Plan: | Bedrijventerreinen Delft Noord (DSM) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0013-2002 |
De externe veiligheidssituatie is onderzocht door bureau Save/Oranjewoud ('Beschouwing risicobronnen en verantwoording groepsrisico', Save/Oranjewoud). In dat rapport is ook de groepsrisicoverantwoording opgenomen. Uit het rapport blijkt dat de externe veiligheidssituatie geen knelpunten voor het bestemmingsplan oplevert.
In en rond het plangebied bevindt zich een aantal (potentiële) risicobronnen. Het plangebied en de (potentiële) risicobronnen zijn weergeven in de figuur hieronder.
figuur 17: plangebied en potentiële risicobronnen (bron: Externe veiligheid Bedrijventerrein Delft Noord; Beschouwing risicobronnen en verantwoording groepsrisico, Save/Oranjewoud)
Uit het rapport van Save blijkt dat de spoorlijn en de Delftse Vliet geen relevante risicobronnen zijn en geen belemmering opleveren voor het bestemmingsplan. Ten aanzien van de Beatrixlaan concludeert Save dat deze weg geen plaatsgebonden risicocontour heeft en dat het groepsrisico dusdanig laag ligt dat dit niet te zien is in de fN-curve. Er is geen sprake van een toename van het groepsrisco of overschrijding van de orientatiewaarde.
Uit het rapport blijkt verder dat binnen de plaatsgebonden risicocontour van DSM geen kwetsbare objecten zijn gelegen. Op één locatie na komt de contour niet buiten de inrichtingsgrens. Aan de zuidelijke terreingrens overschrijdt de contour de terreingrens wel. Op die locatie bevinden zich echter evenmin kwetsbare objecten.
Het groepsrisico van DSM is relatief hoog (>1 maal de oriëntatiewaarde). De reden hiervoor is dat het invloedsgebied van DSM groot is en voor een groot deel over de woonkernen van Delft en Rijswijk valt. In paragraaf 7.2.4 wordt hier nader op ingegaan.
Ten aanzien van Van der Lee constateert Save dat het plaatsgebonden risico geen belemmeringen vormt omdat de contour de inrichtingsgrens niet overschrijdt. Het invloedsgebied van Van der Lee ligt gedeeltelijk buiten de inrichtingsgrens maar niet of nauwelijks over objecten met een noemenswaardige personendichtheid. Het groepsrisico van Van der Lee is daardoor dusdanig laag (1,1 slachtoffers) dat feitelijk geen sprake is van groepsrisico.
Save merkt ten aanzien van de gasleiding op dat het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde en niet toeneemt. Daarnaast heeft de leiding geen plaatsgebonden risicocontour. De leiding levert voor het bestemmingsplan geen belemmering op.
Veiligheidsregio Haaglanden
De Veiligheidsregio Haaglanden heeft per brief van 31 juli 2012 advies uitgebracht. De Veiligheidsregio constateert dat het in hoofdzaak om een bestaand gebied gaat en dat in het bestemmingsplan geen maatregelen aan de risicobron kunnen worden genomen. De Veiligheidsregio adviseert een aantal maatregelen. Eén daarvan heeft betrekking op het bestemmingsplan. Geadviseerd wordt om voor de hoofdaardgasleiding een belemmeringenstrook op te nemen. Dat is in het bestemmingsplan gebeurd.
DSM-terrein
Nieuwe risicovolle activiteiten zijn niet rechtstreeks toegestaan maar alleen via een afwijkingsbevoegdheid.
Gebruikelijk is om de toelating van nieuwe risicovolle activiteiten te regelen via een wijzigingsbevoegdheid. Het gaat immers doorgaans niet om een lichte afwijking van het bestemmingsplan, die met een afwijkingsbevoegdheid ruimtelijk kan worden ingepast. Voor het DSM-terrein kan hier wel voor worden gekozen, omdat het een bestaande Bevi/BRZO-inrichting betreft en de ruimtelijke gevolgen van een nieuwe risicovolle activiteit volledig binnen het eigen terrein van DSM zijn in te passen.
