direct naar inhoud van 6.5 Externe veiligheid
Plan: Lagewei-Vrouwenpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPWGO20090004-VI01

6.5 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken6 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten7. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de Circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Op basis van de Circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht8. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De Circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Met de wijziging van de Circulaire per 1 januari 2010 zijn, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid transportroutes gevaarlijke stoffen, de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de Circulaire.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit was reeds enige tijd in voorbereiding. Op grond van dit besluit dient bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te worden gehouden met het plaatsgebonden risico en het groepsrisico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Inrichtingen

In de omgeving van het plangebied bevinden zich twee Bevi-inrichtingen. Aan de Middelweg 3 is het Shell tankstation Ziedewij aanwezig. Het gaat om een lpg-tankstation met een vergunde doorzet van 1.000 m³ lpg per jaar. Voor deze inrichting geldt met ingang van 1 januari 2011 een afstand tot de PR 10-6-contour van 35 m en een invloedsgebied voor het groepsrisico van 150 m. Het plan maakt de ontwikkeling van bedrijfsruimten en kantoren mogelijk die deels zijn gelegen binnen het invloedsgebied van het lpg-tankstation. De beoogde woningen bevinden zich op een afstand van meer dan 150 m van het tankstation. Het aantal extra personen dat als gevolg van de ontwikkeling aanwezig is binnen het invloedsgebied zorgt echter niet voor een significante verhoging van het GR. De DCMR Milieudienst Rijnmond heeft een GR-berekening uitgevoerd voor het lpg-tankstation waaruit blijkt dat het GR ruim onder de oriëntatiewaarde blijft (zie Bijlage 8).

Een tweede Bevi-inrichting in de omgeving van het plangebied betreft de gasbehandelingsinstallatie van de NAM ten westen van de A29 op het bedrijventerrein Vaanpark. Voor deze inrichting geldt een PR 10-6-contour van 60 m. Er is geen QRA voor deze inrichting opgesteld, het invloedsgebied voor het GR is onbekend. Gezien de afstand tot het plangebied, die circa 480 m bedraagt, wordt aangenomen dat de gasbehandelingsinstallatie voor het plan geen relevante risicobron vormt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Over de Kilweg, die is gelegen ten zuiden van het plangebied, vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De aard en de frequentie van dit vervoer zijn zodanig dat er geen sprake is van risico's in de omgeving van de weg.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In de omgeving van het plangebied zijn drie buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gelegen. Deze leidingen zijn weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPWGO20090004-VI01_0024.png"

Figuur 6.1 Buisleidingen en lpg-station in de omgeving van het plangebied Lagewei-Vrouwenpolder (bron: www.risicokaart.nl)

Parallel aan de A29, ten westen ervan, is een aardgastransportleiding gelegen met een diameter van 18 inch en een druk van 80 bar. Voor deze leiding geldt een inventarisatieafstand van 260 m. Daarbinnen dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek worden uitgevoerd naar de invloed op de hoogte van het GR. De afstand tot het plangebied bedraagt circa 380 m zodat deze leiding voor dit plan geen relevante risicobron vormt.

Parallel aan de Kilweg zijn twee buisleidingen gelegen. Ten zuiden van de Kilweg is een buisleiding voor het vervoer van waterstof gelegen die wordt beheerd door Air products. DCMR Milieudienst Rijnmond heeft ten behoeve van de voorgenomen ontwikkelingen in het gebied Lagewei-Vrouwenpolder een advies gegeven over het aspect externe veiligheid9 waarin is aangegeven dat de waterstofleiding geen relevante risicobron is. De ontwikkelingen binnen het plangebied vinden plaats buiten de PR-contour. Er is geen sprake van een GR als gevolg van deze leiding.

Ten noorden van de Kilweg is een zogenaamde natgasleiding gelegen die wordt beheerd door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Deze leiding vormt een relevante risicobron. In onderstaande tabel zijn de kenmerken van beide leidingen weergegeven.

Tabel 6.4 Kenmerken leidingen

type leiding   diameter (inch)   druk
(bar)  
PR 10-6
(m)  
invloedsgebied GR(m)   zakelijk rechtstrook  
waterstofleiding Air products   6 inch   40 bar   0 m   0 m   5 m  
natgasleiding NAM   12 inch   110 bar   0 m*   onbekend   5 m  

* Na toepassing van maatregelen.

