direct naar inhoud van Regels
Plan: Reigersborg Zuid V
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0498.BPRBZV-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Reigersborg Zuid V met identificatienummer NL.IMRO.0498.BPRBZV-VG01 van de gemeente Drechterland;

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlage;

1.3 aan-huis-verbonden beroep

het door tenminste één lid van het betreffende huishouden uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, in een woning en bestaande bijbehorende bouwwerken, waarbij het wonen als de hoofdfunctie behouden blijft en waarbij tevens dient te zijn voldaan aan het gestelde voor bed & breakfast in de Beleidsregels Verblijfsrecreatie, vastgesteld op 18 oktober 2016, dan wel de geldende Beleidsregel(s) voor bed & breakfast op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan;

1.5 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, niet zijnde overkapping;

1.6 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.7 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.8 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.9 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.10 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.11 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.12 druiplijn

de lijn die van onderen het dak begrenst;

1.13 erf- en terreinafscheiding

bouwwerk op of in de directe nabijheid van een erfgrens bedoeld om een erf, tuin of terrein af te scheiden;

1.14 erker

een ruimte als uitbreiding van een ruimte of ander vertrek in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met het bedoelde vertrek. De buitenzijde wordt begrensd door kozijnen;

1.15 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.16 evenement

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in artikel 150, eerste lid, onder h van de Gemeentewet en artikel 5.2.4. van de APV, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties en activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.2. en 2.3.3.1. van de APV. Onder evenement wordt tevens verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2. APV op de weg, een feest, een muziekvoorstelling of een wedstrijd op of aan de weg;

1.17 extensief dagrecreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 gevelbreedte

de breedte van een naar de weg gekeerde zijde van een hoofdgebouw;

1.20 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.21 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonende personen of groep van personen, die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, een woonkamer, sanitaire voorzieningen en de entree, en waarbij tevens tussen deze personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat (gezin of samenlevingsverband);

1.22 huisvesting buitenlandse werknemers

het huisvesten van arbeidsmigranten, die hier op grond van een EU-paspoort of een tewerkstellingsvergunning legaal tijdelijk werkzaam zijn en hun hoofdverblijf elders hebben;

1.23 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.24 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 Lijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en geen prostitutie zijnde, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.25 kleinschalige duurzame energiewinning

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.26 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.27 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de Structuurvisie landschap, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.28 levensloopbestendige woning

een woning die geschikt is of eenvoudig geschikt is te maken voor bewoning tot op hoge leeftijd, ook in geval van fysieke handicaps of chronische ziekten van bewoners;

1.29 normaal onderhoud

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.30 ondergeschikte horeca

horeca-activiteiten, waarvoor een drank- en horecavergunning niet noodzakelijk is, die aan te merken zijn als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van een nevenactiviteit en daaraan in bedrijfseconomisch en ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn;

1.31 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.32 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.33 peil

indien op het land wordt gebouwd:

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang plus ten hoogste 30 cm;

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

indien op of in het water wordt gebouwd:

  • de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.34 permanente bewoning

het (al dan niet tijdelijk) hebben van hoofdverblijf in een gebouw;

1.35 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen enige vergoeding;

1.36 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.37 restaurant en- of café-restaurant

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden;

1.38 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 stacaravan

een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;

1.40 verblijfsrecreatie

recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of recreatieverblijven;

1.41 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.42 webwinkel

een vorm van detailhandel waarbij het showen van producten en de transactie, volledig online geschiedt. Het ter plaatse afhandelen van gekochte goederen is wel toegestaan, met uitzondering van webwinkels in woningen waar geen afhaalpunt is toegestaan;

1.43 wonen

het wonen in een woning ten behoeve van de permanente bewoning;

1.44 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen samenlevingsverband;

1.45 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte gevelelementen;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken, erkers en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens

tussen de grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.7 de bouwhoogte van een molen

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen;

2.8 de doorvaarthoogte

tussen het bouwwerk en het hoogste toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is;

2.9 de doorvaartbreedte

tussen het bouwwerk en enig ander onderdeel daarvan, dan wel het talud of enig ander werk, en tussen het maximaal respectievelijk minimaal toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is;

