direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ziedewijdsedijk 123a en 119
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPZiedewij123a119-VI01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is de wens om de bestaande kassen aan de Ziedewijdsedijk 123a en 119 te Barendrecht te slopen. In ruil voor de kassen van Ziedewijdsedijk 123a worden hiervoor maximaal 2 burgerwoningen aan de noordzijde van het perceel, aan het Boezempad gerealiseerd. Het glas aan de Ziedewijdsedijk 119 wordt gesaneerd. Het deelrecht is door de eigenaar vrij te verkopen. De bestaande bedrijfswoningen van zowel Ziedewijdsedijk 123a als 119 blijven behouden en worden omgezet naar een burgerwoning. De voormalige bedrijfsbebouwing van Ziedewijdsedijk 119 blijft behouden als bijgebouw. Bij Ziedewijdsedijk 123a zal de aanbouw aan de voormalige bedrijfsbebouwing worden gesloopt. De overige bebouwing blijft behouden als bijgebouw bij de burgerwoning.

Deze ontwikkeling is echter niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Op basis van de benodigde onderzoeken is met voorliggend bestemmingsplan een verantwoorde planologische regeling ontworpen waarbij de herontwikkeling van het gehele perceel mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit het perceel Ziedewijdsedijk 123a en Ziedewijdsedijk 119. In figuur 1.1 is een weergave gegeven van de ligging van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZiedewij123a119-VI01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 de ruimtelijke analyse van het gebied aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleidskader

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante ruimtelijke beleidskader. Het geldende bestemmingsplan houdt geen rekening met de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling is in overeenstemming met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Met de sanering van verspreid glas, financieel mogelijk gemaakt door het toestaan van ruimte voor ruimtekavels, wordt concreet en uitvoerbaar invulling gegeven aan de door de gemeente, regio en provincie gewenste kwaliteitsverbetering in het Deltapoortgebied. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)

De mogelijkheden die het project biedt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Bij de ladder moet de regionale behoefte aangetoond worden, of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten.

Toetsing

Deze ontwikkeling maakt de realisatie van ruimte voor ruimtewoningen mogelijk in ruil voor de sloop van bebouwing/kassen. Gelet op het beperkte aantal woningen (recente jurisprudentie) en de afname van bebouwing is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder is niet noodzakelijk, maar het project voldoet wel aan de uitgangspunten. Het project geeft invulling aan het beleid om te komen tot kwaliteitsverbetering in het Deltapoortgebied. Het toestaan van enkele ruimte voor ruimtewoningen op de saneringslocatie maakt deze kwaliteitsverbetering financieel mogelijk. Ook is de locatie passend ontsloten.

2.3 Provinciaal, regionaal beleid en gemeentelijk beleid

Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' en verordening ruimte, inclusief actualisaties (2015)

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Groene buffers

Het contrast tussen de dynamiek en dichtheid van de stad en de luwte van de aangrenzende groene ruimte is een belangrijke kwaliteit. De provincie wil in alle overgangsgebieden van stedelijk gebied naar open landschap deze contrastkwaliteit behouden. Het accent in de groene ruimte rond het stedelijk gebied ligt op een betere verweving van recreatie, natuur, water en landbouw.

Aantrekkelijke landschappen en toegankelijke natuur nabij de stad zijn belangrijk voor een goed leef- en vestigingsklimaat in de stad. Ze hebben een positief effect op de gezondheid en het welbevinden van mensen. In de groene ruimte nabij de stad is verbetering van de recreatieve kwaliteit en bereikbaarheid daarom een belangrijke opgave. Goede stad-landverbindingen, fijnmazige netwerken en opheffing van barrières kunnen de toegankelijkheid van het landschap nabij de stad verbeteren. Ook natuur heeft een recreatieve waarde en moet zo veel mogelijk toegankelijk zijn. De landbouw kan op diverse manieren verbreden en inspelen op de nabijheid van de stad.

Deze opgave heeft extra urgentie in relatief kleine open ruimten grenzend aan stedelijk gebied en in de groene ruimten tussen de stedelijke gebieden. Omdat de stedelijke invloed hier verhoudingsgewijs groot is en soms van meerdere kanten komt, is extra zorgvuldigheid bij ruimtelijke ontwikkelingen geboden. Behoud van deze ruimten is van belang voor de identiteit en leefkwaliteit van het stedelijk gebied, aangezien ze op de schaal van de provincie een onmisbare tegenhanger vormen van de stedelijke dynamiek en verdichting. Voor een aantal gebieden nabij de stad, blijft de provincie kiezen voor behoud van en verdere ontwikkeling tot robuuste groene buffers, die vanuit hun gebiedskwaliteit en gebruikswaarde verstedelijkingsdruk kunnen en moeten weerstaan. Dit betreft onder meer IJsselmonde.

Deze groene buffers vallen in categorie 2 van het handelingskader ruimtelijke kwaliteit, 'gebieden met een specifieke kwaliteit'. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier mogelijk, maar extra bescherming tegen (grootschalige) stedelijke ontwikkeling is van belang om de schaal en het karakter van deze gebieden in stand te houden. Stabiele en aantrekkelijke stadsranden en goede inpassing van infrastructuur dragen hieraan bij.

Richtpunten:

  • 1. Er vinden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen plaats in de bufferzone.
  • 2. Nieuwe ontwikkelingen dragen bij aan de recreatieve gebruiks- en belevingswaarde en de contrastkwaliteit met het stedelijk gebied.

In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend. De volgende artikelen zijn relevant voor dit project.

Artikel 2.1.1 lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  • c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
    • 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
    • 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1 van toepassing is, en
    • 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Toetsing

Er is regionale behoefte aan kwaliteitsverbetering door sanering van glas in deze bufferzone. De bouw van enkele ruimte voor ruimtewoningen maakt dit financieel mogelijk.

De locatie betreft een transformatielocatie buiten bestaand stedelijk gebied. De hoeveelheid bebouwing/glas neemt per saldo af. De locatie is multimodaal goed ontsloten ten behoeve van enkele woningen (zie paragraaf 4.5).

Het projectgebied is op de kwaliteitskaart aangeduid als 'herkenbare open zeekleipolder' en is tevens 'groene buffer'. De openheid neemt toe door het saneren van glas. In dit geval is sprake van 'aanpassen' omdat enkele woningen worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZiedewij123a119-VI01_0002.png"

Figuur 2.1 Uitsnede kwaliteitskaart

Artikel 2.2.1

Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.

Lid 2 Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën

Het projectgebied is aangemerkt als categorie 2. Hier gelden aanvullende maatregelen voor ruimtelijke kwaliteit.

Lid 3 Aanvullende ruimtelijke maatregelen

  • a. De aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van):
    • 1. duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
    • 2. wegnemen van verharding;
    • 3. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
    • 4. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
  • b. De onder a genoemde maatregelen worden in beginsel getroffen binnen hetzelfde plangebied als de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat niet mogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen elders in de motivering inzake ruimtelijke kwaliteit worden betrokken.
  • c. In afwijking van sub b kan het bevoegd gezag in plaats van het treffen van ruimtelijke maatregelen een (gedeeltelijke) financiële compensatie verlangen door middel van een storting in een kwaliteitsfonds, dat is ingesteld op basis van de door Provinciale Staten vastgestelde regeling voor kwaliteitsfondsen, mits de daadwerkelijke uitvoering van de compenserende ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen afdoende is verzekerd.

