direct naar inhoud van 7.1 Water
Plan: Delft Oost (Delftse Hout)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0007-2002

7.1 Water

7.1.1 Bestaande situatie

Het plangebied is een waterrijk gebied. Het gebied bestaat uit grotere waterafvoerende watergangen, poldersloten en waterplassen in een grotendeels groene omgeving. Naast de natuurlijke en waterbergende functie is recreatie een belangrijke nevenfunctie van het water in het gebied. Centraal ligt de Grote Plas welke recreatief gebruikt wordt voor onder andere zwemmen en surfen. Een andere belangrijke recreatieve waterfunctie in het gebied is de waterspeeltuin ten westen van de Grote Plas. De overige watergangen en plassen worden recreatief gebruikt als visplaats.

Waterkeringen

Het plangebied bestaat uit verschillende polders, zoals weergegeven in figuur 7.1. Er liggen waterkeringen rond boezemwater en tussenboezems rond de watergang parallel aan de noordkant van de Tweemolentjesvaart, halverwege bovenlangs de watergang parallel aan de Tweemolentjesvaart overgaand in de middelweg en polderscheidingen in het noorden van het plangebied op de Brasserskade, ten oosten over de Noordeindseweg en ten zuiden over het Kerkepad vanuit Klein Delfgauw overgaand in het Heempad en vervolgens de Korftlaan en ten westen op de rijksweg A13 en in het zuiden van het plangebied over de Delfgauwseweg. De waterkeringen rond het tussenboezemwater ten noorden van de Tweemolentjeskade zijn veenkades. Hiervoor gelden specifieke afstanden voor de kernzone van de waterkering. De waterkeringen zijn aangegeven op de verbeelding.

In het plangebied zijn verschillende poldergemalen; Halverwege de Middeljeu, aan de Tweemolentjesvaart die het gebied ten oosten van het gemaal bemaalt. Verder aan de Korftlaan en bij de waterspeeltuin en aan de Grote Plas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0009.jpg"

Figuur 7.1: Polders van Delft

Waterkwantiteit

Het plangebied strekt zich uit over vier polders; Polder van Nootdorp, Bieslandse Bovenpolder, Noordpolder van Delfgauw en een klein deel van de Zuidpolder van Delfgauw.

Het streefpeil varieert binnen het plangebied tussen de –1.65 t.o.v. NAP tot –5.10 m t.o.v. NAP. In onderstaande tabel is per polder (en eventueel deelgebied) het streefpeil aangegeven.

Polder   Streefpeil  
Polder van Nootdorp (sportpark Brasserkade)   5.10 m - NAP  
Polder van Nootdorp (Hertenkamp)   4.75 m – NAP  
Bieslandse Bovenpolder   2.10 m – NAP  
Bieslandse Bovenpolder (De Grote Plas)   3.75 m – NAP  
Noordpolder van Delfgauw   1.65 m - NAP
 
Noordpolder van Delfgauw (begraafplaats Iepenhof)   3.00 m - NAP  
Zuidpolder van Delfgauw   1.75 m - NAP  

Het plangebied betreft het buitengebied van Delft en daarvoor geldt de wateropgave van 170 m3/ha.

Waterkwaliteit en ecologie

De waterkwaliteit van het gebied is goed. Plaatselijk is er gedurende de zomer last van blauwalg in het oostelijk gedeelte van de Grote Plas. Het water in de Hertenkamp is erg nutriëntrijk. Langs de watergang door de Hertenkamp zijn natuurvriendelijke oevers gerealiseerd. Daarnaast zijn er onderwatereilanden in de watergang aangelegd. Beide met als doel de waterkwaliteit te verbeteren.

Afvalwater en riolering

Het gebied is gescheiden gerioleerd. De riolering loopt deels via een drukriool en deels via vrij verval. Een deel van de woningen in het gebied beschikken over een IBA-systeem (systeem voor individuele behandeling van afvalwater).

