direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerrein De Wetering
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0491.BP1231BT001-vg01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een bedrijf met SBI-code (2008) 162, zijnde een timmerfabriek;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens een bedrijf met SBI-code (2008) 2452, zijnde een gieterij;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': tevens een bedrijf met SBI-code (2008) 451, zijnde een handels- en reparatiebedrijf van auto's;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4': tevens een bedrijf met SBI-code (2008) 2529, zijnde een bedrijf dat metalen tanks en reservoirs vervaardigd;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 5': tevens een bedrijf met SBI-code (2008) 494, goederenvervoersbedrijf;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 6': tevens een bedrijf met SBI-code (2008) 2562, metaalbewerkingsbedrijf;
  • k. kantoren;
  • l. internetverkoopbedrijven, met dien verstande dat het betreft een verkooppunt zonder een fysieke winkel, showroom of afhaalpunt;
  • m. perifere detailhandel zoals genoemd in artikel 1 lid 47 onder a, b en c;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer': bestaande perifere detailhandelsbedrijven zoals genoemd in artikel 1 lid 47 onder d;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens één bedrijfswoning;
  • p. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • e. de grens van het bouwvlak mag worden overschreden vanaf de vloer van de eerste verdieping van een gebouw over een diepte van twee meter;
  • f. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • g. de inhoud van bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 700 m³;
  • h. nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de maximale aangegeven goothoogte.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • 1. lid 3.2.1 onder b en toestaan dat de maximale bouwhoogte met 2 meter overschreden wordt, ter plaatse van een verdiepte parkeerkelder en bijbehorende in- en uitgangen waarbij de bovenkant van de keldervloer minimaal 1,5 meter onder maaiveld gelegen is;
  • 2. lid 3.2.1 onder d en een hoger bebouwingspercentage binnen het bouwvlak toestaan, mits per 100m2 bruto vloeroppervlakte die door het hogere bebouwingspercentage wordt gerealiseerd de volgende aantallen parkeerplaatsen worden gerealiseerd:
      • kantoor met baliefunctie: 3 parkeerplaatsen;
      • kantoor zonder baliefunctie: 1,7 parkeerplaatsen;
      • arbeidsextensieve/ bezoekersextensieve bedrijven: 0.6 parkeerplaatsen;
      • arbeidsintensieve/ bezoekersintensieve bedrijven: 2 parkeerplaatsen.

Slechts indien goed onderbouwd kan worden waarom in een specifiek geval niet aan de parkeernorm voldaan hoeft te worden, kan afgeweken worden van de parkeernorm.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. nieuwe activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. de kantoorvloeroppervlakte van zelfstandige kantoren bedraagt ten hoogste 1.000 m2;
  • f. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan, waarvoor een oppervlakte van ten hoogste 3.000 m2 geldt;
  • g. voor de verkoop van producten via internet is opslag van producten toegestaan, waarbij een fysieke winkel, showroom of afhaalpunt uitdrukkelijk is uitgesloten;
  • h. zelfstandige perifere detailhandel is uitsluitend toegestaan voor vestigingen met een bedrijfsvloeroppervlakte van ten minste 1.500 m2;
  • i. overige detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover deze een normaal en ondergeschikt onderdeel uitmaakt van het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
  • j. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • k. parkeren dient plaats te vinden op het eigen terrein, tenzij goed onderbouwd kan worden dat er voldoende parkeergelegenheid kan worden geboden in de directe omgeving;
  • l. in de onbebouwde strook aan de voorzijde van bedrijfsgebouwen zijn enkel parkeren, laad- en losgelegenheid en groen toegestaan;
  • m. op de gronden buiten het bouwvlak zijn enkel parkeren en groenvoorzieningen toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid Bevi-inrichtingen

Het bevoegd gezag kan het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zodanig wijzigen dat Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting;
    • 2. op gronden met de bestemming Verkeer, Groen of Water;
  • b. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid voor planmer-plichtige activiteiten

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zodanig te wijzigen dat activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.4 onder d, zijn toegestaan, mits vooraf een milieueffectrapportage of mer-beoordelingsnotitie wordt opgesteld conform de eisen zoals gesteld in de Wet milieubeheer.