direct naar inhoud van Artikel 12 Wonen
Plan: Capelle-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0502.BP11CapelleWest-4001

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garage': een garage, uitsluitend bestemd voor de stalling van vervoersmiddelen en voor de berging van niet voor de handel bestemde goederen;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': een hoveniersbedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument': een rijksmonument;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument': een gemeentelijk monument;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals groen, water, parkeervoorzieningen, tuinen en erven, verharding;
  • i. het plaatsen en onderhouden van verkeersvoorzieningen ten behoeve van een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer op de Hollansche IJssel.
12.1.1 Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:
  • a. gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. doeleinden van openbaar nut.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn vrijstaande hoofdgebouwen toegestaan;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woonhuizen toegestaan;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee aaneen' zijn twee aaneengebouwde hoofdgebouwen toegestaan;
  • f. de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden opgericht in de grens met de bestemming 'Tuin';
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid f dient bij het ontbreken van de bestemming 'Tuin' de voorgevel van het hoofdgebouw te worden opgericht in de grens met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied';
  • h. de maximale goot- en bouwhoogte is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • i. het maximale bebouwingspercentage per bouwvlak is, indien van toepassing, aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • j. het maximaal bruto vloeroppervlak aan kantoorruimte uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' bedraagt 200 m2;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': is tevens een onderdoorgang met een minimale doorganghoogte van 3 m toegestaan.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. het gezamenlijk grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 50 m2 bedragen, waarbij minimaal 50% van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • b. bijbehorende bouwwerken die worden aangebouwd aan het hoofdgebouw mogen in de zijdelingse perceelsgrens worden opgericht;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal op 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • d. (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht;
  • e. de goothoogte van een bijbehorend vrijstaand bouwwerk mag maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de hoogte van de 1e bouwlaag + 0,25 m van het hoofdgebouw bedragen;
  • g. bij sloop van de bestaande bijbehorende bouwwerken mag 100% worden teruggebouwd, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op bebouwing die reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • h. de afstand van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk tot enig punt van de woning, met inbegrip van een eventueel aansluitend aan het hoofdgebouw gebouwd bijbehorend bouwwerk, moet tenminste 4 meter bedragen;
  • i. de diepte van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde vrijstaande bouwwerken, mag ten hoogste 3 meter bedragen.
12.2.3 Bebouwingspercentage bij bouwpercelen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingspercentage 1' bedraagt het maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel 50%;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingspercentage 2' bedraagt het maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel 30%.
12.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte maximaal 3 m mag bedragen, met uitzondering van:
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot 1 meter achter de voorgevel is ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 1 meter achter de voorgevel is ten hoogste 2 m;
  • c. speelvoorzieningen waarvan de hoogte maximaal 4 m mag bedragen;
  • d. scheepvaartverkeersvoorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 7 m mag bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
12.3.2 Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of seksbedrijf;
  • c. het gebruik van het hoofdgebouw als beroeps- of bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte.
12.3.3 Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval niet verstaan, het gebruik van de woning voor aan huis gebonden beroep, onder voorwaarden dat:
  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 40% van het oppervlak van de begane grond en maximaal 25% van het totale vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken als zodanig mag worden gebruikt, tot een maximum van 50 m2;
  • b. de bewoner zelf het aan huis gebonden beroep uitoefent;
  • c. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  • d. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de nabij gelegen woonbebouwing;
  • f. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • g. detailhandel slechts is toegestaan voorzover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan huis gebonden beroep of het aan huis gebonden bedrijf.
12.4 Wijzigingsbevoegdheid
12.4.1 Wro-zone - wijzigingsgebied - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 2' ex art. 3.6 Wro te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. binnen het aangegeven gebied mag maximaal 1 vrijstaande woning worden gerealiseerd;
  • b. de oppervlakte van het gebouw mag niet meer dan 110 m² bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen en de bouwhoogte 8 meter;
  • d. als parkeernorm dient te worden uitgegaan van minimaal 2 parkeerplaatsen per woning;
  • e. nieuwbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden, indien akoestisch onderzoek heeft aangetoond dat de maximaal toegestane geluidsbelasting van de weg op de gevel van de woning niet wordt overschreden, dan wel indien er een hogere grenswaarde is verkregen;
  • f. voordat herontwikkeling plaatsvindt dient een onderzoek naar de gevolgen voor de flora en fauna te zijn uitgevoerd. Eventuele maatregelen om de gevolgen tot een minimum te beperken dienen in de planvorming te worden opgenomen;
  • g. voordat herontwikkeling plaatsvindt dient archeologisch onderzoek en bodemonderzoek te hebben plaatsgevonden;
  • h. voordat ontwikkeling plaatsvindt dient duidelijkheid te bestaan over de economische uitvoerbaarheid van het plan door het sluiten van een (anterieure) overeenkomst waarin alle plankosten door de initiatiefnemer worden gedragen.
12.4.2 Wro-zone - wijzigingsgebied - 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 3' ex art. 3.6 Wro te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. binnen het aangegeven gebied mag maximaal 1 vrijstaande woning worden gerealiseerd;
  • b. de oppervlakte van het gebouw mag niet meer dan 130 m² bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen en de bouwhoogte 6 meter;
  • d. als parkeernorm dient te worden uitgegaan van minimaal 2 parkeerplaatsen per woning;
  • e. nieuwbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden indien alle bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • f. nieuwbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden, indien akoestisch onderzoek heeft aangetoond dat de maximaal toegestane geluidsbelasting van de weg op de gevel van de woning niet wordt overschreden, dan wel indien er een hogere grenswaarde is verkregen;
  • g. voordat herontwikkeling plaatsvindt dient een onderzoek naar de gevolgen voor de flora en fauna te zijn uitgevoerd. Eventuele maatregelen om de gevolgen tot een minimum te beperken dienen in de planvorming te worden opgenomen;
  • h. voordat herontwikkeling plaatsvindt dient archeologisch onderzoek en bodemonderzoek te hebben plaatsgevonden;
  • i. voordat ontwikkeling plaatsvindt dient duidelijkheid te bestaan over de economische uitvoerbaarheid van het plan door het sluiten van een (anterieure) overeenkomst waarin alle plankosten door de initiatiefnemer worden gedragen.
12.4.3 Bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding zoals bedoeld in lid 12.1 onder d bij bedrijfsbeëindiging te verwijderen.