Klein Delfgauw is aangesloten op het riool van Pijnacker. De woningen op het Hazepad, buiten het plangebied, zijn aangesloten op de riolering in het plangebied.

Grondwater

In delen van het plangebied komen hoge grondwaterstanden voor.

7.1.2 Beleid en onderzoek

Water is de afgelopen decennia een belangrijk item geworden in ruimtelijke plannen. Dit is terug te vinden in regelingen op Europees, landelijk en provinciaal niveau, zoals:

  • de Europese Kaderrichtlijn Water (2000),
  • de Vierde Nota Waterhuishouding (1998),
  • Nota Ruimte (2004),
  • het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (2000),
  • de beleidsnota Groen, Water en Milieu 2006-2010 en
  • de Zwemwaterrichtlijn 2006.

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft haar beleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015, formeel is dit vastgelegd in de 'Keur en de legger'. Het verbeteren van de waterkwaliteit en het vergroten van de bergingscapaciteit zijn belangrijke pijlers binnen het beleid van het Hoogheemraadschap. Voor het vergroten van de bergingscapaciteit is in het kader van het project ABC-Delfland (Afvoeren en BergingsCapaciteit) de waterbergingseis voor stedelijk gebied vastgesteld op 325 m³/ha en voor het buitengebied op 170 m3/ha.

De gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben samen het 'Waterplan Delft, een blauw netwerk' (2000) opgesteld. Het plan richt zich op het realiseren van gezonde en veerkrachtige watersystemen. Daarmee worden systemen bedoeld waarvan de waterkwaliteit en de ecologische kwaliteit past bij de (natuurlijke) situatie ter plaatse en dat verstoringen in het systeem relatief makkelijk kunnen worden opgevangen.

De gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben tevens gezamenlijk de 'Waterstructuurvisie' (2005) opgesteld. Het doel van de Waterstructuurvisie is om het watersysteem van Delft over 25 jaar optimaal te laten functioneren. Hierbij wordt uitgegaan van een werknorm voor waterberging van 325 m³/ha in het stedelijk gebied en 170m3/ha in het buitengebied. De realisatie hiervan wordt zoveel mogelijk opgehangen aan de ontwikkelingen en herstructureringen die de komende decennia in Delft plaatsvinden. Daarnaast wordt in de Waterstructuurvisie een betere waterkwaliteit nagestreefd conform de ambities van het waterplan.

Om dit de bewerkstelligen zijn in de Waterstructuurvisie diverse maatregelen benoemd ter verbetering van de waterhuishouding. De maatregelen worden verdeeld per polder beschreven.

Bieslandse bovenpolder

In figuur 7.2 zijn de maatregelen voor de Bieslandse bovenpolder aangegeven. De Grote Plas is een gebiedseigen watersysteem met een bergingsoverschot. Vanwege de recreatieve functie van de plas is het niet wenselijk om deze plas met de watergangen in de omgeving te verbinden. De waterspeeltuin is een andere recreatieve functie aan de oostzijde van de Rijksweg. Om de waterkwaliteit verder te verbeteren - mede met het oog op de Europese Zwemwaterrichtlijn - is het de wens de watergang door de waterspeeltuin af te scheiden van de watergang waar de kinderboerderij op loost, en vervolgens een verbinding te maken tussen de waterspeeltuin en de Grote Plas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0007-2002_0010.jpg"

Figuur 7.2: Maatregelen uit Waterstructuurvisie voor Bieslandse bovenpolder

De uitvoering van onderstaande maatregelen uit de waterstructuurvisie zijn voor dit deel van het plangebied relevant:

