direct naar inhoud van Regels
Plan: 's-Gravenweg-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0502.BP16sGravenwegWest-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 's-Gravenweg-West met identificatienummer NL.IMRO.0502.BP16sGravenwegWest-4001 van de gemeente Capelle aan den IJssel.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, educatief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, culinair, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in het hoofdgebouw van een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat qua aard, ruimtelijke uitstraling en uitwerking in overeenstemming is met de woonfunctie. Hieronder dient niet te worden begrepen detailhandel.

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.8 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.9 antenne

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatie-dataverkeer, met inbegrip van de bijbehorende zijsprieten, schotelantennes, panelen en technische installatie(s).

1.10 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

1.14 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.15 bed and breakfast

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming, aan maximaal 8 personen (4 kamers), met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.16 bedrijf

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.17 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, die daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein ten behoeve van beheer of toezicht noodzakelijk is.

1.18 bestaand
  • met betrekking tot bebouwing:
    legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot gebruik:
    het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;
1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 (beperkt) kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen.

1.22 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.23 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag

om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.24 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.25 boerenensemble/boerenerf

Een karakteristieke groepering van bebouwing rondom en direct grenzend aan een binnenterrein (het ensemble). De bebouwing binnen dit ensemble is zodanig gepositioneerd dat er een functionele overgang naar het landschap aanwezig is. Het ensemble is logisch verklaarbaar vanuit de (historische) functie van een boerderij.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat is begrensd door twee vloeren, of een vloer en een kap.

1.28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 bruto vloeroppervlakte (bvo)

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of terrein die wordt gebruikt voor detailhandelsvestigingen, kantoren, bedrijven e.d. met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige

ruimten.

1.32 coffeeshop

inrichting ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet.

1.33 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.34 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.35 dakopbouw

een plat en/of schuin afgedekte constructie ter vergroting van een hoofdgebouw, die zich boven de dakgoot of het boeiboord van het dak bevindt, waarbij de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) of het platte dak is (zijn) geplaatst en de (platte en schuine) dakvlakken evenwijdig liggen aan de oorspronkelijke dakvlakken.

1.36 dakvlak

een hellend vlak in een dak.

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.

1.38 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.

1.39 dienstverlening

het bedrijfsmatig op het publiek gericht aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen wordt, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen.

1.40 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.41 erfafscheidingen met een open constructie

een erfafscheiding met een constructie die wel de toegang tot de achterliggende gronden fysiek belemmert, maar waarbij het zicht op de achterliggende gronden intact blijft.

1.42 evenement

gebeurtenis, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.43 gebiedseigen beplanting

beplanting die van nature en vanuit cultuurhistorie voorkomt binnen het bestemmingsplangebied, zoals: hoogstamvruchtbomen, leilinden,wilgensoorten, els, populier, kastanje, es, eik, beuk, veldesdoorn, liguster.

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.46 geluidwerende voorzieningen

voorziening ten behoeve van de wering of reducering van geluid(soverlast), zoals een geluidscherm of muur.

1.47 gevellijn

De als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.

1.48 groenvoorziening

ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, bermen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.49 groepsaccommodaties

een groepsaccommodatie is (een deel van) een gebouw dat is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers waar een dagverblijf beschikbaar is, inclusief sanitaire voorzieningen en gezamenlijke keukenfaciliteiten.

1.50 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is (qua constructie, afmeting of functie).

1.51 horeca

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde begrippen Horeca 1 tot en met Horeca 6 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

Horeca 1 (winkelgebonden daghoreca):

vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm en openingstijden aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms met een maximaal bruto vloeroppervlak van 250 m²;

Horeca 2 (maaltijdverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's en grand cafés;

Horeca 3 (spijsverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken, afhaalhoreca alsmede horecavormen uit categorie 1 met een groter bruto vloeroppervlak dan 250 m²;

Horeca 4 (drankverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés, bars en zalenverhuur alsmede horecavormen uit categorie 3 met een groter bruto vloeroppervlak dan 400 m²;

Horeca 5 (logiesverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies en als ondergeschikte functie het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals hotels en pensions;

Horeca 6 (zware horeca):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken, nachtclubs, partycentra en dancings.

1.52 houtgewas

bomen, struiken, cactussen of doorlevende klimplanten (zoals druiven).

1.53 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.54 internethandel

detailhandel in niet-dagelijkse artikelen zonder showroom, waarvan de handel via internet en andere media loopt en waarvan de levering van producten uitsluitend plaatsvindt via post of koeriersdiensten.

1.55 kamperen

een kampeerterrein is een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.56 kantoor

een gebouw gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.57 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een dakhelling die niet minder dan 20° en niet meer dan 60° mag bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van een mansardekap de dakhelling niet meer dan 80° mag bedragen.

1.58 kavel

een samenhangend stuk grond dat één bepaalde vorm van gebruik heeft en dat meestal is omgeven door een duidelijk herkenbare grens, in de vorm van heggen, afrasteringen of sloten.

1.59 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

de in categorie 1 genoemde bedrijven van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten 's-Gravenweg-West, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door een bewoner in het hoofdgebouw van de woning kan worden uitgeoefend en waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.60 kleinvee

verzamelbegrip van de door de mens als hobbyvee gehouden eigen kleinvee zoals, eenden, kippen, duiven, vogels, konijnen, geiten, schapen en pony's met een schofthoogte van maximaal 1,47m.

1.61 kunstobject

uiting van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde.

1.62 kunstwerk

bouwwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden, zoals viaducten, alsmede bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, niet zijnde steigers.

1.63 landschapselementen

zijn de bouwstenen die samen de structuur van het landschap bepalen.

1.64 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.65 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.66 nachtverblijf

het verblijven, zich ophouden dan wel aanwezig zijn tussen 23.00 en 07.00 uur.

1.67 nokverhoging

het toenemen van de bouwhoogte van een (hoofd)gebouw als gevolg van het realiseren van een dakopbouw of het plaatsen van een extra bouwlaag.

1.68 nutstuin

terrein voor het hobbymatig en voor eigen gebruik telen van gewassen, niet zijnde zogenaamde dag- en verblijfstuinen.