Bij aanvullende ruimtelijke maatregelen gaat het onder andere om de maatregelen uit de regeling 'ruimte voor ruimte'. Op basis van deze voormalige regeling kon in ruil voor de sloop van 1.000 m² bebouwing of 5.000 m² kassen een woning buiten bestaand stedelijk gebied worden gebouwd. Bij de beoordeling van de aanvullende ruimtelijke (kwaliteits-)maatregelen hanteert de provincie vooralsnog deze oppervlaktes als uitgangspunt.

Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf

Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een motivering, bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf, waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:

  • a. waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn, of
  • b. die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en b.

De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van artikel 2.2.1. De ruimtelijke kwaliteit in het gebied verbetert. Op de beeldkwaliteit is nader ingegaan in het voor het plan opgestelde kavelpaspoort die is opgenomen in Bijlage 1.

Gebiedsprofiel IJsselmonde, Provincie Zuid Holland (2013)

Het landschap van Oost-IJsselmonde bestaat in de basis uit dijken en polders. Karakteristieke dijklinten met een meer kleinschalig, beschut en intiem karakter vormen een mooi contrast met het meer grootschalige, open en agrarische karakter van de achtergelegen polders, met de Waal als een bijzonder landschappelijk incident/element. Dit profiel is het uitgangspunt als het gaat om het verbeteren van de belevingswaarde van Oost-IJsselmonde. Een nadere uitwerking staat in de Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit (het project is aan deze handreiking getoetst).

Gebiedsvisie Deltapoort 2025 (2012)

De Gebiedsvisie Deltapoort 2025 is het ruimtelijk kader (op hoofdlijnen) waarbinnen verschillende ruimtelijke opgaven binnen Deltapoort, waaronder de sanering van (verspreid liggende) glastuinbouwbedrijven, worden uitgevoerd, met als doel het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. In dit kader hebben de gemeenten Barendrecht, Ridderkerk, Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht de ambitie geformuleerd om in vier jaar tijd 35 hectare verspreid liggend glas te saneren. Naast het saneren voorziet de gebiedsvisie ook in het realiseren van nieuwe glastuinbouw clusters in de Deltapoort. Ten noordoosten van het Barendrecht is een gebied van circa 30 hectare aangewezen voor de volwaardige ontwikkeling van glastuinbouw. Een tweede nieuw te realiseren kleiner cluster van circa 16 hectare is vanwege financiële redenen niet meer mogelijk.

In het Deltapoort-gebied worden vijf themagebieden met een groene hoofdtint onderscheiden. Deze themagebieden vormen tezamen het landschappelijk raamwerk; door thematisering worden de landschappelijke kwaliteiten van het betreffende gebied (en dus het raamwerk) versterkt. De locatie is aangeduid als Tuin van de Deltapoort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZiedewij123a119-VI01_0003.png"

Figuur 2.2 Uitsnede ruimtelijk streefbeeld

Tussen de Noldijk en Rijkstraatweg, het bedrijventerrein Nieuw-Reijerwaard en het glascluster ontstaat een continue groene zone langs de Waal. Een zone met kwalitatieve randen waar groenrecreatieve programmering van de Boomgaard en polder Ziedewij (bijv.landgoedontwikkeling), alsmede groene erven van ruimte-voor-ruimte woningen achter de Noldijk en Rijsoord deel van uit maken. De locatie is specifiek aangemerkt als ruimte voor ruimtelocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZiedewij123a119-VI01_0004.png"

Figuur 2.3 Uitsnede uitwerkingskaart glastuinbouw

Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit (2014)

Eind mei 2014 is door de colleges van de samenwerkende gemeenten Barendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk en Zwijndrecht de Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit vastgesteld. Op basis van de eerder vastgestelde Gebiedsvisie Deltapoort wordt hiermee aangestuurd op een toegankelijker, leefbaarder en recreatief aantrekkelijker gebied in Deltapoort.

In het sterk verstedelijkte polderlandschap van dit deel van de zuidelijke Randstad zijn gelukkig ook altijd nog gebieden te vinden met een landelijk en agrarisch karakter. Deze gebieden vormen het buitengebied van Oost-IJsselmonde. De polders, die eeuwen geleden gewonnen zijn op het water, boden van oudsher ruimte aan de vruchtbare akkers, tuinen en boomgaarden die dit gebied van voedsel voorzagen en dat tot op de dag van vandaag ook nog altijd doen.

Ontwikkelingen en innovaties in de glastuinbouw hebben echter geleid tot schaalvergroting, en een verdere 'verglazing' van het buitengebied – door grote kassencomplexen oogt het buitengebied voller en minder groen. Door de schaalvergroting is het buitengebied van Oost-IJsselmonde te klein geworden voor toekomstbestendige glastuinbouw en zal op termijn het overgrote deel van de glastuinbouwbedrijven uit het gebied verdwijnen. Tegelijkertijd is door de enorme verstedelijking open ruimte schaars geworden. Er is behoefte aan een kwalitatief hoogwaardig buitengebied, waar niet alleen ons voedsel wordt verbouwd, maar dat ook ruimte biedt aan ontspanning, recreatie en natuur. Het verdwijnen van de kassen biedt goede kansen om in het buitengebied meer open ruimte met belevings- en gebruikskwaliteit te realiseren.

Een van de beschikbare instrumenten om de sanering daadwerkelijk uit te kunnen voeren is de inzet van de (voormalige) provinciale regeling 'ruimte voor ruimte'. Deze regeling biedt mogelijkheden om in ruil voor het slopen van kassen een beperkt aantal woningen terug te bouwen. Het idee daarachter is dat de nieuw te bouwen woningen geld opleveren, waardoor het financieel haalbaar wordt de kassen te slopen en er ruimte voor terug te brengen.

Als tegenhanger van het saneren van glastuinbouw wordt op basis van de Gebiedsvisie Deltapoort ook voorzien in een glastuinbouwcluster. In het gebied ten noordoosten van Barendrecht ligt een glasconcentratiegebied van 30 hectare.

Inspiratie

Het Ruimte voor ruimte-traject is in volle gang. Op steeds meer plekken in het Deltapoortgebied worden plannen gemaakt voor de sloop van kassen en het terug bouwen van ruimte voor ruimte woningen. Dit levert niet automatisch een hogere ruimtelijke kwaliteit op. Hoewel een meer open landschap ontstaat, worden ook woningen teruggebouwd. In de Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit staat onder meer welk type huizen en soorten beplanting het beste bij het landschap passen. De handreiking bevat ook veel foto's en afbeeldingen van streekeigen beplanting en er staan voorbeelden in van woningen die goed in het landschap van Deltapoort passen. De gemeenten willen op deze wijze de nieuwe bewoners van het gebied inspireren om de woningen en erven mooi in het landschap van Deltapoort in te passen.

Mogelijkheden voor en impact van de regeling

Niet voor alle bedrijven biedt de regeling reële mogelijkheden om op de eigen locatie terug te bouwen.

Op een aantal plekken zijn er vanuit milieu en externe veiligheid locaties aan te wijzen die op het eerste gezicht niet geschikt zijn voor de ontwikkeling van woningen.

Voor deze locaties is in ieder geval eerst aanvullend onderzoek nodig. Daarnaast zijn er gebieden aan te wijzen waar de ruimtelijke situatie zo kwetsbaar is dat het terugbouwen van woningen niet zonder meer leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Om die reden is de inpassing van woningen hier alleen onder strenge voorwaarden mogelijk. Het betreft hier locaties in de open polder en langs de Waal, waar gestreefd wordt naar meer zicht en openheid en het publiek toegankelijk maken van het landschap.