  • (3) Aanleg van een waterverbinding tussen de watergang van de Korftlaan en de watergang ten noorden van de kinderboerderij, inclusief de aanleg van een oostwest watergang die de doodlopende watergang verbindt met de nieuw aan te leggen watergang. De aanleg van deze watergangen (en ook de onder 4 en 5 genoemde verbindingen) is noodzakelijk om te voorkomen dat het water dat door de waterspeeltuin loopt in de toekomst langs de kinderboerderij blijft stromen.
  • (4) Aanleg van een noord-zuid verbinding en verbreken van een oostwest verbinding ten behoeve van de waterkwaliteit in de waterspeeltuin.
  • (5) Aanleg van een parallel waterverbinding langs het Bieslandsepad. Door het isoleren van het water van de waterspeeltuin ten behoeve van het verhogen van de waterkwaliteit wordt de verbinding tussen de watergang langs de oostzijde van de A13 met het water van de Delftse Hout verbroken. Deze nieuwe watergang herstelt deze verbinding. Door deze watergang van zeer flauwe oevers te voorzien kan in natte perioden extra water geborgen worden.
  • (6) Verbreding van de watergang die met een omweg de Grote Plas verbindt met de watergang van de Korftlaan. Deze verbinding is nu smal. In natte perioden geeft dat wateroverlast in de aangrenzende volkstuinen. Door deze watergang te verbreden en door naast verbreding ook flauwe oevers of laaggelegen delen aan te leggen, kan in natte perioden extra water geborgen worden.
  • (7) Verbreding van de watergang die de Grote Plas direct verbindt met de watergang van de Korftlaan. Deze verbinding is nu smal. In natte perioden geeft dat wateroverlast. Door deze watergang te verbreden en flauwe oevers aan te leggen en door een nieuwe verbinding aan te leggen ten oosten van de huidige verbinding, kan in natte perioden extra water geborgen worden.

Voor de Polder van Nootdorp en de Noord- en Zuidpolder van Delfgauw zijn geen specifieke maatregelen voor dit plangebied uit de waterstructuurvisie naar voren gekomen die betrekking hebben op de komende planperiode.

De conceptwaterparagraaf voor dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets op 9 maart 2010 met het Hoogheemraadschap van Delfland besproken.

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro heeft het Hoogheemraadschap van Delfland een schriftelijke reactie d.d. 18 januari 2011 ingediend. Daarin geeft het Hoogheemraadschap aan dat aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding invulling is gegeven. Het Hoogheemraadschap stemt in met het bestemmingsplan.

7.1.3 Gewenste ontwikkeling

Waterkeringen

De huidige ligging van de waterkeringen wordt gehandhaafd. De (keurzones van de) waterkeringen worden vastgelegd op de verbeelding. De waterkeringen krijgen de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering in de regels.

Waterkwantiteit

De Grote Plas is een gebiedseigen watersysteem met een bergingsoverschot. De berging mede ten behoeve van periodes van droogte (seizoensberging) en met het oog op de zwemwaterkwaliteit is voldoende maar zou eventueel vergroot kunnen worden om meer zekerheid te garanderen. Vanwege de recreatieve functie van de plas is het niet wenselijk om deze plas met watergangen in de omgeving te verbinden. Enkele maatregelen uit de waterstructuurvisie zijn gericht op het verbreden van de watergangen van en naar de plas waarbij tevens flauwe oevers en lage delen worden aangelegd. Dit verbetert de doorstroming en verhoogt de bergingscapaciteit.

Onder beleid en onderzoek worden verschillende maatregelen uit de structuurvisie genoemd. De maatregelen 3 t/m 6 worden naar verwachting binnen de planperiode van onderhavig bestemmingsplan gerealiseerd, maatregel 7 valt mogelijk buiten de planperiode. De verschillende maatregelen hebben verband met elkaar en dienen als één ontwerp in de inrichting van de buitenruimte te worden meegenomen.

Het (hoofd)watersysteem heeft de bestemming 'Water' en wordt vastgelegd op de verbeelding. Waterstaatkundige werken worden mogelijk gemaakt binnen de bestemming Water.

