direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoven II
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0502.BP18Hoven2-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan ‘Hoven II’ met identificatienummer NL.IMRO.0502.BP18Hoven2-3001 van de gemeente Capelle aan den IJssel.

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsvlak

een vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis gebonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, educatief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, culinair, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in het hoofdgebouw van een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat qua aard, ruimtelijke uitstraling en uitwerking in overeenstemming is met de woonfunctie. Hieronder dient niet te worden begrepen detailhandel.

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op één meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.7 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 antenne

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatie-dataverkeer, met inbegrip van de bijbehorende zijsprieten, schotelantennes, panelen en technische installatie(s).

1.9 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 antenne-installatie

het geheel van zend- en ontvangstapparatuur ten behoeve van de mobiele telecommunicatie en straalverbindingen, zijnde andere bouwwerken, overwegend bestaande uit een mast, een antennesysteem en een apparatuurkast.

1.11 archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.14 bed and breakfast

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming, aan maximaal acht personen (vier kamers), met een maximum verblijfsduur van zes weken. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.

1.26 dienstverlening

het bedrijfsmatig op het publiek gericht aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen wordt, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen.

1.27 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 garage

een bouwwerk ten behoeve van de stalling van motorvoertuigen.

1.30 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.31 gevellijn

een geometrisch bepaald figuur, waarmee de locatie is aangeduid, waar ingevolge de regels de voorgevel van hoofdgebouwen dient te worden georiënteerd.

1.32 groenvoorziening

ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen plantsoenen, bermen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.33 horeca

onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of spijzen, voor gebruik ter plaatse en/of nachtverblijf; onder horeca wordt mede verstaan een afhaalwinkel/-centrum.

1.34 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Tot het hoofdgebouw wordt slechts gerekend de oorspronkelijke, met een omgevingsvergunning gebouwde bouwdelen van het belangrijkste gebouw op het perceel. Later aangebouwde bouwdelen worden niet als onderdeel van het hoofdgebouw gezien.

1.35 internethandel

detailhandel in niet-dagelijkse artikelen zonder showroom, waarvan de handel via internet en andere media loopt en waarvan de levering van producten uitsluitend plaatsvindt via post of koeriersdiensten.

1.36 kleine windturbine

windturbine die door de relatief beperkte effecten op de omgeving in de directe leefomgeving geplaatst kan worden.

1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningenplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.

1.38 kunstobject

uiting van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde.

1.39 kunstwerk

bouwwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden, zoals bruggen, alsmede bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, niet zijnde steigers.

1.40 maaiveld

de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van een bouwwerk, al dan niet na ophoging van de gronden.

1.41 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport, welzijns- en gezondheidsvoorzieningen ten behoeve van (openbare) dienstverlening, niet zijnde een crematorium.

1.42 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.43 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.44 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen, installaties, technische ruimten en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen.

1.45 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het maaiveld is gelegen; waaronder in ieder geval begrepen een kelder.

1.46 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.47 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.48 peil
  • a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan vijf meter bedraagt;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.49 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.50 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere (ondergrondse)inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, voorzieningen voor het stallen van fietsen, speeltoestellen en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) voorzieningen van openbaar nut.

1.51 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.52 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.53 voorgevel

de voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel. Voor de bepaling van de voorgevel geldt in eerste instantie de gevel waar de voordeur of hoofdingang van de woning is gelegen of in tweede instantie de zijde waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gesitueerd.

1.54 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak wordt getrokken langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.55 voorzieningen van openbaar nut

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen en riolering.

1.56 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.57 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.58 woning/ wooneenheid

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen, met dien verstande dat ten hoogste één huishouden per wooneenheid is toegestaan.

