direct naar inhoud van 6.7 Bodemkwaliteit
Plan: Lagewei-Vrouwenpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPWGO20090004-VI01

6.7 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

De provincie Zuid-Holland hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek

Ter plaatse van het plangebied zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd12. Het plangebied is in het verleden in gebruik geweest voor agrarische doeleinden. Tevens bevindt zich in het plangebied een voormalige stortplaats. Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat bodem en grondwater in het plangebied maximaal licht zijn verontreinigd met verschillende parameters. De verontreinigingen geven geen aanleiding tot aanvullend onderzoek en leveren geen belemmering inzake de voorgenomen nieuwbouwactiviteiten.

Ter plaatse van de voormalige stortlocatie 'Kilweg' gelegen aan de Middeldijk 45 zijn in twee fasen bodemsaneringswerkzaamheden uitgevoerd. Aanleiding voor de saneringswerkzaamheden waren de vastgestelde (immobiele) verontreinigingen en de voorgenomen herinrichting als landschapspark. Doel van de uitgevoerde bodemsanering was de locatie geschikt te maken voor het toekomstig gebruik. De sanering betrof voor fase 1 het ontgraven van de verontreiniging in het zuidelijke deel van de stortlocatie en voor fase 2 het herschikken van de immobiele verontreinigingen binnen de voormalige stortlocatie in combinatie met het aanbrengen van een leeflaag met een minimale dikte van 1 m. Dit conform het beleid van de provincie Zuid-Holland. Op basis van de uitgevoerde controlemonsters na afloop van de saneringswerkzaamheden voor fase 1 en controles met betrekking tot de dikte van de aangebrachte leeflaag (fase 2) wordt geconcludeerd dat de saneringsdoelstelling is bereikt. De locatie is geschikt voor het beoogde gebruik als landschapspark. Het grondwater ter plaatse van de voormalige stortlocatie is in het kader van het project Nazorg Voormalige Stortplaatsen (NAVOS) tussen 2000 en 2003 onderzocht. Uit de onderzoeken is gebleken dat het grondwater rondom de voormalige stortlocatie plaatselijk matig tot sterk verontreinigd is met barium en/of arseen. In 2007 heeft het bureau Nazorg van de provincie Zuid-Holland een herbeoordeling uitgevoerd van de aanbevelingen uit de rapportage van het NAVOS-programma. Hieruit werd geconcludeerd dat de matige tot sterke grondwaterverontreinigingen met arseen en/of barium, niet zijn te relateren aan de aanwezigheid van de stortlocatie. Deze verhoogde gehalten worden aangemerkt als verhoogde achtergrondconcentraties. Voortzetting van de monitoring, waarbij uitsluitend verhoogde arseen en/of bariumconcentraties zijn geconstateerd, wordt niet zinnig geacht en is daarom gestaakt. Voor fase 1 van de saneringsevaluatie stortlocatie 'Kilweg' gelegen aan de Middeldijk 45 is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 1 juni 2006 instemming verleend. De beschikking op de saneringsevaluatie door Gedeputeerde Staten voor fase 2 is in eerste instantie opgeschort omdat ook de kwaliteit van het grondwater ter plaatse van de voormalige stortlocatie in beeld gebracht dient te worden. Dat grondwateronderzoek is inmiddels afgerond. Uit het onderzoek kwam naar voren dat het grondwater ter plaatse van de voormalige stortlocatie ten hoogste licht verontreinigd is met xylenen, cadmium en barium. Gedeputeerde Staten heeft bij beschikking van 9 december 2010 ingestemd met het evaluatieverslag.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken wordt geconcludeerd dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en het grondwater voldoende is voor de geplande functies. Het aspect bodemkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.