Daarnaast is de impact van de sanering van het glas op de ruimtelijke kwaliteit niet op iedere locatie even groot. Er zijn locaties waar de kassen de beleving van het landschap niet of nauwelijks in de weg staan, op andere plekken blokkeren ze het zicht en is het glas juist wel een doorn in het oog. Bovenstaande is geen reden voor het bevoegd gezag om niet mee te werken aan ruimte voor ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZiedewij123a119-VI01_0005.jpg"

Figuur 2.4 Kaart impact regeling

figuur 2.4 uit de handreiking laat de impact en mogelijkheden van de regeling ruimte voor ruimte zien. Voor het plangebied geldt dat de locatie geschikt is: 'ruimte voor ruimte goed mogelijk'.

Regeling

In het kort komt de regeling regeling ruimte voor ruimte op het volgende neer: In ruil voor de sloop van alle kassen en bijgebouwen krijgt een tuinder het bouwrecht voor een aantal woningen, onder de voorwaarde dat de ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Het woningaantal is gerelateerd aan het oppervlak dat tuinders moeten slopen. Zowel voor elke 5.000 m2 kas als voor elke 1.000 m2 bijgebouw krijgt een tuinder het bouwrecht voor 1 woning. Deze 'ruimte voor ruimtewoning' moet voldoen aan een aantal kwantitatieve uitgangspunten (pagina 26 handreiking), waaronder de inhoud en oppervlakte van de bebouwing en de kavelmaat.

Gebruik regeling

Door de sloop van de kassen, behorende bij Ziedewijdsedijk 123a worden bouwrechten verworven voor de bouw van 2 woningen. Deze woningen worden in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt aan de noordzijde van het plangebied, direct aan het Boezempad. De te verwerven bouwrechten van door de sloop van de kassen van Ziedewijdsedijk 119 worden in een later stadium toegewezen.

Gebruiksaanwijzing

  • 1. Bereken op basis van het aantal m2 glas en bijgebouwen het aantal in te passen woningen.
  • 2. Bepaal aan de hand van de beschrijving van het deelgebied (hoofdstuk 8) het landschapstype waarin de locatie zich bevind.
  • 3. Selecteer aan de hand van het landschapstype een of meer passende bebouwingsvormen en welke bouwstenen daarbij horen.
  • 4. Selecteer de bouwstenen die het beste bij de locatie en bij de wensen en voorkeuren van de tuinder/nieuwe bewoners passen.
  • 5. Maak een schetsontwerp: combineer de verschillende bouwstenen tot een totaalplan voor de verschijningsvorm van de bebouwing en de landschappelijke inpassing daarvan.
  • 6. En illustreer dit met referentiebeelden van architectuur en beplanting.

De regeling ruimte voor ruimte biedt vier manieren om bij te dragen aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit:

  • 1. Iets weghalen
  • 2. Iets toevoegen
  • 3. Iets opknappen
  • 4. De bijvangst

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZiedewij123a119-VI01_0006.png"

Figuur 2.5 Uitsnede visiekaart met deelgebieden

Polder Ziedewij

De locatie maakt onderdeel uit van deelgebied 3. Polder Ziedewij wordt aan de zuid- en oostzijde begrensd door dijken, de Ziedewijdsedijk en de Noldijk.

De Ziedewijdsedijk is van oudsher geen dijklint waaraan woningen staan. Om die reden stellen we voor langs deze dijk geen nieuwe woningen meer te bouwen. De Noldijk is een karakteristiek dijklint waarachter op een aantal plekken, in de tweede lijn, nieuwe bebouwing tussen (nieuw aan te leggen) coulissen kan worden gerealiseerd. Aan de westzijde wordt de polder begrensd door de Boezemweg. Vanaf deze hoofdontsluitingsweg aan de rand van Barendrecht is er nog zicht over het open landschap en op de dijken. We koesteren deze openheid. Daarom stellen we voor langs deze weg de polder open te houden. Alleen op een beperkt aantal plekken kan bebouwing worden toegevoegd, in de vorm van compacte erven.

Polder Ziedewij behoort tot de Tuin van Deltapoort, een gemengd milieu waar wonen, werken, recreatie en verbrede landbouw en tuinbouw gecombineerd worden.

Landschapstype(n): dijk- en dubbellinten; open polder; polder met coulissen

Toetsing

Uit het schetsontwerp blijkt dat invulling wordt gegeven aan de uitgangspunten van de handreiking (zie hoofdstuk 3 en Bijlage 1).

Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied gelden momenteel twee bestemmingsplannen. In het uiterste noorden van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 1986' (vastgesteld december 1986). Hier is bij het opstellen van de bestemmingsplannen 'Woongebied Oost' (2013) en het bestemmingsplan 'Zuidrand' (2015) een reststrookje overgebleven. Deze omissie wordt voor het plangebied nu opgelost.

Met uitzondering van het genoemde strookje aan de noordzijde geldt voor de rest van het plangebied het op 17 februari 2015 vastgestelde bestemmingsplan 'Zuidrand'. Voor het plangebied is hier de bestemming 'Agrarisch' met gedeeltelijk een nadere aanduiding 'kas' ten behoeve van de bestaande kassen. De bestaande bedrijfswoningen en bedrijfsbebouwing is hierbij voorzien van een bouwvlak.

Naast de archeologische dubbelbestemming wordt het plangebied doorsneden door de dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof' en de hierbij behorende veiligheidszone. In figuur 2.6 is een uitsnede van de verbeelding opgenomen waarbij het plangebied rood is omkaderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZiedewij123a119-VI01_0007.jpg"

Figuur 2.6 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Zuidrand' (plangebied globaal rood omkaderd).

Strijdigheid met het bestemmingsplan

De realisatie van twee burgerwoningen aan de noordzijde van het plangebied is niet mogelijk op basis van de agrarische bestemming. Daarnaast dient te aanduiding voor de kassen van de verbeelding te worden verwijderd.

2.4 Conclusie

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt concreet invulling gegeven aan de kwaliteitsverbeteringsambitie waarbij verspreid glas wordt opgeruimd door het mogelijk maken van ruimte voor ruimtewoningen.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Het plangebied

Het plangebied is op te splitsen in twee eigendommen behorende bij Ziedewijdsedijk 123a respectievelijk Ziedewijdsedijk 119.

Ziedewijdsedijk 123a

Het perceel bestaat in de huidige situatie uit agrarische gronden welke voor bijna de helft zijn bebouwd met kassen. Aan de zuidzijde van de de kassen is de agrarische bedrijfsbebouwing en de bedrijfswoning gesitueerd. Het plangebied is ontsloten aan de zuidzijde. Voor Ziedewijdsedijk 123a voorziet het bestemmingsplan in de sloop van de kassen. Ter compensatie en door gebruik te maken van de ruimte voor ruimte regeling worden twee bouwrechten verworven na de sloop van de kassen.

Ziedewijdsedijk 119

Het perceel bestaat in de huidige situatie uit agrarische gronden welke voor circa 1/5e deelzijn bebouwd met kassen. Aan de zuidzijde van de de kassen is de agrarische bedrijfsbebouwing en de bedrijfswoning gesitueerd. Het plangebied is ontsloten aan de westzijde. Voor Ziedewijdsedijk 119 voorziet het bestemmingsplan in de sloop van de kassen. Ter compensatie en door gebruik te maken van de ruimte voor ruimte regeling wordt een gedeeltelijk bouwrecht verworven na de sloop van de kassen.

Figuur 3.1 laat een schematische weergave zien van het plangebied en de te slopen kassen.