2.10 lessenaarsdak

de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak, de bouwhoogte wordt bepaald door de hoge zijde van het dak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • b. terreinen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenstroken, wijkvelden, parken en plantsoenen, bermen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen groenvoorzieningen;
  • b. water;
  • c. sport- en speelvoorzieningen,

met daaraan ondergeschikt:

  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. bruggen, dammen en/of duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken,

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. terreinen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsregels

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten en paden met hoofdzakelijk een functie ten behoeve van een goede doorstroming van het verkeer en de ontsluiting van de buurten;
  • b. overige verkeers- en verblijfsvoorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. terreinen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

In deze bestemming mogen geen overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verlichting(-sarmaturen) worden gebouwd indien deze verlichting(-sarmaturen) lichtuitstraling op het wateroppervlak van de aan deze bestemming grenzende watergang(en) veroorzaakt.

5.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak, zodanig dat wegen uit meer dan twee rijstroken bestaan.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sloten, vijvers, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer;
  • b. extensief dagrecreatief medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  • c. oeverstroken;
  • d. bruggen, dammen en duikers;
  • e. paden;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

6.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • b. de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten minste 1,50 m bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's (caissons), die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energiewinning,

met de daarbij behorende:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. paden;
  • g. tuinen, erven en terreinen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

In deze bestemming mogen geen verlichtingsarmaturen aan gebouwen en/of overkappingen worden geplaatst alsmede geen overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verlichting(-sarmaturen) worden gebouwd indien deze verlichting(-sarmaturen) lichtuitstraling op het wateroppervlak van de aan deze bestemming grenzende watergang(en) veroorzaakt.

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • c. woningen mogen worden gebouwd als vrijstaande, dubbele en/of aaneengebouwde woningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bijzondere woonvorm" uitsluitend een bijzondere woonvorm bestaande uit het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" of één woning met prakijkruimte mag worden gebouwd;
  • d. de goot- en bouwhoogte van woningen mag niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende eis goothoogte" geldt dat aan één zijde van de woning de goothoogte niet meer dan 3,5 m voor ten minste 50% van de lengte van de gevel mag bedragen;
  • e. de dakhelling van woningen mag niet minder dan 30° (graden) en niet meer dan 70° (graden) bedragen, met dien verstande dat op gronden ter plaatse van de aanduiding "plat dak" woningen plat mogen worden afgedekt tot een bouwhoogte van niet meer dan 7,5 m;
  • f. woningen met uitzondering van bijzondere woonvormen dienen met de voorgevel gericht op de openbare weg te worden gebouwd;
  • g. de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan een zijde niet minder dan 1,5 m en aan de andere zijde niet minder dan 3 m bedragen;
  • h. de afstand van een dubbele woning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m te bedragen.
7.2.3 Erkers

In afwijking van het bepaalde in lid 7.2.2. sub a, mag de bouwgrens worden overschreden voor het realiseren van een erker, hiervoor gelden onderstaande regels:

  • a. een erker mag maximaal 70% van de voorgevelbreedte en 70% van de zijgevel van een woning beslaan;
  • b. hoekerkers zijn mogelijk, mits:
    • 1. het gedeelte van de erker dat aan de voorgevel van de woning is gesitueerd niet breder is dan 70% van de voorgevel en
    • 2. het gedeelte van de erker, dat aan de zijgevel en in het verlengde daarvan voor het verlengde van de voorgevel is gesitueerd niet breder is dan 70% van de zijgevel;
  • c. de diepte van een erker mag niet meer dan 1,50 meter zijn;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 2 meter bedragen;
  • e. erkers mogen een hoogte hebben van niet meer dan 0,3 meter boven de bovenkant van de van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.
7.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de aansluitende gronden behorende bij het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden die bebouwd zijn met een hoofdgebouw niet worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte van aansluitende gronden behorende bij het hoofdgebouw;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag per woning niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub b en c is op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk een dakopbouw toegestaan, waarvan:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m;
    • 3. de oppervlakte van de dakopbouw niet meer mag bedragen dan 30 m²;
    • 4. ten minste 30% van de dakopbouw wordt gebouwd aan de zijgevel van het hoofdgebouw;
  • f. indien het perceel grenst aan water mag de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot de bovenkant van het talud niet minder bedragen dan 1 m;
  • g. de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot openbare verharding, niet zijnde achter- of tussenpaden bij hoofdgebouwen, mag niet minder bedragen dan 1 m.
7.2.5 Overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.4 onder a2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij woningen gelegen in het Bospark mag worden vergroot tot maximaal 150 m² , mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.3.2 Afwijkende bouwhoogte bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.4 sub c in die zin dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 6 m, mits:

