aanwijsprocedure nog loopt. Op grond van deze aanwijzingen is de gemeenteraad verplicht een bestemmingsplan vast te stellen dat de cultuurhistorische waarden van deze gebieden beschermt. De historische binnenstad van Delft is in 1978 door het Rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht ex artikel 20 van de toen van kracht zijnde Monumentenwet 1961. De contour van het beschermde gebied is door het Rijk vastgesteld en viel in principe samen met de ligging van de middeleeuwse stadsomwalling, met inbegrip van het Kalverbos dat op de plaats van een zestiende-eeuws bastion aan de noordzijde van de stad ligt.
Figuur 9.4: Grenzen beschermde stadsgezichten
De binnenstad is beschermd vanwege zijn historische vrijwel geheel gave structuur van een Hollandse grachtenstad: noord-zuid lopende hoofdgrachten met haaks erop staande Markt en oost-west lopende nevengrachten. In deze structuur is de oorspronkelijke polderverkaveling nog herkenbaar. Bovendien kent het gebied een gaaf historisch stadsbeeld met een samenhangende stedenbouwkundige structuur, bebouwing en inrichting van de openbare ruimte, met name aan de grachten met kades, bruggen en beplanting. Kenmerkend voor de bebouwing is de perceelsgewijze ontwikkeling met continue hoogte- en breedtevariaties binnen de samenbindende ordegroottes van de gevelwanden. Binnen deze samenhangende structuur en bebouwing van het gebied is een kenmerkend verschil in karakter tussen de jongere oostelijke delen van de binnenstad en de oudere hoofdgrachten en de Markt.
Grenzend aan dit gebied zijn er in 2011 twee gebieden toegevoegd. Als uitvloeisel van het Monumenten Selectie Project zijn de gebieden Nieuwe Plantage en TU-Noord uit de periode 1850-1940 geselecteerd, respectievelijk ten noorden en ten zuiden van het beschermde stadsgezicht uit 1978. Het beschermde stadsgezicht Nieuwe Plantage is op 2 februari 2011 aangewezen. Dit gebied is beschermd vanwege zijn gave goed herkenbare hoofdstructuur van negentiende-eeuwse bebouwing ter plekke van de voormalige noordelijke stadsomwalling. Het gebied kenmerkt zich door een nauwe relatie tussen beeldbepalende bebouwing en openbare ruimte, met name de groenaanleg van de Nieuwe Plantage.
De procedure voor aanwijzing van het beschermde stadsgezicht TU-Noord loopt nog. Vooruitlopend op deze aanwijzing is dit gebied toegevoegd aan de contour van beschermde gebieden in het bestemmingsplan. Het TU-Noordgebied vormt een voor Nederland uniek conglomeraat van laat- negentiende- en vroeg twintigste-eeuwse gebouwen voor onderwijs- en onderzoeksdoeleinden. Het grootste deel van dit gebied ligt buiten de contour van het bestemmingsplan. Het gebied dat binnen de grenzen ligt vormt de overgang tussen de kleinschalige binnenstad met weinig groen en het ruim opgezette stedenbouwkundig plan van het TU-Noordgebied met een invulling van grootschalige gebouwen en groene zones. Na de aanwijzing van dit gebied zal het Rijk binnen Delft geen nieuwe stadsgezichten meer aanwijzen, de bestaande beschermde stadsgezichten kunnen nog wel uitgebreid worden.
Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten
Naast de beschermde gebieden die door het bestemmingsplan worden beschermd, kent het gebied een groot aantal beschermde monumenten. Deze panden en objecten zijn door het Rijk en de gemeente ingeschreven in het monumentenregister en beschermd op grond van de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening.
Op grond van de Monumentenwet 1961 werden in Delft voor het eerst in 1967 rijksmonumenten aangewezen. Naar aanleiding van het Monumenten Selectie Project zijn in de binnenstad monumenten uit de periode 1850 tot 1940 geselecteerd waarvan de aanwijzingen als rijksmonument in 2002 zijn afgerond. Naar verwachting zullen er geen rijksmonumenten meer aangewezen worden in de binnenstad.
Het aanwijzen van gemeentelijke monumenten is in de binnenstad al in 1989 gestart. Parallel aan respectievelijk volgend uit het Monumenten Selectie Project is ook een Gemeentelijk Inventarisatie Project (GIP) gestart voor de selectie en aanwijzing van bouwkunst uit de periode 1850-1940. In totaal zijn 18 series aangewezen. In 2009 zijn de wederopbouwmonumenten uit de periode 1940-1970 geselecteerd en aangewezen. Twee daarvan liggen in het plangebied van dit bestemmingsplan. De genoemde onderzoeken zijn structureel afgerond. In deze beleidsperiode zullen in het plangebied geen aanwijzingen meer plaatsvinden. Alleen bijzondere vondsten zullen hierop een uitzondering vormen, wanneer die aan het licht komen bijvoorbeeld bij de voorbereiding van bouwwerkzaamheden.