Toekomstige situatie

Ziedewijdsedijk 123a

Ter compensatie van de te slopen kassen mogen aan de noordzijde van het perceel Ziedewijdsedijk 123a, direct aan het Boezempad, twee burgerwoningen worden gebouwd. Aan de bouw van deze woningen zijn, in het kader van de 'Handreiking ruimte voor ruimtelijke kwaliteit', voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden zijn voor dit perceel uitgewerkt in een zogenoemde 'kavelpaspoort'. Het kavelpaspoort is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting. Het kavelpaspoort geeft aan binnen welke kaders de woningen gerealiseerd mogen worden.

De bestaande agrarische bedrijfsbebouwing en bedrijfswoning worden omgezet naar een burgerwoning met bijbehorende bijgebouwen. De agrarische bestemming zal van dit deel van het plangebied worden verwijderd. Ten opzichte van de vigerende situatie verandert hier ten aanzien van bebouwing en gebruik vrijwel niets. Hoe wordt in hoofdstuk 4 verder op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZiedewij123a119-VI01_0008.jpg"

Figuur 3.1 Overzicht te slopen, te handhaven en te realiseren bebouwing

Ziedewijdsedijk 119

Voor de bouwrechten die ontstaan, door de sloop van de kassen, behorende bij Ziedewijdsedijk 119 is nog geen bestemming gevonden. De eigenaar van de Ziedewijdsedijk 119 is verantwoordelijk voor de verkoop van dit glasrecht aan een derde.

Gelijk aan de situatie van Ziedewijdsedijk 123a geldt ook voor dit plandeel dat de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing en bedrijfswoning worden omgezet naar een burgerwoning met bijbehorende bijgebouwen. De agrarische bestemming zal van dit deel van het plangebied worden verwijderd. Ten opzichte van de vigerende situatie verandert hier ten aanzien van bebouwing en gebruik vrijwel niets. Hoe wordt in hoofdstuk 4 verder op ingegaan.

Figuur 3.1 laat een schematische weergave zien van het plangebied en de voorziene wijzigingen.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

4.3 Water

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Het waterschap Hollandse Delta is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 15-10-2015. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt hierover overleg gevoerd met de waterbeheerder.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2016-2020 staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak, binnen de bebouwde kom, van 500 m² of meer, moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Buiten de bebouwde kom is een vergunning noodzakelijk vanaf 1.500 m2. Voor een toename aan verhard oppervlak moet 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de verharding toeneemt.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied ligt aan de Ziedewijksedijk en bestaat uit agrarische gronden met bestaande kassen en agrarische bedrijfsbebouwing. De bodem in het plangebied bestaat uit zavel met homogeen profiel. In het plangebied is er sprake van grondwatertrap Vb. Dat wil zegen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,25 en 0,40 m beneden maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand op meer dan 1,20 m beneden maaiveld ligt.

Waterkwantiteit

Grenzend aan de noord-, oost- en westkant van het plangebied en tussen de percelen Ziedewijdsedijk 123a en 119 is oppervlaktewater aanwezig. Aan de noordkant betreft dit een hoofdwatergang met een beschermingszone van 3,5 m. De watergangen aan de oost- en westkant van het plangebied en tussen de beide percelen zijn overige watergangen. Voor deze watergangen geldt een beschermingszone van 1 m. De beschermingszone wordt gerekend vanaf de insteek van een watergang. Het plangebied is gelegen binnen de beschermingszones. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om de functie van de watergang te beschermen. Dit heeft betrekking op het in stand houden van de leggermaat, het onderhoud en de inspectie van de watergang.

Veiligheid en waterkeringen

Ten zuiden van het plangebied is een regionale waterkering aanwezig. Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van deze waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

In de huidige situatie is de locatie deels aangesloten op de gemeentelijke riolering.

Toekomstige situatie

Algemeen

Ten behoeve van de realisatie van de twee burgerwoningen worden de bestaande kassen en een deel van de bedrijfsbebouwing gesloopt. Hierdoor is er geen sprake van toename in verharding en zijn watercompenserende maatregelen niet noodzakelijk.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-)filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In het Boezempad is echter geen riolering van de gemeente aanwezig. Verwacht mag worden dat voor de beide woningen een pompgemaal zal moeten worden aangelegd met een aansluiting, middels een nieuw aan te leggen persleiding, op een bestaande persleiding in de Ziedewijdsedijk. Hiervoor zal in nader overleg met de gemeente een rioleringsplan moeten worden ontworpen, waarin nadere afspraken dienen te worden vastgelegd over kosten, aanleg , onderhoud en beheer.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Dit houdt in dat de overige watergangen rondom en op het perceel dienen te worden onderhouden door de eigenaar van het perceel c.q. van de watergangen. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

De beoogde ontwikkeling voorziet in het graven van een nieuwe sloot ten zuiden van de beoogde woningen. Hiervoor is op grond van de Keur een vergunning voor nodig.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.4 Ecologie

In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit twee agrarische percelen met bestaande kassen en agrarische bedrijfsbebouwing.

Beoogde ontwikkeling

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van 2 woningen. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • sloop bestaande kassen en een deel van de agrarische bedrijfsbebouwing;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Normstelling

Provinciale Verordening

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de EHS, alsmede de bescherming van beschermde landschapselementen en belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de provinciale Verordening Ruimte. Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de EHS of van beschermde landschapselementen en in belangrijke weidevogelgebieden, geldt het nee, tenzij-principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet compensatie plaatsvinden, wanneer er effecten optreden.

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang;
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit plan van belang, omdat bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Hetzelfde geldt voor de ecologische doelen van de beschermde natuurmonumenten (b), voor zover deze gebieden niet overlappen met Natura 2000.

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval als significant negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de omgeving zijn ook geen belangrijke weidevogelgebieden aanwezig. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Oude Maas en ligt circa 1,5 km ten zuiden van het plangebied.

Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. De ontwikkeling van twee burgerwoningen heeft een zeer beperkte toename van het verkeer tot gevolg. Vanwege de ruime afstand (> 1,5 km) tot de natuurgebieden kan vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie dan ook worden uitgesloten. Significant negatieve effecten zijn dan ook uit te sluiten. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZiedewij123a119-VI01_0009.png"

Figuur 4.1: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)

Soortenbescherming

Op basis van een eenmalig veldbezoek is de geschiktheid van het onderzoeksgebied voor de te verwachten soorten beoordeeld. Het veldbezoek vond plaats op donderdag 7 april 2016 (zie bijlage 2). In tabel 4.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.1: Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime (niet limitatief voor tabel 1 soorten)

  Nader onderzoek nodig  
Vrijstellingsregeling Ffw   Tabel 1     Huismuis, egel, mol en huisspitsmuis
kleine watersalamander, bruine kikker, gewone pad en bastaard groene kikker / grote groene kikker  
nee  
Ontheffingsregeling Ffw   Tabel 2     -   nee  
  Tabel 3   Bijlage 1 AMvB   -    
    Bijlage IV HR   Vleermuizen (marginaal foerageergebied)   nee  
  Vogels   Cat. 1 t/m 4   -   nee  

De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
  • Er vliegen en foerageren in lage dichtheid vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten.

Gezien de bovenstaande conclusies staat de Flora- en faunawet, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.5 Verkeer en parkeren

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer

Het plangebied wordt ontsloten aan het Boezempad, de parallelweg van de Boezemweg. Het Boezempad sluit aan op de Ziedewijdsedijk in het zuidwesten en de rotonde met de Boezemweg in het noordoosten. De Ziedewijdsedijk sluit aan op een rotonde met de Boezemweg. De Boezemweg is onderdeel van de rondweg van Barendrecht. Deze rondweg sluit in het westen aan op de A29 richting Bergen op Zoom en de A15 en in het noorden aan op de A15, een gedeelte van de ring van Rotterdam.