  • a. het bijbehorend bouwwerk vrijstaand is en op niet minder dan 1 m van het bouwvlak staat;
  • b. geen afbreuk kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 7.1 sub a genoemde bedrijvigheid;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw voor permanente en recreatieve bewoning;
  • d. het gebruik van hoofdgebouwen voor meer dan één woning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  • f. het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken;
  • g. het gebruik van woningen voor de huisvesting van buitenlandse werknemers, welke geen huishouden vormen;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en/of (straat-)prostitutie;
  • i. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor bed & breakfast.

Artikel 8 Wonen - Woongebouw

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woongebouw met de daarbij behorende bergingen,

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. woonstraten;
  • e. (al dan niet ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • f. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

In deze bestemming mogen geen verlichtingsarmaturen aan gebouwen en/of overkappingen worden geplaatst alsmede geen overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verlichting(-sarmaturen) worden gebouwd indien deze verlichting(-sarmaturen) lichtuitstraling op het wateroppervlak van de aan deze bestemming grenzende watergang(en) veroorzaakt.

8.2.2 Woongebouwen

Voor het bouwen van het woongebouw gelden de volgende regels:

  • a. het woongebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal te bouwen woningen in het woongebouw mag niet meer dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een woongebouw mag niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" bedragen.
8.2.3 Bergingen

Voor het bouwen van bergingen gelden de volgende regels:

  • bergingen dienen als onderdeel van het hoofdgebouw (inpandig al dan niet ondergronds) te worden gerealiseerd.
8.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bouwwerken bij een hoofdgebouw voor permanente en recreatieve bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie.

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van ondergrondse buisleidingen;

met de daarbijbehorende:

  • b. veiligheidszones;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van een ondergrondse buisleiding.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 in die zin dat:

  • a. de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    • 1. de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad; en
    • 2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant; en
    • 3. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het permanent opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object;
  • het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • 1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • 3. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • 4. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
  • 5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen;
  • 6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • 7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
9.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 9.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van dit plan.
9.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder en er geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Leiding - Gas' wordt verwijderd, mits:

  • deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de bestemming of ten behoeve van andere bestemmingen

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie' en de oppervlakte van het project meer dan 100 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld plaatsvindt;

10.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwen ten behoeve van andere bestemmingen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
10.2.3 Uitzonderingen voor het bouwen van een bouwwerk

Het bepaalde in lid 10.2.1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op regulier onderhoud en beheer van een terrein.

10.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

10.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    • 1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van Archeologie West-Friesland, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    • 2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
10.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • b. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. diepploegen;
  • h. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
10.5.2 Uitzondering

De in lid 10.5.1 genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. een oppervlakte van minder dan 100 m² betreffen;
  • b. een oppervlakte van meer dan 100 m² betreffen maar waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,4 meter;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. in het kader van het normale beheer en onderhoud (incl. sleufloos draineren);
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • f. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 10.4 bedoeld, is verleend;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
10.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:

  • a. de aanvrager een rapport, dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of
    • 2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
    • 3. kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van de bevoegde overheid in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch bedrijf.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie’ wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

  • b. Vóórdat de lid 10.6, sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene gebruiksregel

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden ten behoeve van het toegestane gebruik als bedoeld in hoofdstuk 2 vóórdat op basis van het nader onderzoek is bepaald dat negatieve effecten op kleine marterachtigen zijn uitgesloten dan wel een ontheffing van de Wet natuurbescherming voor het optreden van negatieve effecten op kleine marterachtigen is verleend.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Nader onderzoek kleine marterachtigen

De bouwmogelijkheden op grond van de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2 mogen niet eerder worden geëffectueerd vóórdat op basis van het nader onderzoek is bepaald dat negatieve effecten op kleine marterachtigen zijn uitgesloten dan wel een ontheffing van de Wet natuurbescherming voor het optreden van negatieve effecten op kleine marterachtigen is verleend.

