Plan: | Vesting |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0501.Vesting-0130 |
Op 15 september 1975 hebben de toenmalige ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de binnenstad van Brielle en de naaste omgeving aangewezen tot beschermd stadsgezicht van de Monumentenwet (destijds artikel 20). De vesting Brielle is daarbij aangemerkt als "een samenhangende groep onroerende zaken, hieronder begrepen bomen, wegen, straten, pleinen, bruggen, vaarten, grachten, sloten en andere wateren, welke met één of meer tot de groep behorende monumenten een beeld vormen dat van algemeen belang is wegens de schoonheid of het karakter van het geheel". Bij beschermde stads- en dorpsgezichten zou men dan ook kunnen spreken van "stedenbouwkundige" monumenten, waarbij de nadruk valt op het historische plan van aanleg.
In een bestemmingsplan voor een beschermd gebied dient de bescherming van de cultuurhistorische waarden door middel van stedenbouwkundige en juridische maatregelen gewaarborgd te worden. Dit betekent dat regels ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van opstallen en onbebouwde gronden gericht zullen moeten zijn op veiligstelling van de cultuurhistorische waarden. In elk geval dienen zij zo opgesteld te worden, dat een zorgvuldige beoordeling en inpassing van bouwwerken, andere werken en werkzaamheden, alsmede een grondige afweging van belangen verzekerd zijn. Het is daarbij echter in geen geval de bedoeling om het gebied waarvoor het beschermd gezicht geldt te "bevriezen". Er wordt wel naar gestreefd noodzakelijke of wenselijke veranderingen zo te doen plaatsvinden, dat zij qua aard, schaal en sfeer passen in de historische karakteristiek van het stadsgezicht.
Bij de planbeschrijving zal op één en ander nader worden ingegaan.
De aanwijzing van het beschermd stadsgezicht te Brielle omvat de gehele omwalde en omgrachte stad. Tevens is in de aanwijzing een gedeelte van het grondgebied van de kern Brielle en Vierpolders aansluitend aan de omwalling begrepen. Het betreft nog grotendeels onbebouwd gebied met een agrarische functie aan de oost- en noordwestzijde van de stad.
De motieven om het onderhavige gebied te beschermen zijn onderstaand weergegeven. Het betreft een citaat uit de toelichting die aan de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht ten grondslag ligt. In de tijd die sinds de aanwijzing is verstreken, zijn er nieuwe gegevens over de historie van Brielle bekend geworden. Uit die kennis is gebleken dat het hiernavolgende citaat op enkele onderdelen is achterhaald. Niettemin geeft het citaat een goed beeld van de historische waarde van de vesting Brielle.
"De stad Brielle is een dijknederzetting, ontstaan uit twee kernen: Brielle en Maarland. Binnen een, op een enkel ravelijn na, complete en gave omwalling uit het begin van de achttiende eeuw, zijn grote delen van de middeleeuwse stadsstructuur bewaard gebleven. De stad telt binnen zijn wallen vele beschermde monumenten. Van verschillende kanten bestaat nog een vrij uitzicht op de stad, waarvan het silhouet bepaald wordt door de gracht en de beplante wallen, waarachter de markante toren van de St. Catharinakerk boven de daken van de stadsbebouwing oprijst.
De kernen Brielle en Maarland zijn, op dezelfde wijze als andere nederzettingen in de omgeving, ontstaan in de loop van de dertiende eeuw na indijking van een stuk land bij het ontmoetingspunt van een polderweg en de dijk langs een rivierarm, de Goote, nabij de monding van de Maas.
De kerk is bij dit type nederzetting gesitueerd achter de dijk terzijde van de polderweg. De polderweg, nu binnen de wallen Langestraat geheten, vormde de scheiding tussen beide parochies. Waarschijnlijk heeft de stichting van het Hof van Voorne te Maarland in het begin van de dertiende eeuw de groei van Brielle en Maarland in sterke mate gestimuleerd. Rond 1400 verkrijgt Brielle stadsrecht. Er wordt een stadsgracht gegraven die als een cirkelsegment, met als koorde één kilometer dijk, rond de stad ligt. Het Maarland maakt deel uit van deze gracht. Het grootste deel van het stedelijk gebied ligt ten zuiden van de Langestraat, in het Brielse deel van de stad. Brielle, en met name het zuidelijke gedeelte, ontplooit zich als hèt centrum van handel, visserij en nijverheid op het eiland Voorne.
