direct naar inhoud van Regels
Plan: Uitbreiding winkelcentrum De Koperwiek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0502.PBP17CentrumFase3-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “Uitbreiding winkelcentrum De Koperwiek” met identificatienummer NL.IMRO.0502.PBP17CentrumFase3-4001 van de gemeente Capelle aan den IJssel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-gebonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, educatief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, culinair, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in het hoofdgebouw van een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat qua aard, ruimtelijke uitstraling en uitwerking in overeenstemming is met de woonfunctie. Hieronder dient niet te worden begrepen detailhandel;

1.6 antenne (-installatie)

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatie-dataverkeer, met inbegrip van de bijbehorende zijsprieten, schotelantennes, panelen en technische installatie(s);

1.7 automatenhal/speelhal

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen;

1.8 Awb

Algemene wet bestuursrecht;

1.9 bebouwing

eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijf

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.11 bestaand
  • a. met betrekking tot bebouwing:

legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

  • b. met betrekking tot gebruik:

het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende vergunning;

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwverordening

bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de Woningwet;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 bruto vloeroppervlak (bvo)

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of terrein die wordt gebruikt voor detailhandelsvestigingen, kantoren, bedrijven e.d. met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige ruimten;

1.24 coffeeshop

gelegenheid waar softdrugs worden verkocht en gebruikt;

1.25 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen;

1.27 detailhandel in volumineuze goederen

een detailhandelsbedrijf in de volgende te onderscheiden categorieën: a. detailhandel in volumineuze goederen, in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken en tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand- en explosiegevaarlijke goederen;

1.28 dienstverlening

onder dienstverlening (persoonlijk en zakelijk) wordt verstaan:

  • a. persoonlijke dienstverlening die plaats vindt op commerciële basis en niet kan worden aangemerkt als sociale c.q. welzijnsvoorziening en niet of niet alle kenmerken heeft van 'aan huis verbonden beroep'. Hiertoe worden gerekend: huisartsenpraktijk, tandartsenpraktijk, praktijk voor fysiotherapie, kapsalon, pedicure, manicure, massagesalon, tattooshop, schoonheidssalon, zonnestudio e.d.;
  • b. kleinschalige zakelijke (commerciële) dienstverlening die niet of niet alle kenmerken heeft van 'aan huis verbonden beroep'. Hiertoe worden gerekend: uitzendbureau, kleine bank / postkantoor (postagentschap), assurantiebureau, copy-shop, notariskantoor, makelaarskantoor, advocatenkantoor, architectenbureau, deurwaarderskantoor, de hypotheker, e.d.;
1.29 evenement

gebeurtenis, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur;

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.32 geluidwerende voorziening

voorziening ten behoeve van de wering of reducering van geluid(soverlast), zoals een geluidscherm of muur;

1.33 gesloten constructie

constructie voor 100% voorzien van gesloten delen, zoals een constructie met een scherm;

1.34 groenvoorziening

ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen plantsoenen, bermen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen;

1.35 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is (qua constructie, afmeting of functie);

1.36 horecabedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde begrippen Horeca 1 tot en met Horeca 6 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

Horeca 1 (winkelgebonden daghoreca):

vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm en openingstijden aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms met een maximaal bruto vloeroppervlak van 250 m²;

Horeca 2 (maaltijdverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's en grand cafés;

Horeca 3 (spijsverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken, afhaalhoreca alsmede horecavormen uit categorie 1 met een groter bruto vloeroppervlak dan 250 m² maar niet groter dan 400 m²;

Horeca 4 (drankverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés, bars en zalenverhuur alsmede horecavormen uit categorie 3 met een groter bruto vloeroppervlak dan 400 m²;

Horeca 5 (logiesverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies en als ondergeschikte functie het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals hotels en pensions;

Horeca 6 (zware horeca):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken, nachtclubs, partycentra en dancings.

1.37 internethandel

detailhandel in niet-dagelijkse artikelen zonder showroom, waarvan de handel via internet en andere media loopt en waarvan de levering van producten uitsluitend plaatsvindt via post of koeriersdiensten;

1.38 kunstobject

uiting van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;

1.39 kunstwerk

bouwwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden, zoals viaducten, alsmede bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, niet zijnde steigers;

1.40 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, sport-, welzijns- en gezondheidsvoorzieningen en voorzieningen met betrekking tot cultuur en ontspanning;

1.41 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.42 omtrek van het parkeerdak

de rand of buitenste lijn van het parkeerdak, danwel maximaal 0,5 m uit deze rand;

1.43 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

1.44 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.45 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.46 parkeerdak

de hoogstgelegen parkeerlaag van een parkeergarage, waarbij die parkeerlaag dient als voorziening voor het parkeren van auto's en waarbij die parkeerlaag tevens dient als bovenbeëindiging van het gebouw;

1.47 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
1.48 seksinrichting en/of seksbedrijf

een voor het publiek toegankelijke, (besloten) ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, raamprostitutie en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen;

1.49 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa('s) bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

1.50 straatmeubilair

verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, voorzieningen voor het stallen van fietsen, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, houten graffitimuur, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut;