Overige terreindelen
Nieuwe risicovolle activiteiten zijn niet rechtstreeks toegestaan maar alleen via een afwijkingsbevoegdheid. Als voorwaarde daarvoor geldt dat de 10-6-contour niet buiten de inrichtingsgrens mag liggen, tenzij het de bestemmingen groen, water, spoorwegdoeleinden of verkeer betreft.
Verantwoording DSM
In het Bevi is opgenomen welke elementen ter verantwoording van het groepsrisico beschouwd dienen te worden. Naast hoogte van het groepsrisico en populatiedichtheid (welke beschouwd zijn in paragraaf 3.1 en de QRA van DSM) zijn dit: veiligheidsmaatregelen, mogelijkheden tot bestrijdbaarheid en mogelijkheden tot zelfredzaamheid.
Situatieomschrijving
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Delft Noord handhaaft de vestiging van de risicovolle inrichting DSM. Het bedrijf heeft een invloedsgebied van ca. 1.500 meter. Dit is globaal weergegeven in de figuur hieronder.
Figuur 18: Invloedsgebied DSM (globaal)
Zoals te zien is in de figuur hierboven omvat het invloedsgebied van DSM het plangebied volledig. Tevens bevinden zich binnen het invloedsgebied van DSM woonwijken van Delft en Rijswijk, maar deze liggen buiten het plangebied. Feitelijk aanwezige personendichtheden in het plangebied zijn in de huidige situatie relatief laag. Wel staat het bestemmingsplan ontwikkelingen met hoge personendichtheden toe (zoals ook in de huidige situatie). In het plangebied zijn onder andere (ondergeschikte) kantoren toegestaan tot 15 meter hoog met een maximale bebouwingsdichtheid van 80%. Kengetallen van personendichtheden van dergelijke bedrijventerreinen variëren tot 80 personen per hectare (Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico). In geval van een calamiteit bij DSM kan een toxische wolk ontstaan die tot ongeveer 1.500 meter dodelijke slachtoffers maakt. Wanneer de wolk over bebouwde gebieden drijft kan het aantal slachtoffers aanzienlijk zijn. Het groepsrisico ligt dan ook boven de oriëntatiewaarde.
Veiligheidsmaatregelen
Bronmaatregelen
De meest effectieve veiligheidsmaatregelen zijn maatregelen aan de bron zelf. Deze zijn door de gemeente Delft echter niet te nemen omdat DSM een provinciale inrichting is en bronmaatregelen niet te borgen zijn in een ruimtelijke procedure. DSM is al decennia gevestigd op deze locatie. Discussies omtrent de veiligheid van DSM en mogelijke bronmaatregelen om dit via de milieuvergunning te verbeteren worden eveneens al jaren gevoerd tussen onder andere het bedrijf, de provincie en gemeenten. De huidige vergunde situatie van DSM wordt daarbij aanvaardbaar geacht. Verdere veiligheidsmaatregelen bij DSM worden daarom in deze rapportage niet nader beschouwd.
Ruimtelijke maatregelen
Om de veiligheid in het plangebied te vergroten zijn verschillende ruimtelijke veiligheidsmaatregelen genomen. Op het terrein van DSM zijn ontwikkelingen voorzien binnen het gebied met de bestemming "bedrijventerrein 1" (een bedrijvencluster). Omdat de ontwikkelingen geprojecteerd zijn op korte afstand van de risicobron (gedeeltelijk binnen de PR 10-6-contour) worden de ruimtelijke maatregelen van "bedrijventerrein 1" apart beschouwd.