Figuur 9.5: Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten
Overige cultuurhistorisch waardevolle panden en objecten
Naast de beschermde monumenten liggen er in het plangebied cultuurhistorisch waardevolle panden die enkel door middel van het bestemmingsplan zijn beschermd. Deze panden zijn cultuurhistorisch waardevol vanwege hun architectonische, stedenbouwkundige, beeldondersteunende en/of bouwhistorische waarde. Stedenbouwkundige waarden zijn schaalgrootte en perceelstructuur, rooilijn en gevelwanden, en hoofdvorm met dakvorm. Architectonische waarden zijn individuele kwaliteit van de gevel en of bijdrage aan de totale gevelwand. Bouwhistorische waarden zijn bouwsporen en -onderdelen van een pand die kennis verschaffen over individuele panden en/of stedelijke structuren.
Bouwhistorische waarden
Binnen het plangebied liggen de oudste bouwstructuren in Delft. Uit de bouwsporen van deze gebouwen is de geschiedenis van het ontstaan van de stad af te leiden. Bouwhistorische waarden zijn bouwsporen en -onderdelen in een individueel pand. In de binnenstad is er een groot aantal panden waarvan deze geschiedenis nog niet onderzocht is. Van een groot aantal is alleen de voorgevels exact of bij benadering te dateren. Dat zegt nog weinig over de achterliggende bouwdelen. Een dergelijke pand bezit meestal een oudere kern. Die kan teruggaan tot in de tweede helft van de zestiende eeuw, ofwel de herbouw na de stadsbrand van 1536. In de bouwblokken die bij deze brand gespaard zijn gebleven (zoals de driehoek Achterom-Lange Geer-Clarenstraat) kunnen aanzienlijke delen van panden zelfs nog ouder zijn. Deze bouwsporen en -onderdelen hebben een essentiële informatiewaarde. Bij het ontbreken van bouwtekeningen zijn zij de enige kennisbron over: ontstaan en ontwikkeling van een individueel pand; ontstaan en ontwikkeling van stedelijke structuren en ontwikkeling van het bouwen en het bouwbedrijf in het algemeen.
Cultuurhistorisch waardevol groen
Het plangebied kent diverse groenstructuren die in cultuurhistorisch opzicht van waarde zijn, bijvoorbeeld door een bijzonder ontwerp of een bijzondere functie vanuit het verleden. Deze groenstructuren zijn vastgelegd in de 'Inventarisatie en waardestelling cultuurhistorisch groen tot 1940'. Deze groenstructuren zijn ook onderdeel van de beschermde stadsgezichten.
Rijksbeleid en beschermde stadsgezichten
De aanwijzing tot beschermd gezicht en de bescherming door middel van het bestemmingsplan houdt niet in dat de bestaande toestand moet worden bevroren. Het doel van de bescherming is het behoud van de gaafheid, de structuur en het beeld van de stedenbouwkundige, architectonische, bouwhistorische en overige cultuurhistorische waarden van de Delftse binnenstad en ruimte te bieden aan toekomstige ontwikkelingen.
Het bestemmingsplan is een consoliderend plan. Het kent zeer gedetailleerde bouwvlakken, waarmee de omvang van de bestaande gebouwen wordt vastgelegd. Ook kappen zijn als beeldbepalend element vastgelegd. Evengoed zijn ruimtelijke structuren als wegen, stegen, pleinen, groen en water dusdanig bestemd dat deze als structurerende elementen van het beschermd stadsgezicht behouden blijven.
In het kader van de het beleid 'Modernisering Monumentenzorg' streeft het Rijk ernaar de cultuurhistorie te borgen in de ruimtelijke ordening. Het uitgangspunt is de cultuurhistorische waarde zo goed mogelijk in beeld te brengen en voorin het planproces mee te nemen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij de opstelling van het bestemmingsplan moet de gemeente rekening houden met historisch relevante structuren, objecten en sporen. In het bestemmingsplan moet zij deze waarde analyseren, afwegen en vastleggen. De wettelijke grondslag van dit beleid is de wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening per 1 januari 2012. Bovendien streeft het Rijk ernaar om herbestemming van cultuurhistorisch waardevolle objecten te stimuleren.
