Op basis van het literatuuronderzoek en een veldbezoek is een inschatting gemaakt van de eventuele effecten van de voorgenomen aanleg op mogelijk aanwezige beschermde soorten (toetsing soortenbescherming Wet natuurbescherming) en op de beschermde gebieden (voortoets en toetsing Natura2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland. Hieruit volgt een conclusie ten aanzien van de aanvaardbaarheid van de effecten of een aanbeveling tot nader onderzoek of vervolgprocedures. Met behulp van een literatuurstudie is gekeken of er relevante waarnemingen uit het verleden zijn gedaan van beschermde soorten in en rond het plangebied.
Quickscan ecologie
Een quickscan, zoals is uitgevoerd voor het toekomstige woongebied, inclusief de locatie van de Brede school (ODMH, 24 juni 2018, zie
bijlagen bij toelichting bijlage 10), is een verkennend ecologisch onderzoek en betreft geen uitgebreide inventarisatie, waardoor slechts in beperkte mate uitsluitsel gegeven kan worden over de aan- en afwezigheid van beschermde soorten.
Dit onderzoek heeft geen betrekking op de percelen Heerewegh 30 en 34. Voor de Heerewegh 30 kan een ecologisch onderzoek aan de orde zijn, als gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. De quickscan voor de Heerewegh 34 wordt later in deze paragraaf behandeld.
Het veldbezoek is 26 juni 2018 uitgevoerd, het weer was half tot zwaarbewolkt met 22 graden Celsius en het was nagenoeg windstil. Een gedegen soorteninventarisatie vereist dat op verschillende momenten veldinventarisaties plaatsvinden, omdat iedere soort zijn eigen optimale periode kent. In het geval van strikt beschermde soorten, wordt een verkennend onderzoek als onderbouwing bij de aanvraag van een ontheffing door Omgevingsdienst Haaglanden nooit afdoende geacht. Aanvullend veldonderzoek, op die tijdstippen in het seizoen die voor de verscheidene soorten het meest gunstig zijn, is dan noodzakelijk. De quickscan richt zich voornamelijk op de geschiktheid van het plangebied voor strikt beschermde soorten. Indien het geschikt blijkt, kan aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn voor de juiste juridische onderbouwing binnen de toelichting van het bestemmingsplan.
De conclusies van de uitgevoerde quickscan zijn de volgende:
- Soortenbescherming
Aanvullend onderzoek naar vogels met jaarrond beschermde nesten, vissen, rugstreeppad, platte schijfhoren en vleermuizen met verblijfplaatsen en het foerageren ervan is nog nodig om de ontheffingsplicht vast te kunnen stellen. Het onderzoek kan worden uitgevoerd, terwijl de bestemmingsplanprocedure loopt, maar dient te zijn afgerond om bij definitieve vaststelling van het plan te kunnen concluderen of het bestemmingsplan haalbaar is voor de Wet natuurbescherming.
- Gebiedsbescherming
Het plangebied Bentwijck maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied, het NatuurNetwerk Nederland (NNN) en/of beschermde weidevogelgebieden. De afstand tot Natuurnetwerk Nederland (NNN) bedraagt ca. 2,9 km. Het plangebied bevindt zich op een afstand van ca. 3,6 km van het Natura 2000-gebied 'De Wilck' en circa 14 km van de Natura2000-gebieden 'Meijendel & Berkheide' en 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck'. Voor de beoogde ontwikkeling is een stikstofberekening uitgevoerd om de mogelijke effecten op de omliggende Natura 2000-gebieden in beeld te brengen. De stikstofberekening wordt later in deze paragraaf behandeld.
- Maatregelen
Een aantal maatregelen is nodig om overtredingen te voorkomen. Zo kan niet worden gesloopt/gekapt in broedseizoen (zonder aanvullende controle). Verlichting van bouwterreinen kan niet ’s nachts worden toegepast, om verstoring van vleermuizen te voorkomen. Verder dient zorgvuldig om de watergangen te worden gewerkt. Demping van de watergangen dient in één eind te beginnen en vanuit daar naar het andere eind van de watergang te worden uitgevoerd, zodat ringslang kan vluchten voor de activiteiten. De zorgplicht is ook van toepassing voor overige zoogdieren en niet strikt beschermde amfibieën. In de diverse goedgekeurde gedragscodes (bijvoorbeeld die van Stadswerk en de Unie van Waterschappen) zijn maatregelen opgenomen die kunnen worden toegepast om aan de zorgplicht te voldoen.
Nader onderzoek ecologie
Er is een nader onderzoek ecologie uitgevoerd (ODMH, 25 oktober 2019, zie
bijlagen bij toelichting bijlage 11). Hierbij is onderzoek gedaan naar het gebruik van het gebied door de vleermuis, gierzwaluw, huismus, rugstreeppad, grote modderkruiper, platte schijfhoren, kerkuil en steenuil.