Ruimtelijke maatregelen “bedrijventerrein 1”
Het gebied met bestemming “bedrijventerrein 1” ligt grotendeels binnen de PR 10-6-contour van DSM. Binnen deze bestemming geldt daarom een planregeling die de komst van kwetsbare objecten en nieuwe risicovolle inrichtingen uitsluit. Op het DSM-terrein zijn dus alleen objecten toegestaan welke onderdeel zijn van een Bevi-bedrijf. Daarnaast is in de planregeling opgenomen dat alleen Bevi-activiteiten zijn toegestaan zoals ten tijde van de terinzagelegging van dit plan zijn vergund. Nieuwe risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten zijn niet rechtstreeks toegelaten. Hiervoor is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Dit is een verbetering ten opzichte van de huidige situatie omdat de vigerende bestemmingsplannen zeer ruime ontwikkelingsmogelijkheden kennen. Ook een gebied van 4 hectare in het westen van het plangebied dat in de huidige situatie een ruime woonbestemming heeft, wordt middels deze planregeling beperkt.
Ruimtelijke maatregelen overig plangebied
Voor het overige plangebied geldt dat nieuwe Bevi-bedrijven niet zijn toegestaan. Daarnaast zijn personendichtheden beperkt via de planregels door onder meer bebouwing in hoogte te beperken en zelfstandige kantoren uit te sluiten. Verdere beperking van personendichtheden via planregels is onwenselijk omdat zij de flexibiliteit van het bedrijventerrein aanzienlijk zullen beperken. Deze twee ruimtelijke maatregelen zijn een verbetering ten opzichte van de huidige situatie, waarin nieuwe risicovolle inrichtingen en hoge concentraties personendichtheden wel zijn toegestaan.
Zelfredzaamheid
Het rampscenario bij DSM is een calamiteit met toxische stoffen. In geval van een toxische calamiteit dienen personen naar binnen te gaan en ramen en deuren gesloten te houden. Om de zelfredzaamheid van deze personen te verbeteren is het belangrijk dat deze personen:
Ad 1.
In geval van een calamiteit met toxische stoffen worden personen gealarmeerd via het WAS-systeem. De WAS-dekking ter hoogte van het plangebied is voldoende. Alarmering in geval van een toxische calamiteit kan geoptimaliseerd worden door communicatielijnen tussen DSM en omliggende bedrijven te verbeteren. Momenteel wordt door de brandweer aan dergelijke ontwikkelingen gewerkt. Naar verwachting krijgt dit een plaats in de vergunning van DSM.
Ad 2.
Om personen beter voor te bereiden op een calamiteit is het raadzaam om personen te instrueren hoe te handelen in geval van een toxische calamiteit. Dit geldt in het bijzonder voor BHV-ers. Rampoefeningen kunnen de handelingsperspectieven van aanwezigen verbeteren. Daarnaast zijn in het bestemmingsplan objecten gericht op kwetsbare groepen uitgesloten.
Ad 3.
Wanneer personen eenmaal schuilen dienen ramen en deuren gesloten te blijven. De Gemeente Delft voert als beleid om personen te instrueren in geval van een dergelijke calamiteit.
Bestrijdbaarheid
In geval van een incident met gevaarlijke stoffen bij DSM dient de brandweer de calamiteit zoveel mogelijk te bestrijden. De duur en soort inzet verschilt per scenario. Voor een goede bestrijdbaarheid is het van belang dat het voor de brandweer mogelijk is om:
DSM is voor de brandweer te bereiken binnen de gestelde normen. Het terrein is toegankelijk via een tweetal toeritten. De bereikbaarheid wordt daarom voldoende geacht. Wanneer de brandweer aanwezig is op het terrein dienen voldoende opstelplaatsen voor de benodigde brandweerinzet aanwezig te zijn. Middels de milieuvergunning wordt een toereikend niveau van calamiteiten bestrijding geborgd. Dit behelst opstelplaats, bluswatervoorziening, noodorganisatie, noodprocedure.