1.69 nutsvoorzieningen

voorzieningen zoals gas, water, elektriciteit die door nutsbedrijven geleverd worden.

1.70 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.71 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen, installaties, technische ruimten en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen.

1.72 ondergeschikte detailhandel

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdbestemming.

1.73 ondergeschikte speelvoorzieningen

speelvoorzieningen, behorende bij en ondergeschikt aan de bestemming Horeca, in de vorm van speelgelegenheid zoals speeltoestellen, speelattributen en spelaanleiding, waarbij beweging bij het gebruik van de speelvoorzieningen uitsluitend door middel van menskracht mag worden voortgebracht.

1.74 ondergeschikte horeca

horeca als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdbestemming.

1.75 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.76 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.77 partycentrum

een inrichting met het hoofddoel het bedrijfsmatig ten gehore brengen van al dan niet levende muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening en/of feesten, waarbij al dan niet (alcoholhoudende) dranken en kleine etenswaren worden verstrekt.

1.78 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.79 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.80 recreatie

voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding met uitzondering van seksinrichtingen en horecavoorzieningen.

1.81 recreatief nachtverblijf

recreatief nachtverblijf is een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar tenminste één nacht in het recreatiegebied en/of gebouw verblijft.

1.82 reling

een reling is een hekwerk of leuning met open constructie.

1.83 risicocontour

contour rondom een risicovolle inrichting die de zone begrenst waar het plaatsgebonden risico, zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), gelijk is aan of groter is dan 10-6 per jaar.

1.84 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.85 scouting

internationale vrijetijdsorganisatie, die groepsgewijze activiteiten biedt aan jongens en meisjes van 5 - 21 jaar, waarmee men een bijdrage wil leveren aan de vorming van hun persoonlijkheid.

1.86 schuilhut

een bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt die met de grond is verbonden, met tenminste één open buitenwand; en dient als schuilhut voor hobbymatig te houden dieren en het toebehorende dierenvoer, alsmede voor het schuilen van mensen.

1.87 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, (besloten) ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, raamprostitutie en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden van seksartikelen, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen.

1.88 speelautomaat

een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om verder te spelen.

1.89 speelautomatenhal

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.

1.90 speelvoorziening

voorzieningen gericht op speel- en sportieve activiteiten zoals multifunctionele verharde speelvelden, trapvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelpalen, basketbalpalen, ballenvangers, etc.) en speeltoestellen;

1.91 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten ''s-Gravenweg-West' die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.92 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa('s) bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

1.93 straatmeubilair

verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere (ondergrondse)inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, voorzieningen voor het stallen van fietsen, speeltoestellen en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) voorzieningen van openbaar nut.

1.94 supermarkt

een gebouw of een ruimte in een gebouw, dat door zijn inrichting kennelijk bedoeld is voor detailhandel in (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening

1.95 tuincentrum

een bedrijf waar tuinbenodigdheden worden gekweekt, aangeboden en/of verkocht met een ondergeschikt assortiment voor huisgerelateerde en vrijetijdsartikelen.

1.96 toegangspoort

bouwwerk geen gebouw zijnde dienend om de de toegang tot een erf af te sluiten.

1.97 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.98 verharden

verharding waarbij sprake is van een massieve toplaag zoals asfalt, beton, of verhardingen van al dan niet gebonden elementen zoals tegels, klinkers en grind.

1.99 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.100 voorgevel

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt, met uitzondering van de gevels die met de figuur gevellijn zijn aangeduid, dan gelden deze als voorgevel.

1.101 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak wordt getrokken langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.102 voorziening van openbaar nut

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering.

1.103 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.104 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten et cetera.

1.105 waterpeil

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.106 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.107 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.108 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

1.109 zaalverhuur

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

1.110 zeer kwetsbare objecten

gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:

a. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;

b. scholen;

c. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.

1.111 zichtlijn

een denkbeeldige lijn, die vanuit een bepaald punt vrij uitzicht biedt op het omliggende landschap.

1.112 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand

de ruimte tussen bouwwerken onderling alsmede de ruimte tussen bouwwerken tot perceelsgrenzen gemeten vanaf de buitenwerkse gevelvlakken.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. De goothoogte van een gebouw mag worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

2.8 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage van het bouwvlak, gerekend per bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.9 breedte van een gebouw

grootste uitwendige afstand in een rechte lijn tussen de zijgevels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende

  • b. terreinen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de tot 'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

Artikel 4 Detailhandel - Tuincentrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het kweken van bomen en planten;
  • b. het verwerken van bloemen en planten;
  • c. detailhandel in bovengenoemde producten en tuinartikelen;
  • d. ondergeschikte detailhandel in woondecoraties;
  • e. opslag;
  • f. internethandel;
  • g. ondergeschikte horeca;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, laad- en losruimte, voorzieningen van openbaar nut, kunstwerken, bruggen en straatmeubilair.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 1 meter achter de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van vlaggen- en verlichtingsmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de bouwhoogte van reclameborden mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. opslag en verkoop van vuurwerk;
    • 2. detailhandel in volumineuze goederen;
    • 3. zelfstandige kantoorvestigingen;
    • 4. supermarkt;
    • 5. Bevi-inrichtingen;
    • 6. Wgh-inrichtingen;
  • b. Bij het oprichten of uitbreiden van gebouwen of het veranderen van het gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat dit geen onevenredig nadelig invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. Voor parkeren gelden de volgende regels:
    • 1. Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren van motorvoertuigen en fietsen als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform de parkeernormen welke zijn of nog kunnen worden vastgesteld door de raad van gemeente Capelle aan den IJssel.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.3.c voor zover op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  • b. lid 4.3.c voor zover het voldoen aan genoemde normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. lid 4.3.c voor zover kan worden aangetoond dat een afwijkende parkeernorm voorziet in een passende parkeergelegenheid.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grasvelden, beplanting en andere vegetatie;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, wandel- en fietspaden, tunnels, straatmeubilair, kunstobjecten, water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging, sierwater en bruggen met open relingen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verkeersgeleiders, verkeersinstallaties, verkeers- en bewegwijzeringsborden met de daarvoor benodigde constructies, lichtmasten, mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • d. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • f. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

Artikel 6 Groen - Landschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. weilanden;
  • b. gebiedseigen beplantingen en andere gebiedseigen vegetatie, zoals opgenomen in de begripsbepaling gebiedseigen beplanting;
  • c. de instandhouding van natuurlijke en/ of cultuurhistorisch en/ of landschappelijk waardevolle landschapselementen en kavelstructuren;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' tevens voor parkeren en buitenopslag ten behoeve van de bestemming Detailhandel - Tuincentrum;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, onverharde paden, kunstobjecten, water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waterberging en bruggen met open relingen.