De gebiedsontsluitingswegen rondom het plangebied kennen, volgens de principes van Duurzaam Veilig, een gemengde afwikkeling van het verkeer. Het Boezempad kent een gemengde afwikkeling, maar deze weg is alleen toegankelijk voor bestemmingsverkeer en heeft dan ook een lage intensiteit.

Op ruim een kilometer van het plangebied bevindt zich station Barendrecht. Vanaf hier rijden treinen in de richting van Breda, Den Haag en Roosendaal en een buurtbus in de richting van Zwijndrecht.

Verkeersgeneratie en afwikkeling

Binnen het plangebied worden 2 vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt in de gemeente Barendrecht, een sterk stedelijke gemeente, in het buitengebied. Op basis van het autobezit in deze gemeente worden hiervoor maximale kencijfers gehanteerd uit publicatie 317 van het CROW ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, 2012). De verkeersgeneratie van een vrijstaande woning bedraagt 8,6 mvt/etmaal. De totale verkeersgeneratie bedraagt dan ook 17 mvt/etmaal. Deze beperkte toename kan gemakkelijk worden afgewikkeld op het wegennet.

Parkeren

De Nota parkeernormen is door het College van B&W op 7 juli 2015 vastgesteld. Hierin staan de vigerende parkeernormen voor de gemeente Barendrecht. De parkeernorm voor vrijstaande koopwoningen in het buitengebied is 2,6 pp/woning inclusief 0,3 pp/woning voor bezoekers. De parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd.

De uitrit van het plangebied op het Boezempad dient vanwege de beperkte bestemming van het plangebied ook daadwerkelijk als een uitrit te worden vormgegeven.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed. De beperkte verkeersgeneratie kan gemakkelijk afgewikkeld worden op het wegennet. Er worden binnen het plangebied voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkelingen niet in de weg.

4.6 Wegverkeerslawaai

Aan de Ziedewijdsedijk 123a en 119 worden kassen en een beperkt deel van de bedrijfsbebouwing gesloopt en worden aan de noordzijde van het perceel ter compensatie maximaal twee nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Woningen zijn geluidsgevoelige functies waarvoor op grond van de Wet geluidhinder (Wgh), indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerde (spoor)weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.

De woningen zijn gelegen binnen de geluidszones van de Boezemweg, het Boezempad en de Ziedewijdsedijk. Akoestisch onderzoek is op grond van de Wgh dan ook noodzakelijk. Het Boezempad is de parallelweg van de Boezemweg en is alleen toegankelijk voor bestemmingsverkeer. De intensiteit op deze weg ligt dan ook dusdanig laag, dat deze akoestisch niet relevant is. Deze weg is dan ook niet meegenomen in het akoestisch onderzoek.

Onderzoek

Uit 'Akoestisch onderzoek Ziedewijdsedijk 123a' (Rho Adviseurs, 29 maart 2016), zie Bijlage 3, blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de Ziedewijdsedijk sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat, aangezien de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden.

Ten gevolge van het verkeer op de Boezemweg wordt op de nieuwe woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wel overschreden. De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden. Maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren zijn niet mogelijk, gewenst of doelmatig.

Voor de woningen dient een besluit tot vaststelling van hogere waarden te worden voorbereid. Een overzicht van de hogere waarden staat in onderstaande tabel.

Tabel 4.2 Woningaantallen en bijbehorende hogere waarden

Hogere waarde   Aantal woningen   Geluidsbron  
53 dB   2   Boezemweg  

De hogere waarde zal in het kadaster worden vastgelegd.

4.7 Industrielawaai

Toetsingskader

Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).

Onderzoek en conclusie

Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van het rangeerterrein Kijfhoek. De woningen die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn geluidsgevoelige objecten. Hierdoor is het uitvoeren van akoestisch onderzoek noodzakelijk om aan te tonen dat er wordt voldaan aan de grenswaarde.

Op 29 augustus 2012, kenmerk 2012019380 / WB, heeft Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, een vergunning afgegeven voor het rangeeremplacement Kijfhoek. De door de inrichting veroorzaakte geluidsbelasting is in kaart gebracht in een akoestisch rapport van M+P Raadgevende Ingenieurs (M+P.RAIL.08.14.1, d.d. 8 oktober 2010).

De beoogde ontwikkeling valt binnen de geluidscontour van Kijfhoek (zie figuur 4.5), maar ligt buiten de 50 dB(A) contour. Voor de beoogde ontwikkeling is dan ook geen verder akoestisch onderzoek nodig omdat deze buiten de 50 dB(A) contour ligt.

Het aspect industrielawaai vormt geen belemmering voor het voornemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZiedewij123a119-VI01_0010.jpg"

Figuur 4.5 Geluidzone rangeerterrein Kijfhoek ten opzichte van plangebied (rood omkaderd)

4.8 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. Meer dan 200 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg/m³  
Fijn stof (PM2,5)   Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg e n 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van 2 woningen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving, en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wel van belang een indicatie te geven van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De maatgevende weg betreft de Boezemweg, die ten noorden langs het plangebied loopt. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 25,4 µg/m³ voor NO2, 22,8 µg/m³ voor PM10 en 14,7 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 12 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.9 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en Normstelling 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van twee burgerwoningen. Tevens worden de twee aanwezige bedrijfswoningen, gelegen aan de zuidkant van het perceel, omgezet naar burgerwoning.

Ten zuidoosten van de beoogde woningen (aan de noordkant van het perceel) is op circa 90 m afstand een agrarisch bedrijf (H.L. Bunk, Ziedewijdsedijk 113) gelegen (zie figuur 4.6). Op basis van de VNG-uitgave geldt voor dit bedrijf (SBI-code 011.1 en 011.2) een richtafstand van 10 m ten opzichte van een gemengd gebied. Hiermee wordt dus ruimschoots voldaan aan de genoemde richtafstand.

Aan de zuidkant van het perceel is een palletbedrijf (Palletbedrijf J. Staat B.V., Noldijk 140) aanwezig (zie figuur 4.6). Op basis van de VNG-uitgave geldt voor dit bedrijf (SBI-code 4673.1) een richtafstand van 30 m ten opzichte van een gemengd gebied. De dichtstbijzijnde beoogde woning is gelegen op circa 6 m afstand. Er wordt dus niet voldaan aan de richtafstand. Echter is in de huidige situatie reeds sprake van een bedrijfswoning (milieugevoelige functie), en dient het bedrijf hier in zijn activiteiten al rekening mee te houden. Ten opzichte van de huidige situatie zal het bedrijf door de beoogde ontwikkeling dus niet meer worden belemmerd in zijn bedrijfsvoering en zal ter plaatse van de beoogde woningen sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZiedewij123a119-VI01_0011.jpg"

Figuur 4.6: Afstanden ten opzichte van omliggende bedrijven

Verder zijn er geen bedrijven in de directe omgeving aanwezig die van invloed zijn op de milieusituatie in het plangebied of die door de beoogde ontwikkeling worden belemmerd in hun bedrijfsvoering.

Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van de beoogde woningen sprake is van een goed woon- en leefmilieu. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Externe veiligheidsvisie

De gemeenteraad van Barendrecht heeft op 19-11-2013 de Externe Veiligheidsvisie 2013-2017 vastgesteld. Om de uitgangspunten uit de Externe Veiligheidsvisie ook toe te kunnen passen zijn deze vastgelegd in een aparte beleidsregel.

Onderzoek

Uit de Externe veiligheidsvisie Barendrecht blijkt dat er in de omgeving van het plangebied een risicovolle inrichting aanwezig is. Dit betreft het spooremplacement Kijfhoek. Daarnaast is er een buisleiding van Air Products aanwezig waar gevaarlijke stoffen door worden vervoerd en het spoortraject Kijfhoek – Barendrecht aansluiting. In de directe omgeving van het plangebied vindt verder geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water of de weg dat van invloed is op de veiligheidssituatie in het plangebied.

Risicovolle inrichtingen

Ten zuidoosten van het plangebied lig het spooremplacement Kijfhoek. In onderstaande afbeelding zijn de risicocontouren verbeeld waarin te zien is dat het plangebied buiten de PR 10-6 contour ligt en binnen het effectgebied (PR 10-8). De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van twee nieuwe woningen. Deze ontwikkeling zorgt voor een beperkte toename in het aantal personen. Gelet op de kleine omvang van de ontwikkeling en de relatief grote afstand tot het spooremplacement, zal de hoogte van het groepsrisico ten gevolge van de ontwikkeling niet significant toenemen.

Voor Kijfhoek is een beheerplan opgesteld (zie bijlage 4). Onderdeel van het beheerplan is een groepsrisicoberekening waarin toekomstige ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van Kijfhoek zijn meegenomen. De realisatie van deze twee woningen onder de Ruimte-voor-Ruimte-regeling zijn niet specifiek benoemd, maar opgenomen in de groepsrisicoberekening als 'Deltapoort - Ruimte voor ruimte woningen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPZiedewij123a119-VI01_0012.png"

Figuur 4.7 PR-risicocontouren Spooremplacement Kijfhoek ten opzichte van locatie beoogde woningen (blauwe cirkel) (bron: Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid)

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Ten zuiden van de beoogde nieuwe woningen op ruim 150 m afstand is een waterstof leiding van Air Products gelegen. Uit de Externe veiligheidsvisie Barendrecht blijkt dat de PR 10-6 risicocontour 10 m is. Het invloedsgebied van de leiding is 35 m. Binnen het invloedsgebied zijn zeer weinig personen aanwezig. Uit de Externe veiligheidsvisie Barendrecht blijkt dat er geen sprake is van een groepsrisico. De leiding vormt dan ook geen belemmering.

Vervoer van gevaarlijke transporten over het spoor

Het spoortraject Kijfhoek – Barendrecht aansl. ligt op circa 380 m afstand ten oosten van het plangebied. Over dit spoortraject vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De PR10-6 risicocontour bedraagt 38 m. Het plasbrandaandachtsgebied bedraagt 30 m. Beide reiken niet tot aan het plangebied. Door het vervoer van giftige gassen en vloeistoffen is het invloedsgebied > 4 km. Het plangebied ligt hier binnen. Omdat het plangebied in zijn geheel op meer dan 200 m afstand vanaf de buitenrand van de transportroute is gelegen, kunnen hierdoor geen ruimtelijke verplichtingen gesteld worden aan de ontwikkeling en is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk.

In het kader van het wettelijk vooroverleg is advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond over de relevante risicobronnen in de omgeving. Dit advies heeft betrekking op de verantwoording van het groepsrisico van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoortrajaect Kijfhoek - Barendrecht. Dit advies is opgenomen in bijlage 5.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de aanwezigheid van de verschillende risicobronnen geen belemmeringen opleveren voor de beoogde ontwikkeling. Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.11 Kabels en leidingen

Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

Zoals in paragraaf 4.10 staat beschreven loopt er door het plangebied een waterstof leiding van Air Products. Deze leiding is opgenomen in het bestemmingsplan en wordt geborgd met de dubbelbestemming 'Leiding - Chemie'.

Het zuidelijk deel van het plangebied ligt binnen een vrijwaringszone – straalpad. Binnen deze zone mag niet hoger worden gebouwd dan 63 m. Ter plaatse van het plangebied dat binnen deze zone ligt vinden sloopwerkzaamheden plaats. De beoogde woningen liggen buiten deze zone. Hierdoor vormt de aanwezige vrijwaringszone – straalpad geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkeling. Verder zijn er geen planologisch relevante buisleidingen of hoogspanningsverbindingen aanwezig. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.12 Bodem

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Op basis van de Regionale bodemkwaliteitskaart van de gemeenten Barendrecht en Ridderkerk is het plangebied ingedeeld in het deelgebied natuur/overig/buitengebied. Ter plaatse van het plangebied zijn zowel de boven- als ondergrond ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse 'achtergrondwaarde' (AW). Ter plaatse van de klasse AW zijn alle gemiddelden lager dan de maximale waarden voor de klasse 'wonen'. Op basis hiervan kan gesteld worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de functie wonen.

Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen dient wel actueel bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.13 Archeologie en cultuurhistorie

Wet archeologische monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Beoogde ontwikkeling

Er is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 6 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. De conclusie van het conceptrapport is:

Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt verwacht dat de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied geen archeologische resten zullen verstoren. Derhalve is in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS.

Beoordeling Boor

"Op basis van de conclusies uit het verkennend inventariserend veldonderzoek kan worden gesteld dat voor de geplande werkzaamheden binnen het plangebied Ziedewijdsedijk 123a te Barendrecht geen voorzieningen hoefen te worden getroffen om archeologische waarden te behouden of te ontzien".

Conclusie

In het kader van de bestemmingsplanwijziging zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 5' opgenomen voor de niet onderzochte gronden. Mogelijke archeologische waarden in de bodem blijven hierdoor beschermd. Ter plaatse van de woningbouwontwikkeling aan het Boezempad, wordt na aanleiding van het archeologisch onderzoek de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' verwijderd.

4.14 Eindconclusie

Op basis van de onderzochte informatie worden geen bijzondere belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het uitwerkingsplan ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe de juridische regeling is vormgegeven.

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na realisatie van de ontwikkeling een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling.

De planopzet biedt flexibiliteit voor de beoogde herinrichting en tegelijkertijd rechtszekerheid voor de gebruikers van de aangrenzende gebieden. De in het plan vastgelegde omvang van de diverse functies is vastgelegd op de verbeelding en in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd.

Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De regeling is tevens afgestemd op het gemeentelijk handboek voor bestemmingsplannen en het vigerende bestemmingsplan 'Zuidrand'.

5.2 Opbouw regels

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.

5.3 De bestemmingen

Agrarisch

De bestaande agrarische gronden zijn conform het vigerende bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. De aanwezige kassen en functie tuinbouw zijn hierbij wegbestemd. De nadere aanduiding 'kas' die in het bestemmingsplan 'Zuidrand' is opgenomen zal voor beide percelen hierdoor niet meer worden opgenomen in dit bestemmingsplan. De bebouwingsmogelijkheden van deze gronden worden beperkt. Enkel het oprichten van erfafscheidingen en schuilgelegenheden voor dieren tot 25 m2 zijn toegestaan.

Tuin

De bij de burgerwoningen behorende tuinen hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

Wonen

De nieuwe woningen aan de noordzijde van het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming is een bouwvlak toegekend waarbinnen alle bebouwing, zowel de hoofdgebouwen als bijbehorende gebouwen, gerealiseerd moeten worden. Het realiseren van bijgebouwen buiten het bouwvlak is niet toegestaan. De bestemming biedt daarnaast ruimte tot het realiseren van tuinen en erven. Daarnaast zijn er in de regels bepalingen opgenomen ten aanzien van de inhoud, nok- en goothoogte van de woningen. Naast de woonfunctie is beroepsuitoefening aan huis onder bepaalde voorwaarden toegestaan.

Wonen - 1

De bestaande bedrijfswoningen worden omgezet naar burgerwoningen en worden aangeduid met de bestemming 'Wonen - 1'. Binnen deze bestemming is een strak bouwvlak toegekend, waarbinnen de hoofdgebouwen zijn toegestaan. Buiten het bouwvlak en in bijbehorende gebouwen is de woonfunctie niet toegestaan. De bestemming 'Wonen - 1' wijkt af van de bestemming 'Wonen' doordat binnen de bestemming 'Wonen - 1' bijbehorende gebouwen buiten het bouwvlak gebouwd en behouden mogen worden. Daarnaast biedt deze bestemming ruimte tot het realiseren van tuinen en erven. In de regels zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de inhoud, nok- en goothoogte van de woningen. Naast de woonfunctie is beroepsuitoefening aan huis onder bepaalde voorwaarden toegestaan.

Leiding - Chemie

De voor 'Leiding - Chemie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een leiding met waterstofgas met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 40 bar. De 10-6 plaatsgebonden risicocontour van de leiding is 10 meter. Deze contour is met de gebiedsaanduiding veiligheidszone - leiding opgenomen op de verbeelding.

Waarde - Archeologie 2 en 5

Ter bescherming van de archeologische waarden die mogelijk in het plangebied voorkomen, is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen, voor gronden aan de zuidzijde van het plangebied en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' voor de overige gronden. De gebieden zijn afgestemd op het gemeentelijk archeologiebeleid. Voor deze gronden geldt dat bouwen en een aantal genoemde werken en werkzaamheden, waarbij archeologische waarden in het geding kunnen zijn, slechts mogelijk zijn na voorafgaande toetsing door het bevoegd gezag aan de archeologische waarden. Belangrijk hierbij is dat uitgegaan wordt van het huidige maaiveld, dus voor een eventueel noodzakelijke ophoging.

Waterstaat - Waterkering

De Ziedewijdsedijk functioneert als regionale waterkering en is als zodanig bestemd. Te bescherming van de waterkerende functie geldt een omgevingsvergunningstelsel. Waar de bestemming Waterstaat - Waterkering samenvalt met andere bestemmingen is de bestemming Waterstaat - Waterkering van primaire orde.

Waterstaat - Waterstaatskundige functie

Aan de noordzijde van het plangebied ligt een hoofdwatergang. Ter bescherming van de watergang is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatskundige functie' opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De uitvoering en kosten van het voornemen berusten volledig bij de initiatiefnemer. Met de gemeente Barendrecht is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin is geregeld de eventuele uitgekeerde (tegemoetkomingen in) planschade door de initiatiefnemer aan de gemeente worden vergoed. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid voldoende verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak- en vooroverlegprocedure

Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan voor vooroverleg toegezonden op 25 mei 2016 aan de volgende overleginstanties:

  • 1. Waterschap Hollands Delta
  • 2. Gasunie
  • 3. DCMR
  • 4. Veiligheidsregio
  • 5. Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid
  • 6. Provincie Zuid Holland

De instanties onder 1 tot en met 4 en 6 hebben op het plan gereageerd. Hieronder staat een samenvatting van de reactie met daaronder de reactie vanuit de gemeente.

1. Waterschap Hollands Delta

Met de betrekking tot de toelichting vraagt het Waterschap de volgende aanpassingen:

  • Onder paragraaf 4.3 Water, waterkwantiteit te vermelden dat de beschermingszones vanaf de insteek van de watergangen worden gerekend.
  • Onder hoofdstuk 5.3 bestemmingen staat dat de Ziedewijdsedijk als primaire waterkering functioneert. De Ziedewijdsedijk functioneert echter als regionale waterkering.

Met betrekking tot de verbeelding heeft het Waterschap de volgende opmerkingen:

  • Om een dubbelbestemming op te nemen op de hoofdwatergang en bijbehorende beschermingszone aan de Noordzijde van het terrein. Dit vanwege het belang van deze watergang voor de waterhuishouding.
  • Verder is niet de gehele zonering van de waterkering opgenomen als dubbelbestemming.

Het Waterschap wijst er verder op dat werkzaamheden in de kern- en beschermingszone van de regionale waterkering, in en nabij oppervlaktewaterlichamen en in de weg en wegberm (Ziedwijdsedijk) vergunningplichtig zijn op grond van de Keur van het waterschap.

Reactie gemeente

De gevraagde aanpassingen in de toelichting en verbeelding worden opgenomen.

2. Gasunie

De Gasunie heeft het plan getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op basis van deze toetsing komt de Gasunie tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Reactie gemeente

Deze mededeling wordt ter kennisgeving aangenomen.

3. DCMR

DCMR heeft de volgende opmerkingen op de toelichting van het plan:

  • a. Gevraagd wordt om voor palletbedrijf Staat (paragraaf 4.9 bedrijven en milieuhinder) in de toelichting te verantwoorden of palletbranden onderzocht zijn bij een wijziging van de bestemming. De regelgeving voor brandveiligheid van buitenopslag van niet-milieugevaarlijke stoffen, waaronder hout, is te vinden in art. 7.7 Bouwbesluit 2012.
  • b. Gevraagd wordt om bij 'Beleid en normstelling' ook de Externe Veiligheidsvisie van Barendrecht te noemen.
  • c. Volgens de toelichting van het plan is de ontwikkeling opgenomen in de berekeningen voor het beheersplan groepsrisico Kijfhoek. Het plan is echter niet terug te vinden in de overzichtskaart van bijlage 1 van het bestemmingsplan. Gevraagd wordt om dit toe te lichten.
  • d. Onder 'Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen' is getoetst of de externe veiligheid van de buisleiding relevant is voor de woningen van het plan. DCMR stelt dat dit een te beperkte toelichting is omdat het plan de ligging van een buisleiding met gevaarlijke stoffen (opnieuw) mogelijk maakt. Hierdoor moeten niet alleen de woningen getoetst worden, maar moet het plan ook de verplichte elementen van het Bevb bevatten voor de positieve bestemming van een buisleiding met gevaarlijke stoffen, zoals een verantwoording groepsrisico.
  • e. Op de verbeelding is de ligging van de bovengenoemde buisleiding opgenomen met de aanduiding 'veiligheidszone – leiding'. In de regels is opgenomen 'Leiding - Brandstof'. De verbeelding en regels sluiten niet goed op elkaar aan.
    Het betreft daarnaast geen 'aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 40 bar' maar een leiding met waterstofgas met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 40 bar. Door de leiding stroomt dus waterstof (grondstof voor de chemie) en geen brandstof. DCMR adviseert om de term 'Leiding - Chemie' te gebruiken.
  • f. Ten aanzien van geluid merkt DCMR op dat de (voormalige) bedrijfswoning al eerder positief is bestemd. Het bedrijf moet met zijn activiteiten dan ook al rekening houden met deze woning rekening. Er zijn echter de nodige knelpunten met het bedrijf over de naleving van de geluidvoorschriften. Deze hebben met name betrekking op woningen aan de Noldijk. De gemeente Barendrecht is samen met de DCMR al enkele jaren bezig om dit knelpunt op te lossen. De omzetting van een bedrijfswoning in een burgerwoning kan echter een aantal oplossingsrichtingen mogelijk in de weg staan. Het is immers zoals in de huidige situatie voor een bedrijfswoning eerder aannemelijk om van een hogere geluidsbelasting uit te gaan dan van een burgerwoning. De omzetting kan hierdoor consequenties hebben voor de toekomstige bedrijfsvoering van dit bedrijf.