1.51 tijdsduur periode dag, avond, nacht

aaneengesloten tijdsperiode, onderdeel van één etmaal vormende; hierbij worden de volgende tijdsperiodes onderscheiden:

  • dagperiode: van 07.00 uur tot 19.00 uur;
  • avondperiode: van 19.00 uur tot 23.00 uur;
  • nachtperiode: van 23.00 uur tot 07.00 uur.
1.52 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.53 voorzieningen van openbaar nut

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering;

1.54 voorgevel

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.55 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.56 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;

1.57 waterpeil

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater;

1.58 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de ruimte tussen bouwwerken onderling alsmede de ruimte tussen bouwwerken tot perceelsgrenzen gemeten vanaf de buitenwerkse gevelvlakken.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. De goothoogte van een gebouw mag worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau tussen de opgaande scheidingsconstructies die de betreffende ruimte(n) omhullen.

2.8 het bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage van het bouwvlak, gerekend per bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.9 breedte van een gebouw

grootste uitwendige afstand in een rechte lijn tussen de zijgevels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', tevens een terrein voor markten en evenementen;
  • c. dienstverlening;
  • d. internethandel;
  • e. wonen met aan-huis-gebonden beroepen;
  • f. maatschappelijke voorzieningen en kantoren;
  • g. horeca tot en met horeca-categorie 3;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4', tevens horeca tot en met horeca-categorie 4;
  • i. overdekte passages en overdekt plein;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens voor een parkeergarage met bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat de parkeergarage uitsluitend in de dag- en avondperiode mag worden gebruikt;

met de daarbij behorende:

  • k. laad- en losvoorzieningen, met dien verstande dat deze voorzieningen uitsluitend in de dag- en avondperiode mogen worden gebruikt;
  • l. luifels voor de entree;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. wegen, pleinen, fiets- en voetpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • o. voorzieningen ten behoeve van het stallen van fietsen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • r. straatmeubilair;
  • s. speelvoorzieningen;
  • t. kunstobjecten;
  • u. voorzieningen van openbaar nut.

een en ander met dien verstande dat waar wonen in één gebouw gecombineerd wordt met een van de onder a t/m d en f t/m j genoemde functies, het wonen op de begane grond niet is toegestaan.

3.1.2 Toegestane omvang bvo vloeroppervlak
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum – toegestane oppervlakte bvo revitalisering' mag het aantal vierkante meters bvo ten behoeve van functies als genoemd onder 3.1.1 sub a, c, d, f en g niet meer bedragen dan 5.500 m².
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum – toegestane oppervlakte bvo fase 3' mag het aantal vierkante meters bvo ten behoeve van functies als genoemd onder 3.1.1 sub a, c, d, f, g en h niet meer bedragen dan 2.850 m², waarbij de oppervlakte ten behoeve van detailhandel maximaal 2.000 m² bvo mag bedragen en voor de overige functies de oppervlakte niet minder dan 850 m² bvo mag bedragen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', dient op het parkeerdak van de parkeergarage een geluidwerende voorziening met een gesloten constructie met een bouwhoogte van 1 meter te worden opgericht ten behoeve van het weren van geluid van parkerende auto's, waarbij die voorziening wordt opgericht over de volledige omtrek van dat parkeerdak.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. luifels voor de entree van de overdekte passages, waarvan de hoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
    • 2. antennes en antennemasten, waarvan de hoogte maximaal 10 meter mag bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Verhogen bouwhoogte algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b teneinde de bouwhoogte van gebouwen te verhogen met maximaal 2 meter indien dit uit stedenbouwkundig en bouwtechnisch oogpunt noodzakelijk is, mits het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

3.3.2 Verhogen bouwhoogte bebouwing Stadsplein

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b teneinde de bouwhoogte van gebouwen als voorzien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - bebouwing stadsplein' te verhogen tot maximaal 13 meter, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gebouwen voldoen aan de spelregels als opgenomen in het gebiedspaspoort Stadshart welke door de gemeenteraad is vastgesteld op 14 maart 2016;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
  • c. de gebouwen worden stedenbouwkundig aanvaardbaar en akkoord bevonden door het ambtelijke kwaliteitsteam.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  • a. detailhandel in volumineuze goederen;
  • b. zelfstandige kantoorvestigingen groter dan 1.000 m2 bvo;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • e. het gebruik of laten gebruiken van laad- en losvoorzieningen ten behoeve van het laden en lossen van goederen voor detailhandel, dienstverlening en horecabedrijven in de nachtperiode;
  • f. het gebruik van de parkeergarage ten behoeve van het parkeren in de nachtperiode;
  • g. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting of seksbedrijf;
  • h. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als automatenhal/speelhal/casino;
  • i. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als partycentrum, nachtclub, dancing en discotheek;
  • j. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als coffeeshop;
  • k. het gebruik van de gronden en bebouwing ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep, internethandel indien niet wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning als zodanig mag worden gebruikt, tot een maximum van 50 m²;
    • 2. de bewoner zelf het beroep of de activiteit uitoefent;
    • 3. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    • 4. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
    • 5. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de nabij gelegen woonbebouwing;
    • 7. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
    • 8. het gebruik van gronden en gebouwen voor detailhandels- en/of horeca-activiteiten (anders dan aan huis gebonden beroepen).