Wanneer de stad in 1394 een stuk grond ten noorden van het Maarland in bezit krijgt wordt dit binnen de omvesting getrokken, waardoor de Maarlandse Haven ontstaat. Ook het Maarlandse deel van de stad begint dan in de groeiende welvaart te delen, vooral de haringvisserij.
In het tweede kwart van de zestiende eeuw wordt aan het Maarland Noordzijde een aantal grotere panden gebouwd voor haringhandelaars. Brielle profiteert duidelijk mee van de algemene economische hausse tijdens de opkomst en bloei van de Verenigde Nederlanden. Begin 17de eeuw wordt de Maarlandse Haven verlengd. De Nieuwstraat wordt aangelegd. De stadsmuren worden vervangen door een modernere omwalling, waarbinnen nu ook het Scharloo en het Slagveld worden opgenomen. In de loop van de zeventiende en in de achttiende eeuw komt de ontwikkeling tot stilstand. Verandering van de havenmonding leidt tot verlies van daarmee samenhangende functies aan Simonshaven en het opkomende Hellevoetsluis, dat ook een deel van de streekfunctie van Brielle overneemt. De enige belangrijke ontwikkeling in deze periode is de aanleg van een nieuwe omwalling in 1702, waarbij de stad aan de zuidzijde fors ingenomen wordt.
Figuur 3.1 Kaart van Jacob van Deventer (ca 1560)
Het op de kaart van Jacob van Deventer (± 1560) afgebeelde stratennet (zie figuur 3.1) is in de huidige situatie grotendeels terug te vinden en is al vrij ver ontwikkeld. Hoofdelementen zijn de dijk en de Langestraat, die vanaf het Wellerondom als Koopmanstraat recht op de dijk afloopt en vandaar als Vischstraat de verbinding vormt tussen de dijk en de kaden achter de dijk langs de Goote. De Markt is pas in 1579 ontstaan door afbraak van een pand. Een derde hoofdelement in de structuur is de Maarlandse Haven. De bebouwing is geconcentreerd langs de dijk, de as Langestraat-Koopmanstraat-Vischstraat en het Maarland, langs de Turfkade en het zuidelijkste deel van de Lijnbaan staan pakhuizen. Langs het Slagveld geeft de kaart van Deventer slechts enkele panden aan. Rond beide kerkhoven staat wat bebouwing aangegeven. Bij de St. Catharinakerk loopt deze bebouwing door langs het Heultje en het zuidelijk deel van de Venkelstraat. Een drietal grotere huizen en twee kloosters, op iets grotere afstand van de kerk, worden apart weergegeven.
De achterstraten achter de dijk en het Maarland zijn grotendeels onbebouwd. De stad is aan de zuidzijde beduidend groter dan nu, aan de westzijde wat kleiner. De ommuring loopt via de Burgemeester H. van Sleenstraat tot het Maarland, buigt dan naar het noorden en volgt het beloop van de huidige omwalling. Het Slagveld en het Scharloo liggen op een plaat tussen twee armen van de Goote. Aan deze zijde van de stad ontbreekt een ommuring.
Figuur 3.2 Kaart van Gregorius Braun 1572
Op de kaart van Gregorius Braun van 1572 (zie figuur 3.2) is de plaats binnen de omwalling getrokken. De Maarlandse Haven is naar het oosten verlengd. Het stratennet is uitgebreid met de Nieuwstraat en de Kaaistraat. De verdedigingswerken zijn uitgebreid, gemoderniseerd en voorzien van enkele vrij kleine bastions en ten westen van het Maarland om de andere ommuring heengelegd. De bebouwing langs de Lijnbaan is wat uitgebreid. Langs de nieuwe straten en ter westzijde van de Kaaistraat langs Scharloo en Slagveld is bebouwing aangegeven, evenals langs het noordelijke uiteinde van het Slagveld en langs de Witte de Withstraat ten noorden van het Maarland. Nog steeds zijn de kavels eenzijdig gebouwd en treft men aan de achterstraten bijna uitsluitend achterbebouwing aan.
