Bedrijventerrein De Wetering

3.6 Conclusie

Het rijksbeleid heeft een hoog abstractieniveau en geeft daarom geen concrete aanwijzingen voor het voorliggende bestemmingsplan. Het provinciaal beleid geeft wel een aantal directe richtlijnen, zoals het bieden van ruimte aan bedrijven uit een zo hoog mogelijke milieucategorie en richtlijnen voor detailhandel en kantoren. In overeenstemming met het provinciale beleid, dat is gericht op concentratie van detailhandel in bestaande winkelgebieden, wordt in het nieuwe bestemmingsplan uitbreiding van detailhandel mogelijk gemaakt, zij het dat hiervoor stringente voorwaarden zullen gelden. Hiervoor wordt aansluiting gezocht bij de bestaande voorzieningen ten zuiden van de N210.

Voor de perifere detailhandel op het bedrijventerrein is het gemeentelijke beleid beperkter in vergelijking met de provinciale richtlijnen. De Structuurvisie detailhandel geeft aan dat alleen winkels met een oppervlakte van meer dan 1.500 m² bvo op het bedrijventerrein worden toegestaan.

Voor de vestiging van kantoren is er geen specifiek gemeentelijk beleid. De provinciale richtlijnen worden gehanteerd als uitgangspunt voor het bestemmingsplan.

De ambities in de gemeentelijke structuurvisie die gaan over herstructurering en kwaliteitsverbetering reiken hoog. Gelet op de in hoofdstuk 1 aangegeven opgave voor dit bestemmingsplan, zijn deze ambities op dit moment te hoog om in een concreet plan voor herstructurering met bijpassende bestemmingsregeling te kunnen vertalen. Dit neemt niet weg dat kwaliteitsverbetering, herstructurering en waar mogelijk intensivering van het ruimtegebruik wenselijk zijn. Het bestemmingsplan is echter geen 'duizenddingendoekje', maar geeft alleen de kaders voor ruimtelijke ontwikkelingen aan. De kaders voor dit bestemmingsplan worden in belangrijke mate bepaald door de bestaande ruimtelijke structuur en het bestaande gebruik. Kwaliteitsverbetering is niet alleen een bestemmingsplanaspect, maar betekent ook aandacht voor de kwaliteit van de openbare ruimte, samen met de kwaliteit van de bebouwing en de onbebouwde delen van de bedrijfspercelen. Dat zijn aspecten waar ondernemers en gemeente samen de schouders onder moeten zetten.