Om de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen te verruimen, zijn de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen van erfbebouwing in het beschermd stadsgezicht per 1 januari 2012 aan de achterkanten van panden die niet beschermd zijn als monument uitgebreid. Dit betekent dat de bebouwingsmogelijkheden tot 30 m² via de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geregeld worden in plaats van enkel via het bestemmingsplan, zoals het daarvoor was. Ook voor bouwwerken in openbaar toegankelijk gebied, zoals straatmeubilair en nutsvoorzieningen, zijn per 1 januari 2012 nieuwe vergunningvrije mogelijkheden geboden.
Op perceelsniveau gelden daarnaast op basis van het aangewezen stadsgezicht al voorwaarden voor het slopen. Hierbij geldt als voorwaarde dat sloop pas is toegestaan wanneer er voor dezelfde plek een realiseerbaar bouwplan bestaat dat binnen het bestemmingsplan past en voldoet aan de welstandseisen. Op deze wijze is wettelijk al geborgd dat ter plaatse een passend bouwwerk wordt teruggebouwd en worden gaten in de bebouwingsstructuur van de binnenstad tegengegaan.
Het bestemmingsplan voorziet in aanvulling daarop in een regeling die de cultuurhistorische waarden beschermt bij andere ingrepen, zoals uitbreiding en aanpassing. Daarbij legt het bestemmingsplan in algemene zin vast dat werkzaamheden aan cultuurhistorisch waardevolle panden en waardevolle groenstructuren in het beschermd stadsgezicht, die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, pas vergund kunnen worden nadat is gebleken dat met de ingreep de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.
In het kader van de het beleid 'Modernisering Monumentenzorg' streeft het Rijk ernaar de cultuurhistorie te borgen in de ruimtelijke ordening. Bij de opstelling van het bestemmingsplan moet de gemeente rekening houden met historisch relevante structuren, objecten en sporen. In het bestemmingsplan moet zij deze waarde analyseren, afwegen en vastleggen. De wettelijke grondslag van dit beleid is de wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening per 1 januari 2012. Het Rijk streeft ernaar om herbestemming van cultuurhistorisch waardevolle objecten te stimuleren.
Gemeentelijk beleid cultuurhistorie en monumenten
Het algemene kader wordt gevormd door de begin 2007 vastgestelde nota 'Gezicht op gebouwd erfgoed Delft - monumentenbeleid 2007-2017' en door de Monumentenverordening 2009. De voor het bestemmingsplan Binnenstad relevante beleidsonderdelen zijn:
Cultuurhistorisch waardevol groen
In 2009 is het onderzoeksrapport '16 groene parels - inventarisatie en waardestelling van cultuurhistorisch waardevol groen van voor 1940' verschenen. Van belang zijn aspecten zoals een kenmerkende stijl van aanleg, de verhouding tussen open en gesloten delen, het gebruik van zichtlijnen, en de specifieke beplanting. Zeven gebieden liggen in dit bestemmingsplangebied:
De bomen op het Sint Agathaplein, een verder stenig ingericht plein, zijn alle als 'monumentaal' aangemerkt. De Prinsenhoftuin en de drie hoftuinen maken onderdeel uit van een rijksmonument en zijn als zodanig beschermd. De overige gebieden zullen, aanvullend op de consoliderende hoofdbestemming als Groen, worden beschermd door de aanduiding Waarde - Cultuurhistorie. Behoud van karakteristieke padenstructuur en beplanting wordt geregeld via een aanlegvergunningstelsel en de bijhorende Beleidsregel cultuurhistorisch waardevolle groengebieden 2012 als toetsingskader.
Foto: Prinsenhoftuin, cultuurhistorisch waardevol groen
Gebiedsgerichte monumentenzorg
In het plangebied liggen enkele grote te bouwen locaties, waaronder de Gasthuisplaats en de Yperstraat en omgeving. De historische stedelijke structuur is hier beschadigd door schaalvergroting in het algemeen, grote sloopgaten, het verdwijnen van straatstructuren, en een qua schaal en vorm niet bij de karakteristiek van de binnenstad passende nieuwere bebouwing. Te hanteren basisuitgangspunten voor de herstructurering van dergelijke gebieden zijn het aansluiting op de historische karakteristiek van de binnenstad in het algemeen en rekenschap geven van het historisch specifieke van de individuele locatie. Voor de Yperstraat betekent dit dat de bebouwing qua schaal een overgang vormt tussen de kleinschalige bebouwing langs de Molslaan, Yperstraat en Gasthuislaan en de nieuwbouw aan de Kruisstraat. Ook qua karakteristiek moet de verbouwing een verbinding leggen met de traditionele architectuur van de binnenstad.
Met name de Gasthuisplaats is een historisch zeer belangrijke locatie als voormalig middeleeuws gasthuisterrein met een specifieke structuur. Voor deze locatie zal er te zijner tijd een afzonderlijk (postzegel)bestemmingsplan worden opgesteld of planologische procedure doorlopen worden die de beoogde ontwikkeling mogelijk moet maken. Verplicht onderdeel daarbij zal zijn dat onderzoek naar, en beschrijving van de cultuurhistorische waarden is vereist en dat deze zullen worden afgewogen tegen de beoogde herontwikkeling. Deze aanpak is conform de Modernisering Monumentenzorg, zoals voorgaand beschreven.