De plattegrond die is opgenomen in Tirions "Tegenwoordige Staat der Verenigde Nederlanden" uit 1743 en het kadastrale minuutplan uit omstreeks 1830 tonen onderling vrij veel overeenkomst. De belangrijkste verschillen met de ruimtelijke situatie in het midden van de zeventiende eeuw zijn de verkleining van het stedelijk oppervlak en de vernieuwing van de omwalling, een volgens de nieuw-Nederlandse versterkingswijze aangelegde hoofdwal met vier poorten, negen bastions, vijf ravelijnen, ter weerszijden van de Brielsche Haven twee contrees-escarpen en bedekte wegen en voor de waterbeheersing vier stenen beren. Bebouwingsintensiteit lijkt eerder af te nemen dan toe te nemen.
De zuidzijde van de Venkelstraat en de Witte de Withstraat ten noorden van het Maarland zijn op beide kaarten onbebouwd.
Alleen langs de Lijnbaan en het Scharloo is de bebouwing iets intensiever.
De hoofdbebouwing is nog steeds geconcentreerd lang de dijk, de polderweg en de Maarlandse Haven en langs Nieuwstraat en Kaaistraat. De bebouwing langs het Noordspui bestaat voornamelijk uit pakhuizen.
Het Slagveld is nog grotendeels onbebouwd. De achterstraten functioneren bijna alleen als erfontsluiting.
De terreinen rond de beide kerkhoven zijn spaarzaam bebouwd. De Maarlandse kerk, die in 1743 nog aanwezig is, is evenals de meeste bebouwing er omheen in 1830 verdwenen. Op de kaart van Tirion wordt, evenals op de kaarten uit de zeventiende eeuw, de zuidwesthoek van de stad voornamelijk in beslag genomen door boomgaarden.
De terreinen lans de wallen zijn agrarisch van karakter.
De eenzijdige bebouwde kavels staan loodrecht op dijk en Maarland. De kaveldiepte langs de dijk is 50.00 à 65.00 m, langs het Maarland 70.00 m. Waar diepere kavels zouden ontstaan ligt een achterstraat. Typerend is het zeer veel voorkomen van smalle kavels (rond vier meter), vooral aan het zuideinde en het noordeinde van de dijk en aan het Maarland. Mogelijk is hier een relatie met keuren uit 1346, die bepalen dat geen vuur mag branden in een huis smaller dan tien voet, ofwel 3.26 m. Met een brandgang ontstaat dan een kavelbreedte van vier meter. Het verkavelingspatroon zou dan teruggaan op een vrij oude situatie met kleine lemen behuizingen op smalle percelen. In de Nobelstraat waar de verkaveling onregelmatiger is en waar vrij veel brede percelen voorkomen, staan al in de veertiende eeuw stenen huizen. Ook de industriële ontwikkeling van de tweede helft van de negentiende eeuw gaat grotendeels langs Brielle heen.
Tegen het eind van de negentiende eeuw en in de eerste helft van de twintigste eeuw vestigen zich enkele bedrijven en industrietjes aan het Slagveld. Ook aan het Scharloo en de Lijnbaan ontstaat wat nieuwe activiteit. Erg stuwend voor de ontwikkeling van Brielle is deze industriële ontwikkeling echter niet geweest. Illustratief is het verloop van het inwonertal van Brielle van 1880 tot de tweede wereldoorlog, bijna continu dalend van 4.420 in 1880 tot 3.389 in 1940. Op het voormalige Maarlandse kerkhof wordt in 1875 het asiel voor oude zeelieden gesticht. In 1913 wordt aan het Asylplein een gasthuis gebouwd. In de twintiger en dertiger jaren wordt wat woningbouw gerealiseerd rond het Asylplein en de Venkelstraat. Na de tweede wereldoorlog komt er wat meer vaart in de bouwactiviteit. In de vijftiger jaren worden woningen gebouwd aan het westelijk deel van de Langestraat, de Coppelstockstraat en de Witte de Withstraat, de Vrouwenhoflaan en de zuidwesthoek van het Maarland. Pas in de zestiger jaren wordt met de realisering van een woonbuurtje en met de bouw van een aantal scholen op het tot dan vrij open terrein ten zuidwesten van de St. Catharinakerk het sinds de zeventiende eeuw niet meer gewijzigde stratennet uitgebreid. Dan begint de stad ook buiten de wallen fors uit te groeien, profiterend van zijn vrij gunstige ligging in de periferie van de randstad.