- Vleermuizen
Er zijn waarnemingen gedaan van de laatvlieger, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis. Tijdens het onderzoek zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen. De aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen binnen het plangebied is uitgesloten. De beoogde ontwikkeling heeft daarom geen negatief effect op verblijfplaatsen van vleermuizen.
Het plangebied werd door deze individuen niet tijdens alle bezoeken gebruikt voor foerageergedrag. Wanneer het plangebied wel werd gebruikt door deze individuen was het vaak slechts voor een korte periode waarna er elders werd gefoerageerd. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van essentieel foerageergebied voor de aangetroffen vleermuizen. In de omgeving van het plangebied is ook kwalitatief beter foerageergebied aanwezig, omdat de omgeving een groener karakter heeft dan het plangebied, met o.a. bosschages, ruige graslanden en waterpartijen.
Tijdens het onderzoek werden langsvliegende gewone- en ruige dwergvleermuizen en laatvliegers waargenomen in het plangebied. De vliegbewegingen in het plangebied waren diffuus waarmee er geen sprake is van een essentiële vliegroute.
- Gierzwaluw
Er zijn binnen het plangebied geen verblijfplaatsen van gierzwaluw aangetroffen. De aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van gierzwaluw binnen het plangebied is uitgesloten.
- Huismus
Er zijn binnen het plangebied geen nesten van huismus aangetroffen. Er zijn binnen het plan ook geen zingende mannetjes of paartjes huismussen waargenomen. De aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van huismus binnen het plangebied is uitgesloten. Het plangebied is geen onderdelen van de functionele leefomgeving van verblijfplaatsen van huismussen in de omgeving van het plangebied.
- Rugstreeppad
Er zijn binnen het plangebied geen rugstreeppadden aangetroffen en er is ook geen kooractiviteit vastgesteld. De aanwezigheid van rugstreeppad in het plangebied is uitgesloten.
- Platte schijfhoren en grote modderkruiper
Er zijn geen individuen van platte schijfhoren aangetroffen. Uit de DNA test blijkt dat grote modderkruiper niet in het plangebied voorkomt. De aanwezigheid van platte schijfhoren en grote modderkruiper binnen het plangebied is uitgesloten.
- Kerkuil en steenuil
Er zijn geen individuen, nesten of foerageergebieden vastgesteld van kerkuil en steenuil. De aanwezigheid van kerkuil en steenuil binnen bebouwing in het plangebied is uitgesloten. Ook is het uitgesloten dat de rest van het plangebied een essentiële functie heeft voor kerkuil of steenuil met een nest buiten het plangebied.
- Conclusie nader onderzoek
Het nader onderzoek toont aan dat het onderhavige initiatief niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten en dat het plangebied geen onderdeel is van essentieel leefgebied van deze beschermde soorten.
Quickscan ecologie Heerewegh 34
Voor de locatie Heerewegh 34 is een quickscan ecologie uitgevoerd (Omgevingsdienst Midden-Holland, 9 december 2020, zie
bijlagen bij toelichting bijlage 12). Met de quickscan is getoetst of de voorgenomen herinrichtingsplannen op dit perceel de Wet natuurbescherming wordt overtreden, zodat kan worden bepaald of nog een vergunning/ontheffingsaanvraag nodig is. Uit deze quickscan zijn de volgende resultaten en conclusies naar voren gekomen.
- Natura 2000-gebieden
Negatieve effecten door trillingen, geluid, licht et cetera op Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. Een negatief effect door de uitstoot van stikstof tijdens de bouw en gebruiksfase kan niet op voorhand worden uitgesloten. Om zeker te zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is, is een stikstofberekening (AERIUS) nodig om negatieve effecten op Natura 2000-gebieden uit te sluiten.
- Natuurnetwerk Nederland (NNN) en weidevogelgebieden
Negatieve effecten op Natuurnetwerk Nederland (NNN) en beschermde weidevogelgebieden worden uitgesloten. Het plangebied is niet in of direct naast zo’n gebied gelegen.
- Houtopstanden
Een toetsing aan beschermde houtopstanden is niet nodig onder de Wnb. In het plangebied geldt alleen de plaatselijke APV. Het plangebied bevat geen bomen die zijn opgenomen in de gemeentelijke beschermwaardige bomenlijst, waardoor een kapvergunning onder de APV niet nodig is.
- Soortenbescherming
De beoogde ontwikkeling is mogelijk strijdig met de Wet natuurbescherming op de volgende onderwerpen:
- Het voorkomen van algemene broedvogels in het plangebied;
- Het voorkomen van sperwer en/of ransuil in het plangebied;
- Het voorkomen van rugstreeppad in het plangebied;
- Verstorende werking van licht op in de omgeving voorkomende vleermuizen.