6.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan schuilhutten en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van schuilhutten gelden de volgende regels:

  • a. per kavel mag 1 schuilhut worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een kavel waarop een schuilhut wordt gebouwd dient ten minste 2.000 m² te bedragen;
  • c. het grondoppervlak van een schuilhut mag ten hoogste 10 m² bedragen;
  • d. de schuilhut dient minimaal 20 meter uit de as van de weg te worden gesitueerd;
  • e. de schuilhut dient op 5 meter vanaf de kant sloot en evenwijdig aan de sloot te worden gesitueerd;
  • f. de bouwhoogte van een schuilhut mag ten hoogste 3 meter bedragen.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er zijn uitsluitend erfafscheidingen met een open constructie toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 1,5 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
  • c. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan, met uitzondering van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'.
  • d. de bouwhoogte van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' mag niet meer bedragen dan 3 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag is toegestaan tot een hoogte van maximaal 3 meter;
  • b. parkeren is alleen toegestaan op eigen terrein;
  • c. het terrein wordt zodanig ingericht en gebruikt dat daardoor ruimte resteert voor voldoende parkeergelegenheid voor het betreffende bedrijf, als ook voor laad- en losmogelijkheden;
  • d. het parkeren wordt landschappelijk ingepast en door groenvoorzieningen omringd.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden ter waarborging van het landschappelijke karakter van het plangebied zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen of rooien van landschapselementen en ander houtgewas;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen vanaf 0,50 meter;
  • e. het aanbrengen van verhardingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het aanleggen van tuinen bij burgerwoningen ten dienste van de bestemming Wonen - 2.

6.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering waren of mogen worden uitgevoerd;
  • b. die het normale beheer en/ of onderhoud betreffen;
  • c. aanbrengen van verharding en het verrichten van grondroeractiviteiten op gronden met de aanduiding 'tuincentrum'.

6.4.3 Afwegingskader

De in 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de in 6.1 genoemde waarden en gebruik.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca tot en met horeca-categorie 2, met dien verstande dat zaalverhuur is toegestaan met een maximale bruto vloeroppervlak van 175 m²;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals parkeervoorzieningen, straatmeubilair, terras, ontsluitingswegen, voorzieningen van openbaar nut en andere vergelijkbare voorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende ondergeschikte speelvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak met dien verstande dat buiten het bouwvlak speelvoorzieningen zijn toegestaan op een terrein met een aaneengesloten oppervlakte van ten hoogste 690m².

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' is aangeduid.

7.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 1 meter achter de voorgevel mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggen- en verlichtingsmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van reclameborden mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • f. overkappingen zijn niet toegestaan.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Voor parkeren gelden de volgende regels:

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren van motorvoertuigen en fietsen als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform de parkeernormen welke zijn of nog kunnen worden vastgesteld door de raad van gemeente Capelle aan den IJssel.

7.3.2 Voor de ondergeschikte speelvoorzieningen genoemd in artikel 7.1 onder e. gelden de volgende regels:
  • a. de speelvoorzieningen mogen uitsluitend worden gebruikt door de bezoekers van de horeca;
  • b. het terrein van de speelvoorzieningen mag uitsluitend worden gebruikt tussen 10:00 uur 's-ochtends en 21:00 uur 's-avonds.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.3. voor zover op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  • b. lid 7.3.voor zover het voldoen aan genoemde normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. lid 7.3. voor zover kan worden aangetoond dat een afwijkende parkeernorm voorziet in een passende parkeergelegenheid.

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve voorzieningen;
  • b. bos- en groenvoorzieningen;
  • c. kleinveetuinen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinveetuinen';
  • d. scoutingactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'scouting';
  • e. nutstuinen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ooievaarsnest' tevens voor een ooievaarsnest met een maximale bouwhoogte van 6 meter;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' mede bestemd voor het behoud, de versterking en/of het herstel van aanwezige monumentale bomen;
  • h. parkeren ten behoeve van de kleinveetuinen, scoutingactiviteiten en nutstuinen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals straatmeubilair, water, wandel- fiets- en ruiterpaden, speelvoorzieningen, ontsluitingswegen, voorzieningen van openbaar nut en andere vergelijkbare voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'scouting' is binnen het bouwvlak 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' is aangeduid;
  • d. Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt dat het bouwvlak voor 100% mag bebouwd worden, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander maximaal bebouwingspercentage is aangegeven.

8.2.2 Gebouwen kleinveetuinen

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinveetuinen' mogen in afwijking van 8.2.1 onder a. gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per kavel zijn gebouwen toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2;
  • b. de oppervlakte van een kavel waarop een gebouw wordt gebouwd dient ten minste 500 m² te bedragen;
  • c. stalling voor een pony bedraagt tenminste 14 m² ;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken ten dienste van kleinveetuin mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
8.2.3 Gebouwen scouting

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'scouting' mogen in afwijking van 8.2.1 onder a. gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

    • 1. gebouwen ten dienste van de scouting zijn toegestaan met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 150 m² ;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen ten dienste van de scouting mag niet meer bedragen dan 3 meter.

8.2.4 Gebouwen nutstuinen

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' mogen in afwijking van 8.2.1 onder a. gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bouwwerken ten dienste van de nutstuin zijn toegestaan met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 15 m² per nutstuin;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten dienste van de nutstuin mag niet meer bedragen dan 3 meter.

