direct naar inhoud van Artikel 5 Groen
Plan: Noordwest, deelgebied 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0001-2002

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. recreatieve voorzieningen;
  • c. water;
  • d. ecologische zones;
  • e. langzaam verkeersroutes;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. voorzieningen voor het stallen van fietsen;
  • i. geluidwerende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de regels van Artikel 23 en de volgende bepalingen:

  • a. de bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' dienen op een afstand van minimaal 8 m uit het hart van de stam van de monumentale boom te worden opgericht;
  • b. leidingen zijn uitsluitend onder maaiveld toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de functie water de leidingen minimaal 1,3 m onder de slootbodem moeten worden aangelegd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' mag de bouwhoogte van bruggen maximaal 8 m bedragen.
5.2.2 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan met uitzondering van:

  • a. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m mag bedragen, tenzij dit ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' anders is aangegeven;
  • b. fietsenstallingen indien:
  • de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,5 m, de breedte niet meer bedraagt dan 2,2 m en de diepte niet meer bedraagt dan 2,4 m;
  • de voorzieningen voor het stallen van fietsen solitair staan dan wel maximaal eenmaal zijn geschakeld;
  • er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1, sub a voor het oprichten van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' binnen een afstand van 8 m uit het hart van de stam van de monumentale boom.

5.3.2 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag past de in lid 5.3.1 genoemde afwijkingsbevoegdheid toe, indien geen onevenredige verslechtering van de groeiomstandigheden van de monumentale boom optreedt.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Nutsvoorziening

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor nutsvoorzieningen.

5.4.2 Speelvoorziening

Ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' zijn de gronden ter grootte van minimaal het oppervlak zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimum oppervlakte (m2)' uitsluitend bestemd voor speelvoorzieningen. De overige gronden ter plaatse van de aanduiding 'minimum oppervlakte (m2)' mogen tevens gebruikt worden voor de functies in lid 5.1.

5.4.3 Ecologische verbindingszone

Ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor groenstructuren, natuurvriendelijke oevers, water, recreatieve langzaamverkeersroutes met een maximale breedte van 2 m en de daarbij behorende kunstwerken en leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen.

5.4.4 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.3 door, ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', een langzaamverkeersroute van ten hoogste 3,5 m breedte toe te staan, indien de gebruiksmogelijkheden van de gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling moet aandacht worden besteed aan:

  • a. de ecologische waarden;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' binnen een afstand van 8 m uit het hart van de stam van de monumentale boom zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van halfverharde paden en wegen;
  • d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • e. het aanbrengen van drainage;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
5.5.2 Uitzondering aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 5.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, en/of
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.