Om die reden dienen de volgende maatregelen genomen te worden:
- Soortgericht onderzoek is benodigd om te bepalen waar voortplantingsplaatsen van rugstreeppadden aanwezig zijn in de omgeving. Op basis van dit onderzoek dienen conclusies getrokken te worden of er negatieve effecten aanwezig zijn op voortplantingslocaties of winterrusthabitat.
- Soortgericht onderzoek is benodigd om te bepalen of jaarrond beschermde nesten van sperwer en/of ransuil in het plangebied aanwezig zijn.
- Werk buiten het vogelbroedseizoen (het broedseizoen loopt grofweg van maart tot september)
- Een broedvogelcontrole voor de start van de werkzaamheden.
- Voer de werkzaamheden uit bij daglicht, om lichtverstoring voor vleermuizen te voorkomen. Indien bij nacht gewerkt wordt, dient aan te brengen bouwplaatsverlichting niet uit te stralen richting de omgeving.
- Neem de zorgplicht in acht, door tijdens de werkzaamheden het terrein vanuit één kant te benaderen. Hierdoor kan aanwezige fauna het terrein tijdig ontvluchten.
Stikstofberekening
In de Wet natuurbescherming is voorgeschreven dat voor alle activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op Natura 2000-gebieden een vergunning vereist is. Verzuring en vermesting is één van die mogelijk negatieve effecten. Voor ieder habitattype binnen een Natura 2000-gebied dat gevoelig is voor verzuring en/of vermesting is een kritische depositiewaarde (KDW) vastgesteld. De KDW geeft de grens aan waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van het habitat significant wordt aangetast door de verzurende en/of vermestende invloed van atmosferische stikstofdepositie. Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State uitspraak gedaan omtrent de PAS. De PAS mag niet meer gebruikt worden als basis voor toestemming voor ‘activiteiten’. Hiermee is de PAS buiten werking gesteld. In de nieuwe AERIUS Calculator van oktober 2020 zijn de bezwaren van de Afdeling bestuursrechtspraak zoals verwoord in de uitspraak van 29 mei 2019 weggenomen.
Het initiatief gaat in de gebruiks- en bouwfase gepaard met enige uitstoot van stikstof. Om die reden zijn AERIUS-berekeningen uitgevoerd, gebruik makend van de AERIUS Calculator 2020 (RHO adviseurs, 12 januari 2021, zie
bijlagen bij toelichting bijlage 13). Zowel voor de gebruiksfase als de aanlegfase wordt geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar.
Conclusie
Uit de resultaten van de Quickscan ecologie is gebleken dat het toekomstige woongebied (incl. locatie Brede school) mogelijk geschikt is voor de aanwezigheid van beschermde soorten. Derhalve is een nader onderzoek ecologie uitgevoerd. Het nader onderzoek is gericht op het gebruik van plangebied door vleermuizen, gierzwaluw, huismussen, rugstreeppad, grote modderkruiper, platte schijfhoren, kerkuil en steenuil.
Het nader onderzoek toont aan dat er geen beschermde soorten voorkomen binnen het plangebied of de invloedsfeer van het voornemen en dat het plangebied geen onderdeel is van essentieel leefgebied van deze beschermde soorten. Het voornemen leidt daarmee niet tot negatieve effecten. Er zijn geen aanvullende onderzoeken of maatregelen nodig en een ontheffing is evenmin nodig. Om negatieve effecten op broedvogels te voorkomen wordt aanbevolen om buiten het algemene broedseizoen te werken. Wanneer er binnen het broedseizoen wordt gewerkt zijn aanvullende controles nodig om te voorkomen dat broedende vogels met de werkzaamheden worden verstoord. Wanneer er een broedende vogel wordt aangetroffen dient er een verstoringsvrijezone aangewezen te worden door een ter zake kundige ecoloog. Binnen deze verstoringsvrijezone mag er niet gewerkt worden. Dit kan betekenen dat het werk tijdelijk moet worden stilgelegd.
Voor de locatie Heerewegh 34 is een quickscan ecologie uitgevoerd, waaruit blijkt dat nader onderzoek nodig is ten aanzien van rugstreeppad, sperwer en ransuil.
Voor de locatie Heerewegh 30 kan, wanneer gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, een onderzoek naar flora en fauna aan de orde zijn.
Op basis van het onderzoek stikstofdepositie kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.
Geconcludeerd kan worden dat, mits enkele genoemde maatregelen getroffen worden, het aspect flora en fauna geen belemmeringen veroorzaakt voor de beoogde ontwikkeling.