8.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde kleinveetuinen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
  • a. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

8.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde scouting

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. er zijn uitsluitend erfafscheidingen met een open constructie toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en relingen van bruggen tot 1 meter achter de voorgevel mogen niet meer dan 1 meter bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de bouwhoogte van toegangspoorten langs de 's-Gravenweg niet meer dan 2 meter bedragen.
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 1 meter achter de voorgevel mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van vlaggen- en verlichtingsmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van reclameborden mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • i. overkappingen zijn niet toegestaan.

8.2.7 Bouwwerken, geen gebouw zijnde volkstuinen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
  • c. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

8.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. voor het gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinveetuinen' gelden de volgende regels:
    • 1. kleinvee is toegestaan zoals opgenomen in de begripsbepaling kleinvee;
    • 2. het maximum aantal pony's is 10;
    • 3. er worden alleen pony's gehouden zonder winstoogmerk en voor eigen gebruik;
    • 4. er wordt geen reclame gemaakt;
  • b. voor het gebruik ter plaatse van de aanduiding 'scouting' gelden de volgende regels:
    • 1. kamperen is toegestaan zoals opgenomen in de begripsbepaling kamperen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' is kamperen toegestaan ten dienste van de scoutingactiviteiten;
    • 3. recreatief nachtverblijf in een groepsaccomodatie is toegestaan zoals opgenomen in de begripsbepaling recreatief nachtverblijf;
    • 4. ondergeschikte detailhandel van maximaal 50m2 is toegestaan voor scouting gerelateerde producten.
  • c. Voor parkeren gelden de volgende regels:
    • 1. Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren van motorvoertuigen en fietsen als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform de nog welke zijn of kunnen worden vastgesteld door de raad van gemeente Capelle aan den IJssel.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.3 sub a: onder de voorwaarden dat het dierenwelzijn wordt gewaarborgd en er geen nadelige invloed ontstaat op de directe omgeving;
  • b. lid 8.3.c voor zover op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  • c. lid 8.3.c voor zover het voldoen aan genoemde normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • d. lid 8.3.c voor zover het voldoen aan genoemde normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. toegangspaden tot de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' mede bestemd voor het behoud, de versterking en/of het herstel van aanwezige monumentale bomen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' tevens voor parkeren ten behoeve van de bestemming Detailhandel - Tuincentrum;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren' tevens voor parkeren ten behoeve van de bestemming Wonen - 2;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor parkeren ten behoeve van de bestemming Horeca;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'scouting' scoutingactiviteiten;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals groenvoorzieningen, water, bruggen met open relingen, en andere vergelijkbare voorzieningen, met dien verstande dat duikers ten behoeve van opritten naar woningen niet zijn toegestaan langs de 's-Gravenweg.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen
  • b. de bouwhoogte van toegangspoorten langs de 's-Gravenweg mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van bruggen en relingen langs de 's-Gravenweg mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.

9.3 specifieke gebruiksregels
9.3.1 Verbod parkeren

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden te parkeren.

9.3.2 Uitzondering op verbod parkeren

Het in 9.3.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. het gebruik ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' en 'horeca', met dien verstande dat:
    • 1. parkeren alleen is toegestaan op eigen terrein;
    • 2. bouwpercelen zodanig worden ingericht en gebruikt dat daardoor ruimte resteert voor voldoende parkeergelegenheid voor het betreffende bedrijf, als ook voor laad- en losmogelijkheden;
    • 3. het parkeren landschappelijk wordt ingepast en door groenvoorzieningen wordt omringd.
  • b. het gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren', met dien verstande dat:
    • 1. parkeren is toegestaan;
    • 2. het parkeren landschappelijk wordt ingepast en door groenvoorzieningen wordt omringd.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.3.1 ten behoeve van het toestaan van parkeren met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er moet worden aangetoond dat parkeren in het achtererfgebied van de bestemming Wonen - 2 niet mogelijk is;
  • b. het parkeren wordt landschappelijk ingepast en door groenvoorzieningen omringd;
  • c. bij de landschappelijke inpassing worden gebiedseigen beplantingen en andere gebiedseigen vegetatie, zoals opgenomen in de begripsbepaling gebiedseigen beplanting toegepast.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, met dien verstande dat het aantal rijstroken niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' mede bestemd voor het behoud, de versterking en/of het herstel van aanwezige monumentale bomen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals straatmeubilair, tunnels, kunstobjecten, kunstwerken, geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, opstelplaaten voor (ondergrondse)inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen voor afvalstoffen, groen en water.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en (licht)masten mag niet meer dan12 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van kunstobjecten en kunstwerken mag niet meer dan 7 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' mede bestemd voor het behoud, de versterking en/of het herstel van aanwezige monumentale bomen;
  • c. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde van de grenspaal, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, (ondergrondse) afvalcontainers, straatmeubilair, kunstobjecten, kunstwerken, speelvoorzieningen, bestaande voorzieningen van openbaar nut, geluidswerende voorzieningen, water, bruggen met open relingen, bestaande duikers, groenvoorzieningen, met dien verstande dat nieuwe duikers ten behoeve van opritten naar woningen niet zijn toegestaan in de watergangen langs de 's-Gravenweg.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en (licht)masten mag niet meer dan10 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van kunstobjecten en kunstwerken mag niet meer dan 7 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van toegangspoorten mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van relingen van bruggen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen;

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. water ten behoeve van de aan- en afvoer, waterberging en sierwater;
  • c. verkeer over water;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' mede bestemd voor het behoud, de versterking en/of het herstel van aanwezige monumentale bomen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'steiger': tevens voor een steiger of vlonder;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. bruggen met open relingen;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals: bestaande duikers, beschoeiingen en groenvoorzieningen ten behoeve van de bestemming, met dien verstande dat nieuwe duikers ten behoeve van opritten naar woningen niet zijn toegestaan in de watergangen langs de 's-Gravenweg.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van relingen van bruggen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 13 Wonen - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen, internethandel en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven en verharding, bergingen, voorzieningen van openbaar nut, garages, (fiets)parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, bruggen en kunstwerken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • e. het maximale aantal toegestane woningen binnen het desbetreffende bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • f. dakopbouwen zijn toegestaan indien in hetzelfde dakvlak reeds een dakopbouw aanwezig is, met dien verstande dat::
    • 1. de reeds eerder gerealiseerde dakopbouw op een naar maat en type vergelijkbare woning binnen hetzelfde dakvlak maatgevend is en het toetsingskader vormt voor de nieuwe dakopbouw op hetzelfde dakvlak;
    • 2. een volledige dakophoging over de volledige breedte en diepte van de woning niet is toegestaan.