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting gebruik parkeergarage

Het gebruik van de parkeergarage als bedoeld in 3.1.1 onder j is strijdig indien de geluidwerende voorzieningen als bedoeld in lid 3.2.1 onder d niet zijn gerealiseerd en als zodanig in stand worden gehouden.

3.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de gebouwen binnen de bestemming geheel of gedeeltelijk te slopen of te laten slopen als gevolg van de mogelijke aanwezigheid van rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen.

3.5.2 Uitzondering op verbod

Het in 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan;
  • b. waarvoor ten tijde van het inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend.

3.5.3 Toelaatbaarheid

De in 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. uit ecologisch onderzoek is gebleken dat er geen mogelijke rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen worden aangetast, of,
  • b. indien er sprake is van aantasting van mogelijke rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen, ontheffing wordt verleend door het bevoegd gezag en deze op een adequate wijze worden gemitigeerd. Hiertoe dient, als onderdeel van de ontheffing, een mitigatieplan te worden overgelegd, waarbij de mitigerende maatregelen overeenkomstig de genoemde voorwaarden uit het mitigatieplan worden uitgevoerd.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

4.1.2 Prioritering regels
  • a. waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  • b. waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie';
    • 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie'.

4.2 Bouwregels
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van dat bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in artikel 4 lid 3.
  • c. Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna in artikel 4 lid 3, sub b onder 1 t/m 5 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan.
  • b. Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:
    • 1. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
    • 2. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 3. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, afgraven;
    • 4. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
    • 5. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
  • c. Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten en het dempen van watergangen.
  • d. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
  • e. Alvorens de omgevingsvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.
  • f. Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 5 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de wateraanvoer en –afvoer, de waterberging alsmede de waterhuishouding.

5.1.2 Prioritering regels
  • a. waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  • b. waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie';
    • 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie'.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op en in de voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de primaire bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge van de aangewezen andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan het waterstaatsbelang. Het bevoegd gezag wint alvorens de omgevingsvergunning te verlenen advies in bij de waterbeheerder.

5.2.3 Adviesprocedure voor bouwen

Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgermeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijzen indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

5.3.2 Uitzondering

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer van de watergang betreffen;
  • b. die reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.

5.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder en door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltel regel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Parkeerregeling bouwen

Bij het bouwen op grond van de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen geldt dat:

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, uitsluitend mag worden verleend indien op het bouwperceel of in de directe omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en deze parkeergelegenheid als zodanig in stand wordt gehouden;
  • b. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, waarbij gebruik wordt gemaakt van de 'nota Parkeernormen 2015' van de gemeente Capelle aan den IJssel als vastgesteld d.d. 14 december 2015, of de rechtsopvolger daarvan;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

7.2 Bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, balkons, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden. Voor gevelversieringen en/of gevelaccenten geldt dat de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 2 meter mag worden overschreden.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Bij het wijzigen van het bestaande gebruik op grond van de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen geldt dat:

  • a. een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van gronden en bouwwerken uitsluitend mag worden verleend indien op het bijbehorend bouwperceel of in de directe omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en deze parkeergelegenheid als zodanig in stand wordt gehouden;
  • b. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, waarbij gebruik wordt gemaakt van de 'nota Parkeernormen 2015' van de gemeente Capelle aan den IJssel als vastgesteld d.d. 14 december 2015, of de rechtsopvolger daarvan;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse;
  • d. het bepaalde onder sub a geldt niet voor het vergunde bestaande gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 overige zone - openbaar vervoer
9.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - openbaar vervoer' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor voorzieningen voor openbaar vervoer in de vorm van een verhoogde metrobaan en stationsvoorzieningen, waaronder begrepen fietsenstallingen, relaisgebouwen, transformatorstations en dienstgebouwen.

9.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – openbaar vervoer' een metrobaan met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - metrostation' zijn stationsgebouwen met bijbehorende voorzieningen toegestaan.

9.2 vrijwaringszone - spoor
9.2.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – spoor' mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, bedoelde gronden uitsluitend worden gebruikt ten dienste van spoorbanen voor het metroverkeer.

9.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 voor het bouwen en gebruik overeenkomstig de in de vrijwaringszone gelegde bestemming(en), mits het belang van het metroverkeer niet wordt geschaad.

9.2.3 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het advies in van de metrobeheerder. Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van het belang van het metroverkeer.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van:

  • a. deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • b. de voorgeschreven minimum en maximum maten inzake hoogte, afstanden en oppervlakten met niet meer dan 15%, voor zover daarvoor in de regels geen bijzondere afwijkingsregels zijn opgenomen;
  • c. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van voorzieningen van openbaar nut, met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3 meter en geen groter oppervlak dan 15 m² hebben;
  • d. deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, tot niet meer dan 40 meter;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 meter;
    • 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 15 meter.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.'

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.1.2 Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

12.1.3 Lid 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4 Lid 12.2.1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “Uitbreiding winkelcentrum De Koperwiek”.