1.59 zij-erf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.60 zijgevel

de zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenzend aan het zij-erf.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water;
  • c. plantsoenen, parken en de instandhouding daarvan;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. perceel- en wijkontsluitingen, wandel- en fietspaden;
  • f. voorzieningen van openbaar nut;
  • g. sport- en speelvoorzieningen;
  • h. straatmeubilair;
  • i. kunstwerken;
  • j. kunstobjecten;
  • k. oevers;
  • l. oeververbindingen;
  • m. tuinen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut worden gebouwd, met een oppervlakte van ten hoogste 15 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan drie meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. er mogen andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan twaalf meter;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan vijf meter;
  • d. de bouwhoogte van een terreinafscheiding mag niet meer bedragen dan twee meter;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan vijf meter;
  • f. overkappingen, geen speelvoorzieningen zijnde, zijn niet toegestaan.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer – Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. wegen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeerplaatsen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water;
  • g. tuinen;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals (fiets)parkeervoorzieningen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, kunstwerken, bruggen met open relingen, duikers, voorzieningen van openbaar nut, opstelplaatsen voor (ondergrondse)inzamelmiddelen en -voorzieningen voor afvalstoffen, laad- en losvoorzieningen en andere vergelijkbare voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maximale toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  • a. van palen en (licht)masten: 12 meter;
  • b. van vlaggenmasten: 6 meter;
  • c. van kunstobjecten: 7 meter;
  • d. speelvoorzieningen: 4 meter;
  • e. van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 3 meter.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. ontsluitingen, wegen en paden;
  • d. ondergeschikte aan-huis-gebonden beroepen, internethandel en kleinschalige bedrijfsmatige
  • e. activiteiten;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding ‘maatschappelijk’: tevens maatschappelijke voorzieningen op de begane grond en eerste verdieping van het gebouw. Horeca en detailhandel zijn hierbij uitgesloten;
  • g. ter plaatse van de functieaanduiding ‘dienstverlening’: tevens dienstverlenende voorzieningen op de begane grond en eerste verdieping van het gebouw. Horeca en detailhandel zijn hierbij uitgesloten;
  • h. tuinen;
  • i. erven;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. straatmeubilair;
  • m. voorzieningen van openbaar nut;
  • n. water.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend opgericht ten dienste van de in lid 5.1 genoemde bestemmingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van aaneengebouwde, vrijstaande, gestapelde en geschakelde woningen;
  • b. tot het hoofdgebouw wordt slechts gerekend de oorspronkelijke, met een omgevingsvergunning gebouwde bouwdelen van het belangrijkste gebouw. Later aangebouwde bouwdelen worden als bijbehorend bouwwerk gezien;
  • c. in het bestemmingsvlak mogen ten hoogste 200 wooneenheden worden gerealiseerd;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan het aantal meters zoals ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd binnen het bebouwingsgebied;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw bedraagt niet meer dan:
  • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50 % van dat bebouwingsgebied;
  • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20 % van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
  • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10 % van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2;
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor zover het geen erf- en terreinafscheidingen, tuinmeubilair en speelvoorzieningen betreft, mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend binnen het bebouwingsgebied worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag vanaf één meter achter de voorgevel ten hoogste twee meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van tuinmeubilair mag ten hoogste 2,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 2,5 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag vanaf de erfgrens tot 1 meter achter de voorgevel ten hoogste 1 meter bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Bij het oprichten of uitbreiden van gebouwen of het veranderen van het gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat dit geen onevenredig nadelig invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
5.3.2 Voor parkeren gelden de volgende regels:
  • a. bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren van motorvoertuigen en fietsen als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen;
  • b. er dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform het gemeentelijk parkeerbeleid welke is of nog kan worden vastgesteld door de raad van gemeente Capelle aan den IJssel.
5.3.3 Aan-huis-gebonden beroep, internethandel en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het gebruik van de gronden en bebouwing ten behoeve van een aan huis gebonden beroep, internethandel en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 30 % van het totale vloeroppervlak van de woning als zodanig mag worden gebruikt, tot een maximum van 50 m²;
  • b. de bewoner zelf het beroep of de activiteit uitoefent;
  • c. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • d. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  • e. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • f. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de nabij gelegen woonbebouwing;
  • g. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest.
5.3.4 Garages

Garages dienen uitsluitend te worden gebruikt ten behoeve van het stallen van een motorvoertuig.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van een Bed and Breakfast met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. de Bed and Breakfast voorziening een maximumcapaciteit kent van ten hoogste achter personen (vier kamers), met een maximum verblijfsduur van zes weken;
  • c. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • d. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  • e. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • f. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • g. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
  • h. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid (parkeernorm één parkeerplaats per kamer) op eigen terrein. Het bevoegd gezag kan gemotiveerd afwijken van de parkeernorm en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie;
  • j. de Bed and Breakfast voorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd;
  • k. maximaal 30 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mogen ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m².
5.4.2 Kleine windturbines

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.3 om de bouw van een kleine windturbine mogelijk te maken met:

  • a. een hoogte van ten hoogste 4 meter vanaf maaiveld;
  • b. op daken van een hoofd- of bijgebouw met een hoogte van ten hoogste 3 meter gemeten vanaf de nok van het gebouw.

voorzover andere belanghebbenden hierbij niet onevenredig gehinderd worden.