13.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan binnen het bebouwingsgebied;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel met de bestemming 'Wonen - 1' mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn in afwijking van 13.2.2 onder a bijbehorende bouwwerken toegestaan voor de voorgevelrooilijn;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 1' zijn in afwijking van 13.2.2 onder b bijbehorende bouwwerken toegestaan met een extra oppervlakte, zoals aangeduid op de verbeelding;
  • e. de diepte van bijbehorende bouwwerken aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 4 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van aangebouwde bouwwerken mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,25 meter;
  • g. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 meter en 5 meter;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 1' zijn in afwijking van 13.2.2 onder g bijbehorende bouwwerken toegestaan met een hoogte, zoals aangeduid op de verbeelding;
  • i. balkons en dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De maximale toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen vanaf de erfgrens tot 1 meter achter de voorgevel 1 meter;
  • b. van erf- en terreinafscheidingen vanaf 1 meter achter de voorgevel 2 meter;
  • c. van tuinmeubilair 2,5 meter;
  • d. van speelvoorzieningen 2,5 meter;
  • e. van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 meter.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het bedrijfsmatig stallen van caravans en boten en daarmee gelijk te stellen voertuigen;
  • b. het gebruik van de gronden en bebouwing ten behoeve van een aan huis gebonden beroep, internethandel en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten indien niet wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning als zodanig mag worden gebruikt, tot een maximum van 50 m²;
    • 2. de bewoner zelf het beroep of de activiteit uitoefent;
    • 3. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    • 4. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
    • 5. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de nabij gelegen woonbebouwing;
    • 7. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen voor horeca-activiteiten (anders dan aan huis gebonden beroepen).
  • d. Voor parkeren gelden de volgende regels:
    • 1. bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren van motorvoertuigen en fietsen als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform de nog welke zijn of nog kunnen worden vastgesteld door de raad van gemeente Capelle aan den IJssel.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 13.3. d voor zover op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  • b. lid 13.3. d voor zover het voldoen aan genoemde normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. lid 13.3. d voor zover kan worden aangetoond dat een afwijkende parkeernorm voorziet in een passende parkeergelegenheid;
  • d. lid 13.1 ten behoeve van het toestaan van een bed & breakfast, met dien verstande dat:;
    • 1. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
    • 2. de bed & breakfast voorziening een maximum capaciteit kent van ten hoogste 8 personen (4 kamers), met een maximum verblijfsduur van 6 weken;
    • 3. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    • 4. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 5. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is. Indien de gebruiker niet de eigenaar is, dan dient de eigenaar toestemming te geven;
    • 6. er geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur mag ontstaan;
    • 7. het geen verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 8. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein (voldoende = voldoen aan de parkeernorm van 1 parkeerplaats per kamer). Het bevoegd gezag kan hier gemotiveerd van afwijken;
    • 9. de bed & breakfast voorziening in bestaande bebouwing gerealiseerd dient te worden;
    • 10. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed & breakfast in gebruik mogen zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m².

Artikel 14 Wonen - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen aan de 's-Gravenweg met aan-huis-gebonden beroepen, internethandel en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' mede bestemd voor het behoud, de versterking en/of het herstel van aanwezige monumentale bomen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven en verharding, bergingen, voorzieningen van openbaar nut, garages, (fiets)parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, bruggen met open reling en kunstwerken.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag tot 100% worden bebouwd;
  • c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' 60% van de lengte van de voorgevel in de gevellijn gebouwd moet worden;
  • d. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de maatvoering 'maximum oppervlakte' zijn in afwijking van 14.2.1 onder b hoofdgebouwen toegestaan met een maximum oppervlakte, zoals aangeduid op de verbeelding;
  • g. het maximale aantal toegestane woningen binnen het desbetreffende bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • h. hoofdgebouwen zijn voorzien van een kap;
  • i. de dakhelling mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van een mansardekap de dakhelling niet meer dan 80° mag bedragen;
  • j. dakopbouwen zijn niet toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kavels C en D 's-Gravenweg 141' dienen de hoofdgebouwen tevens te voldoen aan de karakteristiek van het boerenensemble/boerenerf;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kavels C en D 's-Gravenweg 141' dient tevens een zichtlijn te worden aangehouden, zoals bepaald onder m, met dien verstanden dat een ruimte met een breedte van ten minste 3 meter wordt vrijgehouden van zicht belemmerende obstakels, waaronder mede begrepen opgaande beplanting;
  • m. de onder l bedoelde zichtlijn dient te worden bepaald vanuit het aangrenzende vlak, aangeduid met 'specifieke vorm van tuin – parkeren', in de richting van het bestemmingsvlak Groen - Landschap.