Ten zuidwesten van de oude stad komt een nieuw woongebied tot stand, naar de Brielsche Maas toe ligt de ontwikkeling voornamelijk in de sterk groeiende behoefte aan ruimte voor de watersportrecreatie. Het gebied ten noordwesten en ten oosten van de stad heeft nog steeds een agrarische functie, gedeeltelijk in de sector van de glascultuur. De karakteristieke openheid van het land rondom de vestingstad is in deze gebieden nog bewaard gebleven, met name aan de westzijde vanwaar dientengevolge een fraai en onbelemmerd uitzicht op de stad bestaat."
In de aanwijzing is de binnenstad in drie zones ingedeeld, te weten zone A, B en C. Het belang van een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is namelijk niet voor alle onderdelen van het omgrensde gebied van dezelfde orde. Globaal zijn de zones als volgt te typeren:
Zone A
Gebied van groot belang vanwege het patroon van straten en wateren, het profiel en de groenvoorziening van de openbare ruimten en de afmetingen en vormgeving van de bebouwing (hoogte, breedte, bekapping, gevelindeling), benevens de aard van de toegepaste materialen voor de bebouwing en de openbare ruimten.
Zone B
Gebied van belang vanwege het patroon van straten en wateren, het profiel, de groenvoorzieningen, de toegepaste materialen in de openbare ruimten en de schaal en differentiatie van de bebouwing.
Zone C
Gebied van belang vanwege de hoofdstructuur van het stratennet, benevens de hoogte van de bebouwing.
Deze indeling, in hoofdzaak afgestemd op bebouwde gebieden, is uiteraard niet meer dan een schematische weergave van de aanwezige waarden. De zones zijn weergegeven in figuur 3.3. De zones A en B vormen het historisch kerngebied. In de volgende subparagraaf wordt nader op de kenmerken van de verschillende zones ingegaan.
De wallen en vesten zijn geheel in de A-zone opgenomen. De vestingwerken, waaronder de Langepoort en de Kaaipoort, zijn op enkele ravelijnen na, gaaf bewaard gebleven. Zij zijn aangewezen als beschermd monument en vormen een integrerend bestanddeel van het te beschermen gezicht. Binnen de wallen valt de C-zone in grote lijnen samen met die stadsgedeelten, die het kadastrale minuutplan uit 1830 als onbebouwd weergeeft. De in deze stadsgedeelten gerealiseerde woningbouw sluit qua schaal en massa en door zijn aansluiting bij het aanwezige stratenpatroon over het algemeen vrij goed aan bij de oudere stadsgedeelten.
Het minst is dit het geval in de zuidwesthoek van de stad, waar naast een woonbuurtje ook enkele scholencomplexen van vrij grote schaal gelegen zijn. Het Slagveld ten slotte vervulde voornamelijk een bedrijfsfunctie. De bebouwing is nog steeds zeer gevarieerd van schaal en bepaalt mede het beeld langs het Zuidspui.
Binnen de wallen vallen de A-zone en de B-zone in grote lijnen samen met het in 1830 geoccupeerd gebied en de beide kerkhoven. De percelen langs het in hoofdzaak middeleeuwse stratenstramien zijn deels nog steeds eenzijdig bebouwd. Een aantal achterstraten functioneert deels nog als erfontsluiting. De bebouwing aldaar is kleinschaliger. De aaneengesloten straatwanden, de kleinschalige achterzijden en de vele rode daken zijn belangrijke kenmerken van de bebouwing.