Natgasleiding

Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan is in opdracht van leidingbeheerder NAM een risicoanalyse10 uitgevoerd door KEMA (zie Bijlage 9). De risicoberekeningen zijn uitgevoerd met het programma PIPESAFE. De risicoberekeningen die in het verleden door DCMR zijn uitgevoerd waren verricht met het programma Safeti dat minder geschikt is voor buisleidingen. Uit de risicoberekeningen van KEMA blijkt dat in de huidige situatie sprake is van een PR dat lokaal meer bedraagt dan 10-6. Er is tevens sprake van een overschrijding van het groepsrisico met een factor 3.36. Gelet op het maatschappelijk belang van de ontwikkeling van het gebied Lagewei-Vrouwenpolder, is in overleg met de leidingbeheerder tevens onderzoek uitgevoerd naar het effect van maatregelen om de risico's te beperken. Uit de risicoberekening blijkt dat de RP 10-6-contour 0 m bedraagt indien bovenop de leiding 0,6 m extra gronddekking wordt aangebracht of wanneer de druk in de leiding wordt teruggebracht naar 84,5 bar. Uit een eerder advies11 van DCMR is gebleken dat het aanbrengen van een graafbeveiliging met waarschuwingslint eveneens zorgt voor een daling van de faalfrequentie van de leiding zodat de PR 10-6-contour niet buiten de leiding is gelegen (zie Bijlage 10). In alle gevallen daalt tevens het groepsrisico tot onder de oriënterende waarde. In overleg met de leidingbeheerder wordt een graafbeveiliging met waarschuwingslint aangebracht. Na uitvoering van deze maatregel wordt aan de normstelling ten aanzien van externe veiligheid voldaan.

Vanwege de toename van de personendichtheid als gevolg van de ontwikkeling van het plan, is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld waar is ingegaan op de effectafstanden (zie Bijlage 11). Het advies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (zie Bijlage 12) is in deze verantwoording verwerkt. Uit het advies van de VRR volgt dat ten aanzien van de natgasleiding rekening moet worden gehouden met twee scenario's.

Het eerste scenario betreft het worstcasescenario waarin sprake is van een breuk van de leiding. Dit scenario wordt als maatgevend scenario gehanteerd voor de beoordeling van nieuwe zeer kwetsbare bestemmingen zoals kinderdagverblijven, zorginstellingen en dergelijke waar sterk verminderd zelfredzame personen verblijven. De 100% en de 1% letaliteitcontour in dit scenario bedragen respectievelijk 30 m en 150 m. De VRR adviseert om binnen aan afstand van 30 m geen zeer kwetsbare functies toe te staan waar verminderd zelfredzame personen kunnen verblijven. Voor de nieuwe zeer kwetsbare functies die binnen de uit te werken woonbestemming mogelijk worden gemaakt met de aanduiding 'maatschappelijk' geldt dat aan deze afstand ruimschoots wordt voldaan. De afstand tot de leiding bedraagt circa 175 m zodat deze functies zelfs buiten de 1% letaliteitcontour zijn gelegen. Verder zijn op grond van het bestemmingsplan binnen de bestemming Maatschappelijk diverse maatschappelijke functies mogelijk. Binnen een afstand van 30 m tot de leiding is één gebouw reeds aanwezig. In de huidige situatie is ter plaatse een kerk aanwezig. Om te voorkomen dat hier in de toekomst een zeer kwetsbare functie wordt ontwikkeld waar sterk verminderd zelfredzame personen aanwezig zijn is voor dit bouwvlak een aanduiding opgenomen waarmee is bepaald dat enkel een kerk is toegestaan.

Het tweede scenario betreft het meest waarschijnlijke scenario waarin sprake is van een lek. Voor dat scenario is geen 100% letaliteitcontour bekend, de 1% letaliteitcontour bedraagt 20 m. De VRR adviseert om binnen de 1% letaliteitcontour geen nieuwe woningen mogelijk te maken. Aangezien de afstand van de leiding tot de grens van het uit te werken woongebied meer dan 20 m bedraagt, wordt aan het advies van de VRR voldaan. Bij de uitwerking van de woonbestemming zal de afstand tot de daadwerkelijke woningen waarschijnlijk nog groter zijn. Verder adviseert de VRR over maatregelen bij nieuwe woningen in de zone van 150 m van de leiding waarmee de mate van zelfredding wordt verhoogd en het effect kan worden teruggedrongen. Bij de uitwerking van de woonbestemming zal op deze maatregelen nader worden ingegaan, het uitwerkingsplan zal wederom voor advies worden voorgelegd aan de VRR.

Toekomstige ontwikkelingen

De Kilweg die ten zuiden van het plangebied loopt zal naar verwachting in 2013 worden verbreed. Ten behoeve van de verbreding zal de natgasleiding moeten worden verlegd naar de zuidzijde van de Kilweg. Dit betekent dat de natgasleiding verder van het plangebied af komt te liggen. Dit heeft een gunstige invloed op de hoogte van groepsrisico van de natgasleiding.

Conclusie

Na uitvoering van de beheersmaatregel bij de natgasleiding en de graafbeveiliging met waarschuwingslint, voldoet het plan aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. De toename van de personendichtheid in de omgeving van de natgasleiding en de externe veiligheidssituatie na uitvoering van het plan is verantwoord. Het aanbrengen van een graafbeveiliging met waarschuwingslint kan niet als voorwaarde worden opgenomen in het bestemmingsplan. De gemeente neemt daarom gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan een besluit over de uitvoering van deze beheersmaatregel aan de natgasleiding. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.