14.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan binnen het bebouwingsgebied;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel met de bestemming 'Wonen - 2' mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn in afwijking van 14.2.2 onder a bijbehorende bouwwerken toegestaan voor de voorgevelrooilijn;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 1' zijn in afwijking van 14.2.2 onder b bijbehorende bouwwerken toegestaan met een extra oppervlakte, zoals aangeduid op de verbeelding;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kavels C en D 's-Gravenweg 141' gelden tevens de randvoorwaarden, zoals opgenomen in Bijlage 4 Kavelpaspoorten C en D 's Gravenweg 141;
  • f. de diepte van bijbehorende bouwwerken aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 4 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van aangebouwde bouwwerken mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,25 m;
  • h. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 meter en 5 meter;
  • i. balkons en dakterrassen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 14.2.1. e voor het overschrijden van de goothoogte met ten hoogste 10% van de voorgeschreven goothoogte, indien dit noodzakelijk is vanwege een afwijkende kapvorm;
  • b. het bepaalde in artikel 14.2.1 h ten behoeve van het veranderen van de kapvorm in een afwijkende kapvorm of platte afdekking, met dien verstande dat moet kunnen worden aangetoond dat de afwijkende kapvorm passend is in de omgeving.
  • c. het bepaalde in artikel 14.2.1 i ten behoeve van het afwijken van de dakhelling, met dien verstande dat moet kunnen worden aangetoond dat de afwijkende dakhelling passend is in de omgeving.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het bedrijfsmatig stallen van caravans en boten en daarmee gelijk te stellen voertuigen;
  • b. het gebruik van de gronden en bebouwing ten behoeve van een aan huis gebonden beroep, internethandel en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten indien niet wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning als zodanig mag worden gebruikt, tot een maximum van 50 m²;
    • 2. de bewoner zelf het beroep of de activiteit uitoefent;
    • 3. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    • 4. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
    • 5. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 6. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de nabij gelegen woonbebouwing;
    • 7. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen voor horeca-activiteiten (anders dan aan huis gebonden beroepen).
  • d. Voor parkeren gelden de volgende regels:
    • 1. bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren van motorvoertuigen en fietsen als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform de parkeernormen welke zijn of nog kunnen worden vastgesteld door de raad van gemeente Capelle aan den IJssel.

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 14.4. d voor zover op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  • b. lid 14.4. d voor zover het voldoen aan genoemde normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • c. lid 14.4. d voor zover kan worden aangetoond dat een afwijkende parkeernorm voorziet in een passende parkeergelegenheid;
  • d. lid 14.1 ten behoeve van het toestaan van een bed & breakfast, met dien verstande dat:;
    • 1. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
    • 2. de bed & breakfast voorziening een maximum capaciteit kent van ten hoogste 8 personen (4 kamers), met een maximum verblijfsduur van 6 weken;
    • 3. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    • 4. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 5. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is. Indien de gebruiker niet de eigenaar is, dan dient de eigenaar toestemming te geven;
    • 6. er geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur mag ontstaan;
    • 7. het geen verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 8. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein (voldoende = voldoen aan de parkeernorm van 1 parkeerplaats per kamer). Het bevoegd gezag kan hier gemotiveerd van afwijken;
    • 9. de bed & breakfast voorziening in bestaande bebouwing gerealiseerd dient te worden;
    • 10. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed & breakfast in gebruik mogen zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m².

Artikel 15 Leiding - Leidingstrook

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ondergrondse (energie- en transport) leidingen, niet zijnde een hoofdaardgastransportleiding, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals afsluiters en afsluitergroepen.

15.2 Bouwregels
  • a. Op en in de voor 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de in lid 15.1 bedoelde functie;
  • b. De bouwhoogte van de bouwwerken zoals bedoeld in sub a mag niet meer bedragen dan 3 meter.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 ten behoeve van bebouwing

welke is toegestaan op basis van de andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt toegebracht aan de leiding. Het bevoegd gezag wint alvorens de omgevingsvergunning te verlenen advies in bij de leidingbeheerder.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgermeester en wethouders de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren. Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:
    • 1. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    • 2. het aanleggen van watergangen en -partijen;
    • 3. het wijzigen van het maaiveldniveau;
    • 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
    • 5. het leggen van kabels en leidingen;
    • 6. het indrijven van voorwerpen.
  • b. Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • c. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien de belangen van de leiding niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in 16.3.1.

16.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 16.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0.5 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 100 m² beslaan.

16.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

16.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

16.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

16.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 17 Waarde - Archeologie - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 17.3.1.

17.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 17.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0.5 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.

17.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
17.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

17.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

17.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 18 Waterstaat - Waterkering

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor bescherming en onderhoud van de waterkering.

18.2 Bouwregels
  • a. Op en in de voor ‘Waterstaat - Waterkering’ bestemde gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde functies;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 onder a ten behoeve van bebouwing welke is toegestaan op basis van de andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering. Het bevoegd gezag wint alvorens de omgevingsvergunning te verlenen advies in bij de waterbeheerder.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 18.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgermeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijzen indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
18.3.2 Uitzondering

Het in lid 18.3.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer van de waterboezem betreffen;
  • b. die reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.
18.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 18.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder en door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterbeheerder.

Artikel 19 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. de afvoer en berging van oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. aanleg, beheer en onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering;
  • d. het vergroten van de afvoercapaciteit.
19.2 Bouwregels

Op de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in dit artikel bedoelde bestemming worden gebouwd en mogen andere bouwwerken overeenkomstig de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd, mits advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het waterbergend vermogen.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgermeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijzen indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

19.3.2 Uitzondering

Het in lid 19.3.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer van de watergang betreffen;
  • b. die reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.

19.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 19.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder en door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels

21.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.
21.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel middels een verleende vergunning gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan: de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen worden aangehouden als ten hoogste toelaatbaar;
  • b. Ingeval van herbouw is lid a. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
21.3 Toegelaten bouwwerken op een afwijkende locatie
  • a. Voor een bestaand bouwwerk dat krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, maar buiten het bouwvlak is geplaatst, geldt dat de bestaande locatie van het bouwwerk mag worden aangehouden als toelaatbaar;
  • b. Herbouw van de onder a. bedoelde bouwwerken mag uitsluitend plaatsvinden op dezelfde locatie;
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
21.4 Hoogteaanduidingen

De maximale toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag - tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld - ten hoogste bedragen:

  • a. van erf- en terreinafscheidingen vanaf de erfgrens tot 1 meter achter de voorgevel 1 meter;
  • b. erf- en terreinafscheidingen vanaf 1 meter achter de voorgevel 2 meter;
  • c. vlaggenmasten 6 meter;
  • d. van vrijstaande antenne- installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast 15 meter;
  • e. van vrijstaande antenne- installaties, niet zijnde schotelantennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie 5 meter;
  • f. van antenne- installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes 5 meter;
  • g. van schotelantennes 3 meter;
  • h. van lichtmasten 12 meter;
  • i. van overig straatmeubilair 4 meter;
  • j. van geluidwerende voorzieningen 4 meter;
  • k. van tuinmeubilair 2,5 meter;
  • l. van speelvoorzieningen 4 meter;
  • m. van overkappingen 3 meter;
  • n. scheepvaartverkeerstekens 7 meter;
  • o. van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 meter.
21.5 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bebouwing is uitsluitend ter plaatse van gebouwen (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) toegestaan, met dien verstande dat de bouwregels ten aanzien van de maximaal te bebouwen oppervlakte van het perceel van overeenkomstige toepassing zijn.

