direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Buitengebied 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0491.BP1030BG011-vg01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven met bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bijlage van deze regels;

4.1.2

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw" zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een bedrijfsverzamelgebouw (maximaal categorie 1 en 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten.

4.1.3

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - detailhandel 1" zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor detailhandel in siervissen en siervogels.

4.1.4

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - detailhandel 2" zijn de in lid 4.1.1. bedoelde gronden tevens bestemd voor detailhandel in en reparatie van rijwielen.

4.1.5

Ter plaatse van de aanduiding "agrarisch loonbedrijf" zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een loonwerkersbedrijf.

4.1.6

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - aannemers- en loonbedrijf' zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een aannemers- en loonwerkersbedrijf.

4.1.7

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf" zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een transportbedrijf.

4.1.8

Ter plaatse van de aanduiding "tuincentrum" zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een tuincentrum.

4.1.9

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek" zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een timmerfabriek.

4.1.10

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf" zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor hobbymatige agrarisch activiteiten.

4.1.11

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - opslagbedrijf" zijn de in lid 4.1.1bedoelde gronden tevens bestemd voor opslag van huisbrandstoffen.

4.2 Bouwregels
4.2.1

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van de bebouwing dient te voldoen aan hetgeen voor de onderscheiden bestemmingsvlakken in de onderstaande tabel is bepaald:

Adres   Bedrijfsomschrijving   Categorie   Max. opp (in m2)  
       
Achterbroek 17   Opslagbedrijf (huisbrandstoffen)   3   325 m2  
Achterbroek 20   Timmerfabriek     650 m2  
Achterbroek 25   Bedrijfsverzamelgebouw     1875 m2  
Achterbroek 27   Timmerfabriek     715 m2  
Achterbroek 77   Caravanstalling     865 m2  
Achterbroek 93   Rietdekkersbedrijf     325 m2  
Achterbroek 97   Loonwerkersbedrijf     1.100 m2  
Benedenberg 21a   Tuincentrum     2.685 m2  
Benedenberg 53-55   Timmerfabriek     200 m2  
Benedenberg 76-78   Loonwerkersbedrijf   3   1800 m2  
Benedenberg 101   Aannemersbedrijf   3   850 m2  
Bovenberg 68   Timmerfabriek   4   1.000 m2  
Bovenberg 98   Opslagbedrijf     300 m2  
Dorpsstraat 1   Handel in siervissen / vogels   3   2035 m2  
Lekdijk-West 33   Transportbedrijf   3   550 m2  
Lekdijk-West 109-111   Aannemers- en loonbedrijf   3   2080 m2  
Oosteinde 8   Detailhandel in en reparatie van rijwielen     510 m2  
Provincialeweg 18   Bedrijfsverzamelgebouw     2200 m2  
Tussenlanen 20b   Loonwerkersbedrijf     800 m2  
Tussenlanen 44a   Schildersbedrijf     730 m2  
Westeinde 32   Hoveniersbedrijf     660 m2  
Westeinde 76   Aannemersbedrijf     1050 m2  

  • c. per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning mag worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d mag de goothoogte ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering” maximaal 6 m bedragen;
  • g. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 700 m3 mag bedragen;
  • h. de oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder d mag de goothoogte van bijgebouwen niet meer bedragen dan 3 m;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder e mag de hoogte van bijgebouwen niet meer bedragen dan 6 m;
  • k. indien ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het bestemmingsplan de goothoogte en/of hoogte van gebouwen afwijkt van het bepaalde onder d, h en i de bestaande maten voor deze gebouwen als maximum geldt;
  • l. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste mag bedragen:
    • 1. binnen het bouwvlak: 5 m;
    • 2. buiten het bouwvlak: 1 m.
  • m. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" mag een tweede bedrijfswoning worden gebouwd;
  • n. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" mag geen bedrijfswoning worden gebouwd;
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het realiseren van een paardenbak of een stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij bij een bedrijfswoning of een burgerwoning, onder de voorwaarde dat:

  • a. maximaal 1 paardenbak of stapmolen per bedrijfswoning of burgerwoning wordt gerealiseerd;
  • b. de paardenbak of de stapmolen als volgt wordt gesitueerd:
    • 1. achter hoofdgebouwen;
    • 2. tenminste 20 m uit de rand van de weg;
    • 3. tenminste 1,5 m uit de slootranden;
    • 4. maximaal 50 m achter de bestaande, legale bebouwing;
    • 5. minimaal 25 m van woningen van derden;
  • c. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;
  • d. de hoogte van een hek rondom een paardenbak of een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • e. indien de paardenbak of de stapmolen vanaf de weg zichtbaar is, afschermende beplanting wordt aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied;
  • f. de paardenbak of de stapmolen wordt voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal;
  • g. verlichting bij een paardenbak (of stapmolen) uitsluitend is toegestaan indien deze niet onevenredig storend is voor/in de omgeving en geen onevenredige hinder voor omwonenden veroorzaakt. Ten behoeve hiervan kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden aan de verlichting;
  • h. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt.
4.3.2

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1, onder d ten behoeve van een goothoogte van ten hoogste 6 m, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is. Burgemeester en wethouders vragen in het kader van de beoordeling van het afwijken bij een omgevingsvergunning advies bij een ter zake deskundige.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1

Per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijf worden gevestigd, een en ander met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw".

4.4.2

Ter plaatse van de aanduiding "opslag uitgesloten" mag geen bedrijfsmatige opslag plaatsvinden.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigingen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de bedrijfsfunctie van het bedrijf bij algehele bedrijfsbeëindiging ten behoeve van een woonbestemming, waarbij het aantal woningen niet mag worden vergroot, met dien verstande dat bij functiewisseling het beleid gericht is op het saneren van niet langer noodzakelijke bedrijfsbebouwing. Medewerking kan worden verleend aan een grotere inhoud ten behoeve van bijgebouwen, indien er sprake is van een substantiële reductie van de bebouwing. Ten behoeve hiervan kan medewerking worden verleend aan vervangende nieuwbouw ten behoeve bijgebouwen, op voorwaarde, dat de inhoud ten hoogste 25% bedraagt van de inhoud van de te saneren bebouwing, met een maximum van 450 m3.

4.5.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigingen, indien de wijziging betrekking heeft op het realiseren van maximaal één extra wooneenheid ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" of ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - monument" onder de voorwaarde dat uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de bestaande bebouwing; aan de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid kunnen geen rechten worden ontleend voor extra bijgebouwen.

4.5.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigingen, indien de wijziging betrekking heeft op het vergroten van het oppervlak aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarisch aanverwante bedrijven met maximaal 30% van het bestaande oppervlak waarbij:

  • 1. de verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein niet mogelijk is;
  • 2. het bouwvlak niet mag worden overschreden;
  • 3. maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • 4. uitbreiding niet leidt tot een aanmerkelijke toename van de verkeersdruk, mede gelet op de bestaande verkeersintensiteit en het bestaande wegprofiel.

4.5.4

Burgemeester en wethouders vragen in het kader van de beoordeling van een wijzigingsverzoek advies bij een ter zake deskundige.