Waterkwaliteit en ecologie

Het ambitieniveau voor de waterkwaliteit in het plangebied is water als natuurgoed. Het accent ligt op de natuurfunctie wat hoge eisen stelt aan de waterkwaliteit. Het water is licht eutroof met grotendeels natuurvriendelijke oevers. De aanvoer van regenwater via verhard oppervlak vindt plaats via infiltratie (en vertraagde afstroming naar het grondwater). Het risico op verontreiniging is geminimaliseerd (geen overstortlocaties). Er komen veel water- en oeverplanten voor en er is een gevarieerde visstand met ook roofvis.

Het water van de Grote Plas is van goede kwaliteit en vervult een natuur- en recreatiefunctie. Het risico van verontreiniging is minimaal. Bronnen van microverontreiniging zijn er niet. Bij voedingsstoffen zijn alleen interne bronnen (waterbodem) en lokale bronnen (bladafval, hengelaars en zwemmers, honden, paarden en vogels) van belang. De aanwezige rietvelden hebben een natuurlijk zuiverende werking en verbeteren de waterkwaliteit.

Naast de natuurfunctie is de Zwemwaterkwaliteit belangrijk voor de Grote Plas en de waterspeeltuin. Voor de bestrijding van blauwalg in de Grote Plas wordt in overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland een maatregelenpakket geformuleerd. De daaruit voorkomende maatregelen zijn vanaf 2012 doorgevoerd. Met het oog op met name de zwemwaterkwaliteit van de waterspeeltuin, ligt een verbeteringsvoorstel voor afscheiding van het gebied waarop de kinderboerderij loost.

Dit plan komt voort uit de waterstructuurvisie en zal worden meegenomen wanneer er ontwikkelingen plaatsvinden in het gebied. Bij de aanleg van nieuwe watergangen en de aanpassingen van huidige watergangen worden waar mogelijk natuurvriendelijke oevers aangelegd ter verhoging van de waterkwaliteit.

Het water in de Hertenkamp heeft een hoog nutriëntgehalte. De natuurvriendelijke oevers en de onderwatereilanden zijn niet voldoende aangeslagen. In overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland worden verbetermaatregelen opgesteld.

De Pijnackersevaart en de afvoerwatergang aan 't Verlaat maken onderdeel uit van het waterlichaam de Oostboezem van Delfland zoals benoemd in de Kader Richtlijn Water. Per waterlichaam zijn specifieke plannen opgesteld voor verbetering van de waterkwaliteit; schoner water en een betere leefkwaliteit voor planten en dieren, onder andere door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers. De exacte locatie van de natuurvriendelijke oevers zijn nog niet vastgelegd. Het is nog niet bekend of in bovenstaande watergangen natuurvriendelijke oevers worden aangelegd, binnen het bestemmingsplan is de aanleg wel mogelijk gemaakt.

Onderhoud en bagger

Het onderhoud aan de watergangen wordt deels varend en deels vanaf de kant uitgevoerd. Varend materieel wordt doorgaans vanaf bruggen te water gelaten. Maaisel wordt afgevoerd. Afgesproken is dat bagger niet vanuit de watergangen op de kant gezet wordt. De bagger wordt afgevoerd naar een lokaal baggerdepot of een regionale verwerkingsinrichting. In het kader van de overdracht van taken in het waterbeheer is tussen gemeente en Hoogheemraadschap afgesproken dat het Hoogheemraadschap de wijze waarop voorheen onderhoud werd gepleegd, zal voortzetten.

Afvalwater en riolering

Op afvalwater en riolering zijn de komende jaren geen gewenste ontwikkelingen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient de riolering conform de bouwverordening gescheiden te worden aangelegd.

Grondwater

Er is beperkt overlast van hoge grondwaterstanden, voor groen en recreëren geldt in het algemeen dat de toegestane ruimte tussen de minimale en maximale grondwaterstand wat groter is dan voor de functies wonen en werken. Dit komt onder meer doordat de nadelige consequenties van een hoge of lage grondwaterstand meestal kleiner zijn. Er worden geen specifieke maatregelen genomen.

7.1.4 Conclusie

Het watersysteem in het plangebied voldoet aan de wet- en regelgeving ten aanzien van water.