21.6 Gemeentelijk monument / Rijksmonument
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' en 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm en dakhelling, raamindeling, alsmede de situering op het perceel, te worden gehandhaafd. Met dien verstande dat er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige en architectonisch beeld, bepaald door kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, zulks met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen.

Afwijking bij een omgevingsvergunning

  • b. Bij een omgevingsvergunning kan burgermeester en wethouders afwijken van het bepaalde onder a. ten behoeve van het veranderen van de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' en 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', mits het bevoegd gezag vooraf advies inwint bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige.

Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  • c. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgermeester en wethouders bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' en 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument ' te slopen of minder geschikt te maken voor de verwezenlijking van de daaraan bij het plan gegeven bestemming.
  • d. De vergunning als bedoeld in sub c. wordt alleen verleend indien de bouwkundige staat van het gebouw zodanig is dat de sloop vanuit het oogpunt van goede volkshuisvesting noodzakelijk is en/of renovatie redelijkerwijs niet mogelijk is. Het bevoegd gezag wint alvorens de vergunning te verlenen advies in bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige.
21.7 Beeldbepalend pand
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm en dakhelling te worden gehandhaafd.

Afwijking bij een omgevingsvergunning

  • b. Bij een omgevingsvergunning kan burgermeester en wethouders afwijken van het bepaalde onder a. ten behoeve van het veranderen van de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk of element ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand' mits het bevoegd gezag vooraf advies inwint bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige.

Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  • c. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' te slopen of minder geschikt te maken voor de verwezenlijking van de daaraan bij het plan gegeven bestemming.
  • d. De vergunning als bedoeld in sub c. wordt alleen verleend indien de bouwkundige staat van het gebouw zodanig is dat de sloop vanuit het oogpunt van goede volkshuisvesting noodzakelijk is en/of renovatie redelijkerwijs niet mogelijk is. Het bevoegd gezag wint alvorens de vergunning te verlenen advies in bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake deskundige.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

  • a. Onder verboden gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo wordt - tenzij in hoofdstuk 2 anders bepaald - in ieder geval verstaan:
    • 1. standplaats voor onderkomens;
    • 2. het opslaan van materialen en voorwerpen;
    • 3. het al dan niet ter verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte motorrijtuigen of aanhangers, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn;
    • 4. het gebruiken als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen;
    • 5. de vestiging van nieuwe bedrijfswoningen;
    • 6. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
    • 7. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichtingen of seksbedrijf;
    • 8. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als automatenhal/speelhal/casino;
    • 9. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als partycentrum, nachtclub, dancing of discotheek;
    • 10. het gebruik of laten gebruiken van antennedragers, welke primair zijn opgericht voor het dragen van antennes voor reclamedoeleinden;
    • 11. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet;
    • 12. het oprichten van een vuurwerkverkooppunt binnen een straal van 500 meter van een ander vuurwerkverkooppunt;
  • b. het bepaalde in sub a is niet van toepassing voor zover het betreft het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen.

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

23.1 vrijwaringszone - open landschap

Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - open landschap' is het beleid mede gericht op het behoud, beheer en herstel van landschappelijk en ecologisch waardevolle landschapselementen met de volgende kernkwaliteiten: vlak en open landschap met een recht en regelmatig verkavelingspatroon, sloten en grote open ruimten met doorzichten naar het achterliggende open landschap, zoals opgenomen in Bijlage 3 Landschapsadvies 's-Gravenweg-West.

23.1.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - open landschap' mag niet buiten het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van:

  • a. bouwwerken ten dienste van de waterhuishouding en de riolering;
  • b. beschoeiing of daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten dienste van de oeverbescherming, met dien verstande dat de bovenzijde van deze bouwwerken niet boven het gemiddelde waterpeil uitsteekt;
  • c. schuilhutten zoals bepaald in lid 6.2 Bouwregels;
  • d. erfafscheidingen met een open constructie, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 1,5 meter mag bedragen;
  • e. erfscheidingen, zoals bedoeld onder d, dienen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 's-Gravenweg' tevens te voldoen aan het bepaalde in lid 23.3.1 Bouwregels onder d.

23.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • het aanbrengen van bomen en opgaande beplantingen niet hoger dan 0,50 meter bij volle wasdom.

23.1.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden genoemd in lid 23.1.2 zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke waarden en het doorzicht naar het achterliggende open landschap niet in onevenredige mate worden aangetast.

23.1.4 Beoordeling omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 23.1.2 advies inwinnen bij een landschapsdeskundige.

23.2 vrijwaringszone - halfopen landschap

Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - halfopen landschap' is het beleid mede gericht op het behoud, beheer en herstel van landschappelijk en ecologisch waardevolle landschapselementen met de volgende kernkwaliteiten: afwisselende landschappen met open ruimten en gesloten ruimten met dichte beplanting, een recht en regelmatig verkavelingspatroon en sloten, zoals is opgenomen in Bijlage 3 Landschapsadvies 's-Gravenweg-West.

23.2.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - halfopen landschap' mag buiten het bouwvlak niet worden gebouwd;

Met uitzondering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van:

  • a. bouwwerken ten dienste van de waterhuishouding en de riolering;
  • b. beschoeiing of daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten dienste van de oeverbescherming, met dien verstande dat de bovenzijde van deze bouwwerken niet boven het gemiddelde waterpeil uitsteekt;
  • c. schuilhutten zoals bepaald in lid 6.2 Bouwregels;
  • d. erfafscheidingen met een open constructie, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 1,5 meter mag bedragen;
  • e. erfscheidingen, zoals bedoeld onder d, dienen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 's-Gravenweg' tevens te voldoen aan het bepaalde in lid 23.3.1 Bouwregels onder d.