Cultuurhistorische waardevolle bebouwing en objecten
In het vorige bestemmingsplan binnenstad viel een groot aantal panden onder een antisloopbepaling om hergebruik en behoud van het pand te stimuleren.
Het uitgangspunt in dit bestemmingsplan is anders. In dit plan is de bescherming van karakteristieke panden beperkt tot panden met een stedenbouwkundige relevantie en enkele panden met een specifieke hoofdvorm die nauw met de architectuur samenhangt. De bescherming van de architectonische aspecten van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing (gevelindeling, venstervormen, materialen en kleuren) wordt niet in het bestemmingsplan geregeld, maar middels het Welstandsbeleid.
Voor de stedenbouwkundige relevantie is gekeken naar zowel individuele kwaliteiten als naar de bijdrage aan (delen van) gevelwanden. Een pand heeft de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie vanwege één of meerdere van de volgende eigenschappen:
Aan de selectie van panden die overgenomen is uit het vorige bestemmingsplan Binnenstad, zijn op grond van bovengenoemde eigenschappen de panden aan de Nieuwe Plantage toegevoegd. Verder zijn nog drie gebouwen c.q complexen toegevoegd uit het Gemeentelijk Inventarisatie Project en wederopbouwonderzoeken. Uit de preselectie (rapport uit 2009) van het GIP is één object dat deels in dit plangebied ligt, namelijk de Reineveldbrug met brugwachtershuisje. Uit het wederopbouwonderzoek volgen de complexen Peperstraat 16-36 en Doelenplein 8-10. Op deze panden zijn de regels van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie van toepassing. Een volledig overzicht van de adressen van de betreffende panden is opgenomen in bijlage 5 van de toelichting.
Binnen het plangebied ligt een groot aantal historische stoepen. De gemeente streeft ernaar deze stoepen te behouden. Een overzicht van stoepen met cultuurhistorische waarden is bijgevoegd in bijlage 3 van de regels.
Bouwhistorische waardenkaart
Van de panden die zijn aangewezen als monument zijn ook de bouwhistorische waardevolle onderdelen beschermd. Inmiddels heeft de gemeente ook een verwachtingskaart opgesteld van de bouwhistorische waarden voor de panden die niet zijn beschermd als monument. Op grond van historische kaarten en eerdere opnamen ter plaatse zijn de panden in kaart gebracht waarin mogelijk nog oude bouwsporen en oorspronkelijke bouwstructuren aanwezig zijn. Wanneer er voor deze panden een sloopaanvraag komt, wil de gemeente eerst onderzoeken en inzichtelijk krijgen welke bouwhistorische waarden er in het pand nog aanwezig zijn. Het onderzoek naar en de inventarisatie van bouwhistorische waarden vormt een bijdrage aan het onderzoek naar het ontstaan van de stad Delft. Bij uitzonderlijk waardevolle vondsten kan de gemeente besluiten over te gaan tot het aanwijzen van het pand als beschermd monument.
Zowel op rijksniveau als op gemeentelijk niveau is het uitgangspunt van het beleid om aanwezige cultuurhistorische waarden te beschermen. Hiertoe wordt met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed afgestemd of het plan in overeenstemming is met het beleid van de Rijksdienst.
Een eerste vorm van bescherming gaat uit van het vastleggen van het volume en het bouwvlak van de bestaande hoofdgebouwen en het in de regels vastleggen van bestaande kappen. Op die manier wordt tegengaan dat de structuur van de binnenstad wordt verstoord door niet passende bouwvolumes. In de openbare ruimte zijn straten, stegen, pleinen, water, kades, bomen en bruggen consoliderend bestemd met als doel deze structuren in stand te houden.
Om cultuurhistorisch waardevolle panden te beschermen hebben deze panden een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie die vergroting en aanpassing van de betreffende panden in beginsel verbiedt en pas toestaat wanneer is aangetoond dat hiermee de aanwezige cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad. Voor het cultuurhistorisch groen, waarbinnen bebouwing in hoofdlijnen is uitgesloten, wordt een vergelijkbare regeling opgenomen voor (grond)werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de cultuurhistorische waarde ervan.
De aanwezige cultuurhistorische waarden worden door de bestaande wetgeving en de aanvullende regeling in dit bestemmingsplan voldoende beschermd. Hierover heeft tevens afstemming plaatsgevonden met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Commissie voor Welstand en Monumenten.