direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Oostgaarde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0502.BP12Oostgaarde-4001

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste de categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Oostgaarde';
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
  • 'detailhandel volumineus': detailhandel in volumineuze goederen;
  • 'gemaal': een gemaal;
  • 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': één benzineservicestation met verkoop van LPG;
  • 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': één bezineservicestation zonder de verkoop van LPG';
  • 'waterzuiveringsinstallatie': één afvalwateringszuiveringsinstallatie;
  • c. kantoren behorende bij een bedrijf met een maximum van 50% bvo én een maximaal oppervlak van 1.000 m²;
  • d. ondergeschikte horeca-activiteiten in de vorm van een bedrijfsrestauratie/ kantine met een maximaal oppervlak van 250 m²;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water, ontsluitingswegen, laad- en losvoorzieningen en andere vergelijkbare voorzieningen;
  • f. het plaatsen en onderhouden van verkeersvoorzieningen ten behoeve van een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer op de Hollandsche IJssel.
3.1.1 Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:
  • a. gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. doeleinden van openbaar nut.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goot- bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. het bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bebouwingspercentage (%)' een ander maximaal bebouwingspercentage is aangegeven of ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' een maximum bebouwd oppervlak is aangegeven;
  • d. het maximum bebouwd oppervlak van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven oppervlak;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zij- en achterperceelsgrens bedraagt ten minste 1,5 m;
  • f. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • g. de maximale perceelsoppervlakte per bedrijf bedraagt ten hoogste 2.000 m². In geval dat bestaande percelen, bij het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan, groter zijn dan 2.000 m2, geldt deze maat als maximum;
  • h. gebouwen dienen, voor zover aan de openbare weg gelegen, in de naar de openbare weg toegekeerde bouwgrenzen te worden gesitueerd;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' mag een bijbehorende detailhandelsvoorziening met een oppervlakte van maximaal 125 m² ten behoeve van dagelijkse consumentenartikelen worden gebouwd. De hoogte van het gebouw bedraagt maximaal 4 m;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' mag een bijbehorende detailhandelsvoorziening met een oppervlakte van maximaal 90 m² ten behoeve van dagelijkse consumentenartikelen worden gebouwd. De hoogte van het gebouw bedraagt maximaal 4 m;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • b. scheepvaartverkeersvoorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 7 meter mag bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 10 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' bedraagt de bouwhoogte van de overkapping maximaal 7 meter met een maximaal dakoppervlak van 250 m2;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 25 m.
3.2.3 Parkeren en laden en lossen

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie. Er moet voldaan worden aan de vigerende parkeernota, Nota parkeernormen 2006, deze is opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.

3.2.4 Fietsparkeren

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is voor het fietsparkeren. Aanvullend op sublid 3.2.3 en Bijlage 1 gelden hierbij voor kantoren en bedrijven de volgende regels:

  • a. ten behoeve van bedrijven minimaal 0,3 fietsparkeerplaats per werknemer;
  • b. ten behoeve van kantoren minimaal 1,2 fietsparkeerplaats per 100 m2 bvo.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Perceelsoppervlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van sublid 3.2.1 onder g, voor een perceelsoppervlakte van ten hoogste 5.000 m². Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan na advies van het Regionaal Economisch Overleg (REO).

3.3.2 Afwijken van parkeren en laden en lossen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning gemotiveerd afwijken van het bepaalde in 3.2.3 ten aanzien van:

  • c. het laden en lossen in openbaar gebied indien het voldoen aan 3.2.3 door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit vanuit verkeerstechnische redenen danwel verkeersveiligheid of voor zover op andere wijze in de benodigde laad- of losruimte wordt voorzien;
  • d. de parkeernormen, zoals bedoeld in artikel 3.2.3, indien dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie in de directe omgeving.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • c. detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen zijn niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • d. zelfstandige kantoorvestigingen zijn niet toegestaan;
  • e. (bedrijfs)woningen zijn niet toegestaan;
  • f. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • g. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • h. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 3 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • i. opslag en stort van goederen op onbebouwde gronden binnen 3 m vanaf de grens met de bestemming 'Water' is niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1:
  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 3.1 onder a en b maar niet hoger dan categorie 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 onder a en b genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Oostgaarde' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 onder a en b genoemd;
  • c. om detailhandel in volumineuze goederen toe te staan.
3.5.2 Bij toepassing van de afwijking als bedoeld onder 3.5.1. onder a t/m c gelden de volgende regels:
  • a. de omgevingsvergunning mag slechts verleend worden, indien voldoende parkeergelegenheid conform Nota parkeernormen Capelle aan den IJssel (februari 2006) van de regels en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd;
  • b. bij toepassing van sublid 3.5.1 onder c dient uit een distributie planologisch onderzoek te blijken dat de vestiging van een detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen niet leidt tot ontwrichting van de regionale verzorgingsstructuur. Toepassing van deze afwijking is uitsluitend toegestaan na advies van het Regionaal Economisch Overlegorgaan Regio Rijnmond (REO).
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding zoals bedoeld in lid 3.1 onder d bij bedrijfsbeëindiging te verwijderen.

3.6.2 wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan in die zin te wijzigen dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' de bestemming 'Bedrijf' kan worden gewijzigd naar dienstverlening zoals bepaald in artikel 1.33 met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt, zoals op de verbeelding is aangeduid, maximaal 4 respectievelijk 6 meter;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal 80%, zoals op de verbeelding aangegeven;
  • c. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd. Als parkeernorm dient te worden uitgegaan van de op het moment van het opstellen van het wijzigingsplan geldende parkeerbeleid van de gemeente Capelle aan den IJssel. De vigerende parkeernota, Nota parkeernormen 2006, is opgenomen in Bijlage 1 van deze regels. Het bevoegd gezag kan in het wijzigingsplan gemotiveerd afwijken van de parkeernorm en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie in de directe omgeving.
  • d. voor de ontwikkeling dient een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld waaruit blijkt dat:
    • 1. voldaan wordt aan landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid;
    • 2. voordat de ontwikkeling plaatsvindt een onderzoek naar externe veiligheid dient te zijn uitgevoerd met een positief advies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;
    • 3. de ontwikkeling economisch en maatschappelijk uitvoerbaar is en ter onderbouwing hiervan de noodzakelijke (anterieure) overeenkomsten zijn gesloten.