 

23.3 overige zone - 's-Gravenweg

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - 's-Gravenweg' is het beleid mede is gericht op:

  • a. het behoud, beheer en herstel van het ruimtelijk profiel van de 's-Gravenweg met de volgende kernkwaliteiten: een symmetrisch profiel bestaande uit; een smalle rijbaan van ten hoogsten 5,75 meter, berm/talud met structuurbomen van knotwilgen zoals opgenomen in Bijlage 2 De Groene Kaart 2014, wetering en onbebouwde voortuin met een groene inrichting;
  • b. De in a opgenomen regeling is niet van toepassing voor de bestemming Wonen - 1.

23.3.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 's-Gravenweg' gelden de volgende regels:

  • a. 1 brug per bouwperceel;
  • b. de brug heeft een maximale breedte van 4,5 meter;
  • c. de reling op de brug heeft een maximale hoogte van 1 meter en bestaat uit een open constructie;
  • d. erfafscheidingen voor de voorgevel worden gerealiseerd in de vorm van gebiedseigen beplanting, met dien verstande dat toegangspoorten mogen worden gebouwd zoals geregeld in de bestemming Tuin.

23.3.2 Specifieke gebruiksregels

  • a. Verbod parkeren

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden ter plaatse van bestaande bruggen, nieuwe bruggen en de bestemming Tuin te parkeren.

  • b. Uitzondering op verbod parkeren

Het in 23.3.2. a vervatte verbod geldt niet voor:

  • 1. het gebruik ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' en 'horeca', met dien verstande dat:
    • a. parkeren alleen is toegestaan op eigen terrein;
    • b. bouwpercelen zodanig worden ingericht en gebruikt dat daardoor ruimte resteert voor voldoende parkeergelegenheid voor het betreffende bedrijf, als ook voor laad- en losmogelijkheden;
    • c. het parkeren landschappelijk wordt ingepast en door groenvoorzieningen in de vorm van gebiedseigen beplanting wordt omringd.
  • 2. het gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren', met dien verstande dat:
    • a. parkeren is toegestaan;
    • b. het parkeren landschappelijk wordt ingepast en door groenvoorzieningen in de vorm van gebiedseigen beplanting wordt omringd.

23.3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.3.2 a vervatte verbod ten behoeve van het toestaan van parkeren met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er moet worden aangetoond dat parkeren in het achtererfgebied van de bestemming Wonen - 2 niet mogelijk is;
  • b. het parkeren wordt landschappelijk ingepast en door groenvoorzieningen omringd;
  • c. bij de landschappelijke inpassing worden gebiedseigen beplantingen en andere gebiedseigen vegetatie, zoals opgenomen in de begripsbepaling gebiedseigen beplanting, toegepast.

23.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a Verbod 23.3.4

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgermeester en wethouder voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het vellen of rooien van waardevolle bomen en structuurbomen zoals opgenomen in Bijlage 2 De Groene Kaart 2014;
  • 2. het vellen of rooien van monumentale bomen zoals aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'monumentale boom';
  • 3. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • 4. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • 5. diepploegen vanaf 0,50 m;
  • 6. het aanbrengen van verharding anders dan het verharden ten behoeve van oprit naar een achter de voorgevelrooilijn gelegen garage of parkeergelegenheid, met dien verstande dat deze oprit maximaal 4,5 meter breed mag zijn;
  • 7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

b Uitzondering op verbod 23.3.4

Het in a vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • 1. die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering waren of mogen worden uitgevoerd;
  • 2. die het normale beheer en/ of onderhoud betreffen;
  • 3. het aanbrengen van verharding ter plaatse van de bestemming Wonen - 1.

c Afwegingskader 23.3.4

De in lid 23.3.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de in lid 23.3 genoemde waarden en gebruik.

 

23.4 overige zone - historische structuren

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - historische structuren' is het beleid mede gericht op het behoud, beheer en herstel van historische structuren, zoals de Kade, Mient; Nieuwe Laan en de Oude Laan, met de bijbehorende landschappelijk karakter, openheid en structuurbomen.

23.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod 23.4.1

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgermeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het vellen of rooien van waardevolle bomen en structuurbomen zoals opgenomen in Bijlage 2 De Groene Kaart 2014;
  • 2. het vellen of rooien van monumentale bomen zoals aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'monumentale boom';
  • 3. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • 4. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • 5. diepploegen vanaf 0,50 m;
  • 6. het aanbrengen van verharding;
  • 7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

b Uitzondering op verbod 23.4.1

Het in a vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • 1. die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning in uitvoering waren of mogen worden uitgevoerd;
  • 2. die het normale beheer en/ of onderhoud betreffen.

c Afwegingskader 23.4.1

De in lid 23.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de in lid 23.4 genoemde waarden en gebruik.

23.5 veiligheidszone - lpg
23.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' gelden bouwregels voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico vanwege de aanwezigheid van een vulpunt voor LPG, reservoir voor LPG en een afleverzuil voor LPG.

23.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbaar objecten en zeer kwetsbare objecten worden gebouwd.

23.5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 23.5.2 indien:

  • a. uit onderzoek blijkt dat de veiligheidsrisico's als gevolg van het LPG tankstation aanvaardbaar wordt geacht;
  • b. maatregelen worden uitgevoerd in de gebouwen dan wel in de omgeving om de effecten als gevolg van een incident met het LPG tankstation terug te dringen;
  • c. alvorens (beperkt) kwetsbaar objecten en zeer kwetsbare objecten mogelijk te maken dient de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond om advies te worden gevraagd.

23.5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast, indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

 

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

24.1 Algemene afwijking

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. deze regels en toestaan dat het beloop of de inrichting van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • b. de voorgeschreven minimum en maximum maten inzake hoogte, afstanden, oppervlakten en bebouwingspercentages met niet meer dan 10%, voor zover daarvoor in de regels geen bijzondere afwijkingsregels zijn opgenomen.

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

25.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 26 Overige regels

26.1 Prioritering regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a. met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a., na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 's-Gravenweg-West'.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel, gehouden op ....... 2017.

De griffier, De voorzitter,

............... ................