Plan: | Bomenwijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0012-2001 |
De Bomenwijk is tussen 1949 en 1951 gebouwd en bezit ongeveer 550 woningen in een betonmontagebouwsysteem. De wijk is voor Delft uniek als experiment van industriële productie en standaardisatie van woningen. De achtergrond daarvan was de naoorlogse woningnood: er was behoefte aan grote aantallen woningen, vooral in de steden in de Randstad. Er heerste echter een groot gebrek aan bouwmaterialen en aan geschoolde arbeiders. De rijksoverheid stimuleerde daarom over het hele land de toepassing van efficiënte bouwmethoden. Delft kreeg in 1948 van het Ministerie van Wederopbouw een contingent van 500 montagewoningen toegewezen. De gemeente benaderde het bedrijf Rijnlandse Betonbouwmaatschappij (RBM) dat reeds een systeem had ontwikkeld.
Het stedenbouwkundig ontwerp was van de Dienst Openbare werken en de architecten W. van Tijen en H. Maaskant. Van Tijen was al eerder een samenwerking aangegaan met RBM. De Bomenwijk is een duidelijke ruimtelijke eenheid, op basis van het toenmalige idee van de ''wijkgedachte''. Volgens deze gedachte moest er maatschappelijke saamhorigheid worden bevorderd door de planning van niet al te grote buurten respectievelijk wijken, met elk een zekere zelfstandigheid. De al voor de oorlog aangelegde wegtrace's van de Van Miereveltlaan en de Rijksweg 13 bepaalden, tezamen met het oude polderlint Tweemolentjeskade de opzet. Daarbinnen werden evenwijdige woonstraten aangelegd met loodrecht daarop twee ontsluitende dwarsroutes; in het midden (de Lindelaan) en aan de Zuidrand (Esdoornlaan). De eerste is de wijkentree en is verbijzonderd onder andere met de buurtwinkels rondom een pleintje, de tweede door een afwijkende verkaveling met korte blokjes om driehoekige pleinen (''hoven'').
De verkaveling is van een nog deels traditioneel principe met een min of meer duidelijke afbakening van eigen achterterreinen (prive-tuinen). De wijk heeft een afwisselend beeld dat opgebouwd is met twee architectonische ''bouwstenen'': 2-laagse blokken eengezinswoningen (of duplex) en 3- of 4-laagse portieketagewoningen. Beiden hebben dezelfde hoofdvorm met flauw hellend dak en bezaten de bij het systeem behorende gevelbekleding met tegelpatroon. Om eentonigheid te voorkomen werd de afwisseling gemaakt met de plaatsing en de bouwmassa's van de woonblokken. De blokken variëren sterk in lengte, hogere en lagere wisselen elkaar af. Het straatprofiel wisselt voortdurend door kleine rooilijnverschuivingen. Tegenoverliggende straatwanden verschillen ook weer ten opzichte van elkaar.
De wijk kreeg een beperkt aantal voorzieningen passend bij het schaalniveau: buurtwinkels en een buurthuis (''verenigingsgebouw''). Omdat het laatste eveneens voor andere buurten in de omgeving bestemd was lag het bij de entree van de wijk. De Lindelaan kreeg ook hierdoor haar afwijkende karakter.
De aanleg van de plantsoenen in en rond de wijk werd ontworpen door de afdeling Plantsoenen van Openbare Werken. Het groen is integraal onderdeel van de wijk, en het beeld van buitenaf wordt bepaald door de singelachtige ruimtes er omheen. In de wijk zelf werd gevarieerd beplant met bomen. Iedere staat heeft een andere boomsoort en is daar naar genoemd. In het beplantingsschema is bewust naar afwisseling gezocht, waarbij rijen hoge boomsoorten tunnelachtige ruimten vormen, en lage bomen juist uitzicht laten op de achterliggende bebouwing. Hoge bomen in de Lindelaan en Esdoornlaan geven deze een monumentaal karakter. In de andere straten.werden de kleinere boomsoorten geplant. De driehoekige pleinen aan de Esdoornlaan (''hoven'') kregen open plantsoenen.
In de stedenbouwkundige structuur is tot op heden niets veranderd. Op enkele winkelblokjes na zijn echter alle woningen midden jaren '80 gerenoveerd. Het karakteristieke ''wederopbouwbeeld'' van de betontegels maakte plaats voor gevelisolatie met stucafwerking, en decoratieve prefab beton borstweringen werden vervangen.
Binnen het plangebied zijn geen beschermde monumenten aanwezig.
Tussen 2005 en 2007 is onderzoek uitgevoerd naar cultuurhistorisch waardevolle architectuur en stedenbouw in Delft uit de Wederopbouwperiode 1940-1965. De Bomenwijk komt uit het onderzoek naar voren als een zeer bijzonder, hoogwaardig stedenbouwkundig geheel.
Dit leidt tot de volgende gespecificeerde waardering:
In algemeen cultuurhistorisch opzicht:
In stedenbouwkundig opzicht:
In architectonisch opzicht:
Wat betreft de gaafheid van het geheel en de onderdelen:
Wat betreft de zeldzaamheid van het geheel en de onderdelen:
Een groot deel van de bestaande bebouwing, waaronder alle portiekflats, wordt gesloopt voor vervangende nieuwbouw. Uitgangspunt bij de opstelling van het masterplan is dat de hoogwaardige stedenbouwkundige samenhang gehandhaafd moet blijven, en ter plaatse van de te slopen bebouwing zoveel als mogelijk worden hersteld. Er is daarom gekozen de vervangende nieuwbouw te verkavelen met inzet van de oorspronkelijke karakteristieke ontwerpmiddelen zoals de subtiele rooilijnverschuivingen en de afwisselende bouwhoogten.
De grootste transformaties zijn bewust geconcentreerd aan de randen van de wijk. In het middengebied kan zo de oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur het meest behouden blijven. De oorspronkelijke opzet van de Bomenwijk als ruimtelijk zelfstandige eenheid blijft herkenbaar.
Aan de oorspronkelijke samenhang leverde de architectuur met zijn eenduidige hoofdvorm een essentiële bijdrage. Deze hoofdvorm met flauw hellend zadeldak keert daarom weer terug bij de nieuwbouw. Uitzonderingen zijn gemaakt voor de hoogteaccenten in beide randzones met een afwijkende, plat afgedekte hoofdvorm. Zij zijn van een andere, aan de oorspronkelijke structuur toegevoegde stedenbouwkundige orde.