De A-zone omvat het noordelijk deel van de Nobelstraat en de Voorstraat, de dwarsas van het Wellerondom naar de Kaaistraat, het oostelijke stuk van het Maarland en de ruimte rond de St. Catharijnekerk. Zeer bepalend voor het stadsbeeld is de zeer ruime Maarlandse Haven. Bijzonder karakteristiek is ook het Wellerondom, in zijn driehoekige vorm de ontmoeting van twee verkavelingsrichtingen samenvattend. Er is een duidelijk verband tussen de gemiddelde pandgrootte en de plaats van de panden in de stedelijke structuur. De grotere bouwmassa's concentreren zich vooral langs de dijk in de omgeving van de Koopmanstraat. Ook op het Maarland is een duidelijk verschil tussen het oostelijk en het westelijk gedeelte. Dit uit zich met name in de bouwblokken. Aan de oostzijde van het Maarland bevinden zich met name grote panden terwijl de bebouwing aan de westzijde van het Maarland veel kleinschaliger is. De kappen, veelal gedekt met rode oud-Hollandse pannen, accentueren door hun massawerking en nokrichting deze karakteristiek in niet geringe mate. Bijzonder karakteristiek is, dat de nokrichting van de bebouwing op de zeer ondiepe percelen tussen de Langestraat-Wellerondom en St. Catharijnehof in afwijking van die van de meeste panden in de Langestraat evenwijdig aan de straat is. Het oplopende en toelopende profiel van de Langestraat naar het Wellerondom, en de verschillen in bouwhoogte aan de Langestraat, het Wellerondom en de Koopmanstraat, resulteren in een bijzonder fraai stadsgezicht van achter elkaar oprijzende daken, met het torentje van het stadhuis als bekroning. Aan de St. Catharijnehof vormen de zeer laag doorlopende kappen en aankappingen een sterk contrast met het enorme volume van de kerk. Kleur en textuur van de daken speelt belangrijk mee in dit beeld. Van de bebouwing zijn zeer veel panden als monument beschermd, waaronder de in het stadsbeeld dominerende nooit voltooide vijftiende-eeuwse St. Catharijnekerk, het Merulaweeshuis als enige resterende van de verspreide grote huizen rond de kerk, het in aanleg middeleeuwse stadhuis en de laatachttiende-eeuwse hoofdwacht als pendanten aan de Markt een belangrijke plaats innemen. Langs de Nobelstraat, en in mindere mate, langs de Voorstraat en het Maarland, staat een aantal grote en zeer voorname stadshuizen, deels met een achttiende-eeuws uiterlijk, deels nog van oudere datum. Een aantal behoort tot het type "pand met zijkamer" of "dubbelhuis". De voormalige kapel van het St. Jacobsgasthuis aan de Voorstraat accentueert net even de bocht in de vrij brede Voorstraat. Ook vele kleine panden zijn beschermd als monument. Binnen een zekere met de ambachtelijke bouwwijze samenhangende eenheid in schaal, materiaalgebruik en (verticale) gevelstructuur is het beeld van de aaneengesloten gevelwanden zeer gevarieerd. In een deel van de A-zone, waaronder het Maarland, wordt het straatbeeld verrijkt door vele privé-stoepen van hardsteen en bijbehorende stoeppalen van hout of hardsteen, banken, putten en hekwerken.
In de B-zone liggen de uiteinden van Maarland en Nobelstraat, de Langestraat, een groot deel van de kaden langs het Zuidspui, enkele achterstraten en het Asylplein. Van de monumenten is met name het Arsenaal zeer bepalend. In de Langestraat wordt het beeld in sterke mate meebepaald door het naar het Wellerondom toe vernauwende profiel, waarin nog vele hardstenen stoepen met aanverwant meubilair voorkomen. Van de kaden langs het Zuidspui is alleen de Turfkade en een deel van het Scharloo beschoeid. De bebouwing is wat bebouwingsschaal en bekapping betreft nog duidelijk gerelateerd aan het historisch gegeven. Het Asylplein, in zijn omgrenzing nog steeds het Maarlands kerkhof, is als door een centraal element beheerste ruimte onveranderd. De negentiende-eeuwse vertaling handhaaft het karakter van groene stille ruimte achter de bebouwing.
In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de ruimtelijke structuur van specifieke delen van het plangebied. Kenmerken en kwaliteiten zoals hiervoor beschreven en nader uitgewerkt in dat hoofdstuk vormen de basis voor de toetsing van nieuwe ontwikkelingen. Vertaling ervan heeft derhalve ook plaatsgevonden in de regels van het bestemmingsplan (de bestemmingsregels en de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie").