15.2 Bouwregels
Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
15.2.1 Gebouwen
-
a. per tuin mag 15% van de oppervlakte van de tuin tot een maximum van 30 m² worden bebouwd met een tuinhuis, materiaalberging, kas of een combinatie hiervan;
-
b. ten behoeve van het recreatietuinencomplex mag één gemeenschappelijk gebouw worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
-
c. de goothoogte van een tuinhuis of materiaalberging mag ten hoogste 2 meter bedragen;
-
d. de bouwhoogte van een tuinhuis of materiaalberging mag ten hoogste 2,5 meter bedragen;
-
e. de goothoogte van een kas mag ten hoogste 2 meter bedragen;
-
f. de bouwhoogte van een kas mag ten hoogste 2,75 meter bedragen;
-
g. de goot- respectievelijk bouwhoogte van de bebouwing onder b. mag ten hoogste 4 meter/ 6 meter bedragen;
-
h. de dakhelling bedraagt minimaal 30 en maximaal 60 graden, met dien verstande dat bestaande dakhellingen niet mogen worden vergroot. Tevens geldt, dat genoemde hellingsgraden niet van toepassing zijn op gebouwen genoemd onder a.
-
i. de afstand van bebouwing als bedoeld onder a. tot een perceelsgrens bedraagt ten minste 2 meter, met dien verstande dat de afstand van de bebouwing tot een pad ten minste 5 meter bedraagt.
15.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
-
a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
-
b. bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
-
1. 8 meter voor lichtmasten;
-
2. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
-
3. 3 meter voor andere bouwwerken.