13.2 Aantal woningen in het plangebied

Het gezamenlijk maximum aantal woningen in de bestemming 'Wonen' mag niet meer bedragen dan 128 woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" het maximum aantal woningen per bouwvlak is aangegeven. Het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" in de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen - Woongebouw' maakt onderdeel uit van het gezamenlijke aantal van 128 woningen.

13.3 Wijzigingsbevoegdheid aantal woningen in het plangebied

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat het gezamenlijk maximum aantal woningen in de bestemming 'Wonen' wordt verhoogd, mits:

  • a. het beoogde aantal woningen past binnen geaccordeerde regionale woningbouwafspraken;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 7 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.
13.4 Beeldkwaliteitsplan

Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld als bedoeld in het Beeldkwaliteitsplan dat als bijlage 2 bij de toelichting is opgenomen.

13.5 Maximum bouwprofiel

Waar in dit plan voor (hoofd)gebouwen een maximale goothoogte en/of een maximale bouwhoogte is voorgeschreven mag het hieruit voortvloeiende maximum bouwprofiel worden overschreden door antennes, schoorstenen en ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties.

13.6 Overschrijding bouw en/of bestemmingsgrenzen

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van het op de verbeelding en/of in hoofdstuk 2 bepaalde, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, veranda's, en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, pilasters, plinten, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, kozijnen, dorpels en afvoerpijpen voor hemelwater, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 geluidzone - spoor
14.1.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - spoor' gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de spoorweg van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. de op grond van de regels van de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten uitbreidingen van geluidsgevoelige gebouwen mogen, indien de afstand tot de rand van de spoorweg met meer dan 10% wordt verkleind, slechts worden gebouwd, indien de geluidsbelasting vanwege de spoorweg van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgesteld hogere grenswaarde;
  • c. op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behoudens die welke op grond van de regels van de daar voorkomende bestemming(en) zijn toegelaten.
14.1.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'geluidzone - spoor' wordt aangebracht en/of wordt verwijderd, mits:

  • deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien de zone aangepast moet worden als gevolg van een wijziging van de feitelijke inrichting van de weg, dan wel als gevolg van een toe- of afname van de intensiteit van het treinverkeer.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de desbetreffende bepalingen van de planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het verschuiven van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en nadere aanduidingen, voor zover dit, ten gevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 3 meter mogen bedragen;
  • b. het afwijken van maten met ten hoogste 10%, indien dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met uitzondering van:
    • 1. percentages
    • 2. de maatvoering van bijbehorende bouwwerken
    • 3. de op de verbeelding aangegeven aanduiding maximale goot- en bouwhoogte van ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)"
  • c. de bouw van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen waarvan de oppervlakte van enig gebouw niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet mag bedragen dan 3,5 meter.
15.2 Uitzondering

De afwijking wordt niet verleend indien daardoor ernstige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Parkeervoorzieningen
  • a. Parkeervoorzieningen ten behoeve van het wonen in vrijstaande en dubbele woningen dienen te worden gerealiseerd op het eigen bouwperceel.

  • b. Parkeervoorzieningen ten behoeve van het wonen in rijenwoningen dienen te worden gerealiseerd op het eigen bouwperceel achter het (verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw dan wel op gronden bestemd als 'Verkeer - Verblijf'.

  • c. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht.

  • d. Onder 'in voldoende mate' wordt verstaan de normering voor het parkeren opgenomen in het beleid verwoord in het ASVV 2012 (uitgave van het CROW) dan wel het op het moment van het indienen van een aanvraag geldende rechtsopvolger van het ASVV 2012 (uitgave van het CROW).

  • e. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub c en d, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.

  • f. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub c en d:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Reigersborg Zuid V'.