Verantwoording hogedruk-aardgastransportleiding
Ten aanzien van de hogedruk-aardgastransportleiding kan volstaan worden met een beperkte verantwoording omdat het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat ten aanzien van de hogedruk-aardgastransportleiding alleen de onderdelen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd hoeven te worden. Deze twee aspecten worden in paragraaf 4.4 voor de hogedruk-aardgastransportleiding apart beschouwd. Omdat het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde en er geen sprake is van toename, kan volstaan worden met een beperkte verantwoording. Bronmaatregelen, alternatieve ruimtelijke varianten en toekomstige veiligheidsmaatregelen hoeven daarom niet beschouwd te worden. In dit hoofdstuk worden de overige verplichte kwalitatieve elementen beschouwd: bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Het maatgevend rampscenario dat bij een hogedruk-aardgastransportleiding kan ontstaan is een fakkelbrand. Een fakkelbrand ontstaat wanneer door een externe beschadiging (bijvoorbeeld door graafwerkzaamheden) gas vrijkomt dat vervolgens ontsteekt. Indien niet onmiddellijk gas vrijkomt, is er een onbekende hoeveelheid tijd beschikbaar om de omgeving te evacueren. Indien wel gas vrijkomt, ontstaat een explosie, gevolgd door een fakkelbrand die extreme hittestraling kan veroorzaken. Binnen het blootgestelde gebied is dan geen tijd meer om bescherming te zoeken.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is de mate waarin personen zich in veiligheid kunnen brengen (schuilen of vluchten) zonder hulp door hulpdiensten. De mogelijkheden tot zelfredzaamheid zijn afhankelijk van de kwetsbaarheid van personen en de mogelijkheden het gebied te ontvluchten. Binnen het invloedsgebied van de hogedruk-aardgastransportleiding in het plangebied zijn objecten die bestemd zijn voor het verblijf van groepen beperkt zelfredzame personen uitgesloten.
Bestrijdbaarheid
Om effectief en efficiënt hulp te kunnen bieden in geval van een incident, zijn de opkomsttijd, de bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid van belang.
Het gedeelte van de hogedruk-aardgastransportleiding dat een invloedsgebied heeft dat over het plangebied valt, ligt ter hoogte van de doorgaande weg 't Haantje met daarlangs oppervlaktewater. Zowel bereikbaarheid, opkomsttijd als bluswatervoorziening wordt daarom voldoende geacht.
Samenvatting/conclusie
De Gemeente Delft is voornemens het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Delft Noord te actualiseren. Reden van de actualisatie is dat de huidige bestemmingsplannen verouderd zijn. In en rond het plangebied liggen verschillende risicobronnen: DSM (incl. raccordement), Van der Lee, een hogedruk-aardgastransportleiding en de Prinses Beatrixlaan. Conform de wet- en regelgeving dient de externe veiligheid op de planlocatie beschouwd te worden.
Plaatsgebonden risico
Van de aanwezige risicobronnen heeft alleen DSM een PR 10-6-contour die buiten de eigen inrichtingsgrens ligt. Binnen deze contour bevinden zich geen kwetsbare objecten. Middels planregels is ook voorkomen dat dit in de toekomst het geval zal zijn.
Groepsrisico
Groepsrisicoverantwoording is verplicht ten aanzien van DSM en de hogedrukaardgastransportleiding. In deze rapportage zijn alle onderdelen van de verantwoordingsplicht beschouwd. Tevens is advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Haaglanden.
Hoogte van het groepsrisico
Het groepsrisico van de hogedruk-aardgastransportleiding is relatief laag (<0,1 keer de oriëntatiewaarde). Het groepsrisico van DSM is relatief hoog (>1 X de oriëntatiewaarde), reden hiervoor is dat het invloedsgebied van DSM voor een groot deel over de woonkernen van Delft en Rijswijk valt.
Groepsrisicoverantwoording
In het kader van de groepsrisicoverantwoording zijn mogelijke veiligheidsmaatregelen beschouwd:
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Met het wegbestemmen van de woonbestemming naast het DSM-terrein, het beperken van de mogelijkheden voor ontwikkelingen op het DSM-terrein, en het vastleggen van het huidige gebruik op het verdere industriegebied heeft de gemeente Delft de bestaande risicosituatie de facto verbeterd.
De berekende overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico is toe te rekenen aan DSM. Hierbij is geen reductie mogelijk via het ruimtelijke spoor. Dit aspect zal via het milieuspoor verzorgd moeten worden. De gemeente zal dit met de provincie Zuid-Holland, als bevoegd gezag voor de milieuvergunning voor DSM, bespreken.