direct naar inhoud van 3.2 Archeologie
Plan: Vesting
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0501.Vesting-0130

3.2 Archeologie

Inleiding

De vesting van Brielle heeft een waardevol bodemarchief. Uit archeologisch onderzoek is duidelijk geworden dat het middeleeuwse veengebied, waaruit Voorne voornamelijk bestond, vanaf de 9e-10e eeuw is ontgonnen; sporen hiervan zijn ook in de vesting van Brielle aanwezig. Brielle is ontstaan vanuit twee afzonderlijke parochies langs de dijk die nu nog in de stad is te herkennen, de Voorstraat en de Nobelstraat. De eerste lay-out van de stad binnen de 14e eeuwse stadsgrachten en – muren wijzigt zich in de 17e-18e eeuw bij moderniseringen van de vestingwerken. Op basis van de ontstaansgeschiedenis van de vesting bestaat er een redelijk grote kans op het aantreffen van archeologisch waardevolle sporen. In het plangebied zijn in het verleden resten aangetroffen van onder andere de hofstad Maerlant, de Maerlantse kerk en een oude stadsmuur.

Regelgeving en beleid

Monumentenwet

De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Beleidsplan Archeologie

De gemeente Brielle heeft haar eigen archeologiebeleid ontwikkeld. De gemeente Brielle heeft duidelijke uitgangspunten voor de omgang met haar bodemarchief vastgesteld. Bij de beleidsnota hoort ook een archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Er zijn drie categorieën opgenomen voor de verwachtingswaarde. Per verwachtingswaarde gelden uitgangspunten voor nader onderzoek.

Voor een aantal terreinen (waarde archeologie 1, zie figuur 3.4) heeft de gemeente Brielle vastgesteld dat daar bij elke verstoring archeologisch vooronderzoek dient plaats te vinden. Het gaat dan in het bijzonder om een groot aantal kloosterterreinen.

De gemeente Brielle stelt de onderzoeksgrens voor wat betreft het grootste deel van de vesting (waarde archeologie 2) vast op 30 m2 met een maximaal toegestane verstoringsdiepte van 30 cm. Kleine(re) bodemverstoringen – bijvoorbeeld de bouw van een schuur of serre - blijven daarmee mogelijk zonder vooronderzoek. Bij een iets substantiëlere verstoring (groter dan 30 m2 en dieper dan 30 cm) is vooronderzoek hier evenwel verplicht. Hierbij is de verhouding tussen archeologisch resultaat en opgelegde vergunningplichten belangrijk om in het oog te houden. Op basis van die afweging kiest Brielle ervoor in een klein deel binnen de vesting (waarde archeologie 3) een iets grotere verstoring toe te staan zonder vergunning, namelijk tot een oppervlakte van 100 m2 en een diepte van 30 cm. Het betreft hier een later in ontwikkeling gebracht deel van de vesting met een aanmerkelijk dunner spoor van archeologische vondsten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Vesting-0130_0007.png"

Figuur 3.4 Archeologische beleidskaart voor de vesting

Toetsing

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er vinden geen bodemverstorende ontwikkelingen plaats. Voor het opstellen van het bestemmingsplan is het dan ook niet noodzakelijk archeologisch vooronderzoek uit te voeren.

Conclusie

Voor de verschillende archeologische beleidscategorieën wordt in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen.

Eventuele vondsten gedaan tijdens werkzaamheden waarvoor geen vooronderzoek nodig is, vallen wel onder de meldingsplicht zoals vastgelegd in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.