Plan: | Burgemeester H. van Sleenstraat, 1e fase |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0501.vansleenfase1-0130 |
het bestemmingsplan Burgemeester H. van Sleenstraat, 1e fase met identificatienummer NL.IMRO.0501.vansleenfase1-0130 van de gemeente Brielle.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan, uitgezonderd brandgangen.
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologische monumentenzorg.
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die daartoe gespecialiseerd is.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt is of geschikt te maken is.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
een stichting die zich bezighoudt met kennisvergaring en kennisverspreiding voor mensen, organisaties, partijen en overheden die zich bezighouden met de openbare ruimte. Het CROW staat voor Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw.
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
een groep mensen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid.
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
een constructie van één of meer dakvlakken.
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
een overkapping in openbaar toegankelijk gebied die is bevestigd aan een gebouw.
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake monumenten en/of cultuurhistorie.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, openbare toiletten, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
het houden van verblijf in een woning.
een complex van ruimten geschikt voor de huisvesting van één huishouden.
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel, uitgezonderd brandgangen.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat:
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 9.2:
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 9.2:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat:
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 9.2:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat:
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels, met in achtneming van het bepaalde in lid 9.2:
Het bevoegd gezag kan afwijken van 6.1 voor het gebruik van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 onder e:
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere daar voorkomende bestemming – mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 30 m2 en dieper dan 30 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het in lid 7.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
Indien uit het in lid 7.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 7.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 7.3.1 is niet van toepassing indien de werken en werkzaamheden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2', als bedoeld in lid 7.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor 'Waarde – Cultuurhistorie - 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:
Voor het bouwen op de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden, in aanvulling en afwijking van het bepaalde elders in deze regels, de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan afwijken van de bepalingen in lid 8.2, voor zover op grond van bouw- of cultuurhistorisch onderzoek er goede redenen zijn meer in overeenstemming met oorspronkelijke bouwvormen te bouwen.
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.2 sub c om andere hellingshoeken van kappen op hoofdgebouwen toe te staan, met dien verstande dat de hellingshoek ten minste 45 graden en ten hoogste 60 graden mag bedragen.
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.2 sub g om de samenvoeging van hoofdgebouwen toe te staan, met dien verstande dat de afzonderlijkheid van de externe en interne vormgeving van de hoofdgebouwen op de bestaande bouwpercelen wordt bewaard.
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.2 sub k ten einde dakkapellen aan de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van een gebouw toe te staan, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.2 sub n ten einde antennes en antenne-installaties toe te staan, met dien verstande dat deze noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van een onderneming, waarbij nadere eisen gesteld kunnen worden aan plaats en vormgeving.
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.2 sub o ten einde zonnepanelen en cellen toe te staan, met dien verstande dat:
Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zijn garages, bergingen en opslagplaatsen niet toegestaan.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 8.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 8.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning:
een tuinmuur te slopen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' hoofdgebouwen te slopen.
Het verbod als bedoeld in lid 8.6.1is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:
ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag ingevolge Hoofdstuk III van de Woningwet;
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.6.1 kan worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
De voor 'Waarde – Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de cultuurhistorische waarden welke samenhangen met het beschermde stadsgezicht.
Voor het bouwen op de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden, in aanvulling en afwijking van het bepaalde elders in deze regels, de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan afwijken van de bepalingen in lid 9.2, voor zover op grond van bouw- of cultuurhistorisch onderzoek er goede reden zijn meer in overeenstemming met oorspronkelijke bouwvormen te bouwen.
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 9.2 sub f ten einde dakkapellen aan de voorzijde, achterzijde en zijkant van een gebouw toe te staan, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 9.2 sub h ten einde antennes en antenne-installaties toe te staan, met dien verstande dat deze noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van een onderneming, waarbij nadere eisen gesteld kunnen worden aan plaats en vormgeving.
De voor 'Waarde – Cultuurhistorie - 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de cultuurhistorische waarden welke samenhangen met het beschermde stadsgezicht.
Voor het bouwen op de in lid 10.1 bedoelde gronden gelden, in aanvulling en afwijking van het bepaalde elders in deze regels, de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan afwijken van de bepalingen in lid 10.2 voor zover op grond van bouw- of cultuurhistorisch onderzoek er goede reden zijn meer in overeenstemming met oorspronkelijke bouwvormen te bouwen.
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 10.2 sub d ten einde antennes en antenne-installaties toe te staan, met dien verstande dat deze noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van een onderneming, waarbij nadere eisen gesteld kunnen worden aan plaats en vormgeving.
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
Binnen het plangebied gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de publicaties van CROW.
In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - Industrie' dat nieuwe geluidsgevoelige objecten niet zijn toegestaan.
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 25.1.1. indien:
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Burgemeester H. van Sleenstraat, 1e fase'.