direct naar inhoud van Artikel 20 Leiding - Gas 2
Plan: Buitengebied 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0491.BP1030BG011-vg01

Artikel 20 Leiding - Gas 2

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1

De voor Leiding - Gas 2 aangewezen gronden alsmede een strook ter breedte van 4 m aan weerszijden van de bestemming zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een gastransportleiding met een diameter van 8”.

20.1.2

De belangen van de in lid 20.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

20.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 20.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels

20.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen onder de voorwaarde dat de belangen in verband met de betrokken leiding hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.

20.3.2

Alvorens omtrent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.3.1 te beslissen, wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bebouwing de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 20.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. diepploegen;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
20.4.2

Het bepaalde in lid 20.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van het onderhoud of beheer van de aanwezig leidingen;
  • b. normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang, of andere werken gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de leiding;
  • c. andere werken en/of werkzaamheden, uit een oogpunt van ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis.
20.4.3

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.4.1 kan slechts worden verleend indien door de uit te voeren werkzaamheden, dan wel de daaraan direct of indirect te verwachten gevolgen, geen schade aan de leidingen wordt veroorzaakt.

20.4.4

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.4.1 advies inwinnen bij de leidingbeheerder.