5.4.3 Verlening omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning wordt verleend als de aanvrager aantoont dan wel aannemelijk maakt dat aan de in artikel 5.4.1 of 5.4.2 beschreven criteria wordt voldaan.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder be-grepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en diepte-maten welke genoemd zijn in 6.3.1.

6.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 6.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.

6.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies en degelijke;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
6.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

6.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

6.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 7 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

7.1 Bestemmingsomschijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. de afvoer en berging van oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. aanleg, beheer en onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering;
  • d. het vergroten van de afvoercapaciteit.
7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in dit artikel bedoelde bestemming worden gebouwd en mogen andere bouwwerken overeenkomstig de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd, mits advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het waterbergend vermogen.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijzen indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
7.3.2 Uitzondering

Het in lid 7.3.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer van de vaarweg betreffen;
  • b. die reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.

7.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder(s) en door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het waterbergend vermogen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Overige regels

8.1 Werking wettelijke regels

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

8.2 Parkeren

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of een functieverandering, te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, zodanig dat wordt voldaan aan de beleidsregels die zijn opgenomen in de ‘Nota Parkeernormen 2015’ en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

8.3 Prioritering regels
  • a. waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  • b. waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
  • 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie';
  • 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3'.

Artikel 9 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

  • a. a. onder verboden gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo wordt - tenzij in hoofdstuk 2 anders bepaald - in ieder geval verstaan:
  • 1. standplaats voor onderkomens;
  • 2. het opslaan van materialen en voorwerpen;
  • 3. het al dan niet ter verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte motorrijtuigen of aanhangers, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn;
  • 4. het gebruiken als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen;
  • 5. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • 6. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichtingen of seksbedrijf;
  • 7. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als automatenhal/speelhal/casino;
  • 8. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als partycentrum, nachtclub, dancing of discotheek;
  • 9. het gebruik of laten gebruiken van antennedragers, welke primair zijn opgericht voor het dragen van antennes voor reclamedoeleinden;
  • 10. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet;
  • 11. het oprichten van een vuurwerkverkooppunt;
  • b. het bepaalde in sub a is niet van toepassing voor zover het betreft het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen, zoals, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, bijbehorende bouwwerken, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

11.2 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bebouwing is uitsluitend ter plaatse van gebouwen (hoofdgebouwen, en bijbehorende bouwwerken) toegestaan, met dien verstande dat de bouwregels ten aanzien van de maximaal te bebouwen oppervlakte van het perceel van overeenkomstige toepassing zijn.

11.3 Parkeergarage

Het bepaalde in artikel 11.2 is niet van toepassing op ondergrondse parkeergarages en nutsvoorzieningen. Deze zijn in het gehele plangebied toegestaan.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijken van voorgeschreven maatvoering

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. deze regels en toestaan dat het beloop of de inrichting van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • b. de voorgeschreven minimum en maximum maten inzake hoogte, afstanden, oppervlakten en bebouwingspercentages met niet meer dan 10 %, voor zover daarvoor in de regels geen bijzondere afwijkingsregels zijn opgenomen.
12.2 Overschrijden van bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

12.3 Vergroten bouwhoogte van andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal tien meter.

12.4 Vergroten bouwhoogte van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten
  • a. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter.
  • b. losse masten met hekwerken, gebouwtjes en dergelijke zijn niet toegestaan.
  • c. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan op hoge gebouwen, bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand; met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de welstand- en monumentencommissie; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
12.5 Toestaan van gebouwtjes voor voorzieningen van openbaar nut

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten behoeve van het realiseren van gebouwtjes voor voorzieningen van openbaar nut, zoals, abri's (inclusief dienstregelingaanduiding), nutsvoorzieningen, dienstgebouwen ten behoeve van het onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen en speelplaatsen, mits deze gebouwtjes geen grotere inhoud hebben dan 50 m3.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10 % worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • b. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • c. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • d. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a., een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • e. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het 'Bestemmingsplan Hoven II’ van de gemeente Capelle aan den IJssel.