direct naar inhoud van Artikel 35 Algemene aanduidingsregels
Plan: Buitengebied 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0491.BP1030BG011-vg01

Artikel 35 Algemene aanduidingsregels

35.1 Monumenten en karakteristieke bebouwing
35.1.1 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud van de cultuurhistorische waardevolle bebouwing waarbij primair de Monumentenwet van toepassing is.

35.1.2 Karakteristiek

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud van de cultuurhistorische waardevolle bebouwing.

35.1.3 Bouwregels

Indien een object is aangegeven met de aanduiding "karakteristiek", dient de uitwendige hoofdvorm van het object, bepaald door goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling zoals deze was op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd te worden.

35.1.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.1.4 onder a indien de handhaving van het bouwwerk niet in redelijkheid kan worden gevergd.

Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling winnen burgemeester en wethouders advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie.

35.1.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn met betrekking tot het bepaalde in lid 35.1.2, bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de verbeelding, waarbij de aanduiding “karakteristiek” mag worden toegevoegd en mag worden geschrapt, indien dit op basis van nadere inventarisatie gewenst is; alvorens toepassing te geven aan deze bepaling winnen burgemeester en wethouders advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie.

35.2 Molenbiotoop
35.2.1

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop' gelden voor het oprichten van bouwwerken en beplantingen de volgende regels:

  • a. binnen 100 m van de molen mag de hoogte van bouwwerken of beplanting niet meer bedragen dan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek (maat + NAP) toegestaan;
  • b. binnen het gebied tussen de 100 m en 400 m van de molen mag de bouwhoogte van bouwwerken en/of beplanting niet meer bedragen dan:
    • 1. tussen de molen en de grens tussen buitengebied en stedelijk gebied: 1/100 van de afstand tussen bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek (maat + NAP);
    • 2. vanaf de grens tussen buitengebied en stads- en dorpsgebied tot in het stads- en dorpsgebied: 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de grens van stedelijk gebied, gerekend vanaf de maximaal toegestane bebouwings- en /of beplantingshoogte op deze grens;

35.2.2
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop' binnen het gebied tussen de 100 m en 400 m van de molen bomen in te planten, die in volwassen toestand een grotere hoogte kunnen bereiken dan de maximale bouwhoogte voor bouwwerken binnen deze zone is bepaald in lid 35.2.1;
  • b. de onder a vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werkzaamheden, welke uit een oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.
  • c. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de molenbiotoop (windvang).
  • d. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de molen.
35.3 LPG-vulpunt
35.3.1

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' mogen geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gesitueerd;

35.3.2

In het gebied tussen de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' en 150 m van die aanduiding mogen uitsluitend kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd, indien wordt aangetoond dat voldaan wordt aan de bepalingen van het "Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen".

35.3.3

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.3.1, indien de LPG-installatie buiten werking is gesteld of zekerheid bestaat dat de buitenwerkingstelling van de LPG-installatie binnen drie jaar zal plaatsvinden.

35.4 Grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' is tevens het bepaalde in de provinciale milieuverordening van toepassing.