Reactie gemeente

  • a. Ten aanzien van het palletbedrijf en het direct naastgelegen gebied verandert er feitelijk niets. De bedrijfswoning wordt weliswaar een gewone woning, maar er wordt niets nieuws opgericht en ook de palletopslag is een bestaande situatie.
    Het palletbedrijf heeft in het verleden maatregelen genomen om het risico van brandoverslag te minimaliseren. Eén en ander heeft geresulteerd in een aangebrachte muur tussen het bedrijf en de woning bij de kas. In de milieuvergunning was destijds ook een voorschrift opgenomen voor stapelhoogten van pallets. Deze milieuvergunning heeft nu geen werking meer omdat met de komst van het Activiteitenbesluit in 2008 mogelijk gevaar door brandoverslag bij dit soort bedrijven geen milieu-item meer is. Het valt nu onder de bouwregelgeving. De destijds opgelegde voorschriften in het kader van de Wm hebben geen rechtskracht meer.
    Het bedrijf moet nu voldoen aan het gestelde in het Bouwbesluit 2012. Op basis van artikel 7.7 lid 1 van het Bouwbesluit 2012 dient bedrijfsmatige opslag van brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen (zoals hout) zodanig te zijn dat bij brand geen onveilige situatie kan ontstaan voor een op een aangrenzend perceel gelegen of op dat perceel volgens het bestemmingsplan nog te realiseren gebouw dat op grond van hoofdstuk 2 een (gedeelte) van een brandcompartiment is.
    In artikel 7.7 lid 2 staat aan welke voorschriften de opslag moet voldoen. Er mag geen sprake zijn van brandoverslag naar het andere perceel gedurende een uur nadat een brand in de opslag is uitgebroken.
    In artikel 7.7 lid 3 staat hoe de stralingbelasting wordt gemeten, namelijk op:
    • 1. de perceelsgrens, indien het aangrenzende perceel een kampeerterrein, een speeltuin of een opslag van brandgevaarlijke stoffen is, en
    • 2. enig punt van de uitwendige scheidingsconstructie van een op het aangrenzend perceel gelegen gebouw.

Op 20 februari 2015 is door een inspecteur brandpreventie van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond een nacontrole uitgevoerd. Dit omdat het bedrijf bij een eerdere controle destijds niet voldeed aan de brandveiligheidsvoorschriften zoals opgenomen in het Bouwbesluit 2012. De stapelhoogte van de pallets naast de woning was niet overeenkomstig met de toegestane hoogte volgens het goedgekeurde brandveiligheidsrapport van 8 mei 2006.
Bij de nacontrole is geconstateerd dat de gestelde gebreken hersteld zijn. Het bedrijf voldoet dan ook aan de eisen volgens het bouwbesluit voor de toegestane stapelhoogte van pallets ter hoogte van de woning aan het perceel van de Ziedewijdsedijk.

  • b. De toelichting wordt hierop aangepast.
  • c. Het beheersplan Groepsrisico Kijfhoek wordt jaarlijks geactualiseerd. Bij de herziening van dit jaar is het plan meegenomen.
    In de bijlage van het Beheersplan (versie april 2012) die is opgenomen in het bestemmingsplan wordt dit project niet specifiek benoemd, maar is het opgenomen in de berekening als “Deltapoort - Ruimte voor ruimte woningen wonen - 49 woningen”
  • d. Uit de externe veiligheidsvisie Barendrecht blijkt dat er geen sprake is van een groepsrisico ten gevolge van de leiding. De toelichting zal hierop worden aangevuld.
  • e. De verbeelding wordt aangepast. De dubbelbestemming 'Leiding – Chemie' wordt opgenomen. In de regels wordt artikel 7 aangepast conform. De aanduiding vrijwaringszone – leiding heeft betrekking op de 10-6 PR contour van de leiding. Deze is breder dan de belemmeringszone aangeduid met de dubbelbestemming. Beide zijn conform het vigerende bestemmingsplan opgenomen.
  • f. Op basis van de VNG-uitgave geldt voor dit bedrijf (SBI-code 162.0) een richtafstand van 50 m ten opzichte van een gemengd gebied. De dichtstbijzijnde beoogde woning is gelegen op circa 6 m afstand. Er wordt dus niet voldaan aan de richtafstand. Echter is in de huidige situatie reeds sprake van een bedrijfswoning (milieugevoelige functie), en dient het bedrijf hier in zijn activiteiten al rekening mee te houden. Ten opzichte van de huidige situatie zal het bedrijf door de beoogde ontwikkeling dus niet meer worden belemmerd in zijn bedrijfsvoering en zal ter plaatse van de beoogde woningen sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat.
    Opgemerkt wordt dat door de omzetting van de bedrijfswoning naar burgerwoning er mogelijk eventuele oplossingsrichtingen voor de woningen aan de Noldijk verhinderd worden. Deze oplossingsrichtingen hebben te maken met de wens van het bedrijf om via de noordzijde ontsloten te worden, in plaats van via de Noldijk. Het college heeft op 12 juli 2016 echter besloten niet mee te werken aan deze wens. Deze mogelijke oplossingsrichting is dan ook niet meer aan de orde. Gelet hierop is er geen beletsel om de bedrijfswoning om te zetten naar een burgerwoning.

4. Veiligheidsregio (VRR)

Voor dit plan geeft de veiligheidsregio het volgende advies:

“Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand".”

Reactie gemeente

Het veiligheidsadvies is opgenomen als bijlage 5 bij het bestemmingsplan.

6. Provincie Zuid Holland

  • a. De provincie geeft aan dat zij er van uit gaat dat de 2 woningen in proportie staan tot het aantal vierkante meters te slopen kas.
  • b. De provincie geeft aan dat verbetering van de ruimtelijke kwaliteit voorop staat. Gevraagd wordt om aandacht hiervoor en met name het zicht van de Ziedewijdsedijk op de pallethandel als de kassen gesloopt zijn. De provincie gaat ervan uit dat hieraan aandacht wordt besteedt in een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf.

Reactie gemeente

  • a. De maximaal 2 woningen zijn afgestemd op de regeling ruimte voor ruimte.
  • b. Het zicht op de pallethandel zal door de sloop van de kas  in wezen niet veranderen. De groenstrook met bomen en struiken, op het terrein van de pallethandel  ter hoogte van de kas wordt op dit moment kort gehouden in verband met licht en bladverlies. Het is aannemelijk dat na sloop van de kas deze groenstrook zich ontwikkelt tot een volwaardige groenstrook met opgaan de beplanting, zoals ook elders rondom de pallethandel aanwezig is. Extra aandacht schenken aan de pallethandel in de ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is derhalve niet noodzakelijk, maar het mag natuurlijk duidelijk zijn dat een groene inpassing van de pallethandel essentieel is om te komen tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering van het gebied.

6.2.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 7 oktober 2016 tot en met 17 november 2016 ter inzage gelegen. Dit is gepubliceerd op 6 oktober 2016 in de Staatscourant, de Blik op Barendrecht en op de gemeentelijke website. Het ontwerpbestemmingsplan is ook toegezonden aan de wettelijke overlegpartners.

Tijdens de ter inzage legging zijn er geen zienswijzen ingediend op het plan.