Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bentwijck, Benthuizen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0484.BHbentwijck-VA01

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding en doel
Ten oosten van de dorpskern Benthuizen ligt de ontwikkellocatie Bentwijck. Het betreft een plangebied met een omvang van circa 8,5 hectare tussen de kern Benthuizen en bedrijvenpark Verbreepark. De gemeente Alphen aan den Rijn heeft samen met Habeko Wonen en twee marktpartijen plannen ontwikkeld voor  woningbouw (maximaal 200 woningen) en een nieuwe Brede School Benthuizen met ‘De School met de Bijbel’ van Mantum Onderwijs, ‘OBS Arnoldus van Os’ van Morgenwijzer en Junis Kinderopvang.
 
Met deze planontwikkeling wordt uitvoering gegeven aan de door de voormalige gemeenteraad van Rijnwoude op 11 december 2008 vastgestelde Samengestelde structuurvisie Rijnwoude 2020, waarin het plangebied als project is opgenomen om woningbouw mogelijk te maken.
 
In de gebiedsvisie Benthuizen (2019) is herbevestigd dat deze uitleglocatie ontwikkeld kan worden. Door invulling van deze locatie wordt Benthuizen een completer dorp. De transformatie naar woningbouw van de ontwikkellocatie Bentwijck levert een bijdrage aan de woningbehoefte binnen de gemeente in het algemeen en specifiek voor de woonkern Benthuizen.
   
De huidige scholen voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd en de bestaande bebouwing kan hier niet geschikt voor worden gemaakt. Daarnaast past het aantal leerlingen, gebaseerd op de leerlingenprognose 2026 niet in de bestaande schoolgebouwen. De nieuw te realiseren Brede School Benthuizen biedt opvang en (passend) onderwijs voor alle kinderen van 0 tot 13 jaar in Benthuizen. Hierdoor ontstaat een nieuwe accommodatie die toekomstbestendig is.
 
Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken is het noodzakelijk om het vigerende bestemmingsplan 'Benthuizen' (2013) te herzien. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
 
1.2 Plangebied
Het plangebied Bentwijck is gelegen in de plaats Benthuizen en bevindt zich ten noordoosten van een recreatiegebied met aansluitend de wijk Oosterheem in Zoetermeer. Het plangebied betreft een agrarisch gebied ten westen van het bedrijventerrein Verbreepark en ten oosten van de woonstraten Croesinck en de Bentlanden. Verder ligt het plangebied ten zuiden van de Heerewegh en ten noorden van de Bentwoudlaan. De particuliere percelen Heerewegh 30 en 34 zijn ook in het plangebied opgenomen.
 
De navolgende afbeeldingen geven de ligging en de begrenzing van het plangebied weer.
 
Ligging plangebied in relatie tot omgeving (rode cirkel, bron: Google Earth) 
Begrenzing plangebied (rode omkadering, bron: Google Earth)
 
1.3 Geldende bestemmingsplannen
Het plangebied ligt binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan 'Benthuizen'. Dit bestemmingsplan heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Rijnwoude op 26 september 2013 vastgesteld. De gronden in het plangebied hebben hierin de bestemming 'Agrarisch' met enkele agrarische bouwvlakken aan de noordzijde. De gronden die aangewezen zijn voor 'Agrarisch' zijn bestemd voor een agrarische bedrijfsuitoefening. Het oprichten van woningen en een school is in strijd met het geldende bestemmingsplan.
 
Daarnaast heeft het noordelijk gedeelte van het plangebied in het 'Parapluplan Archeologie' de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Deze gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Het zuidelijk gedeelte bevat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5'. De strook langs de Heerenwegh is voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' en is mede bestemd voor een waterkering.
 
Het noordwestelijke gedeelte van het plangebied bevat tevens de gebiedsaanduiding vrijwaringszone - 'molen biotoop 400 m'. Ter plaatse van deze aanduiding gelden, aanvullend op de voor deze gronden aangegeven bestemmingen, nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van de waarde landschapsbepalend element. Er mag binnen de aanduiding geen bebouwing of beplanting worden opgericht met een grotere hoogte dan 1/30 van de afstand, gemeten tussen de bebouwing of beplanting en het onderste punt van de verticaal staande wieken van de molen.
 
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan weer ter plaatse van het plangebied.
   
Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Benthuizen' (plangebied: rode omkadering)
 
Het realiseren van woningen en voorzieningen is niet passend binnen de bestemming 'Agrarisch', zodat het bestemmingsplan voor de gronden in het plangebied moet worden herzien om de realisatie van de woningen en school mogelijk te maken. Om de woningbouw en het schoolgebouw mogelijk te maken dient een nieuw juridisch-planologisch kader te worden opgesteld. Voorliggend plan voorziet hierin.
 
Tevens geldt voor de gronden van het plangebied het 'Parapluplan Archeologie'. Het 'Parapluplan Archeologie' is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Alphen aan den Rijn op 22 januari 2019. Met dit parapluplan zijn de archeologische waarden en verwachtingen in beeld gebracht door middel van een juridisch kader.
 
Naast de hiervoor genoemde plannen geldt ook het 'Parapluplan Parkeren', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Alphen aan den Rijn op 21 juni 2017. Het doel van dit bestemmingsplan is om ten aanzien van het parkeren de oude verwijzing naar de Bouwverordening in de geldende bestemmingsplannen te laten vervallen, alsmede de parkeernormen uit eerdere bestemmingsplannen te vervangen door uniforme bepalingen die verwijzen naar beleidsregels voor parkeernormen. Dat betreft thans de 'Nota parkeernormen en parkeervoorzieningen 2020 gemeente Alphen aan den Rijn', zoals door de gemeenteraad op 24 september 2020 is vastgesteld. Deze beleidsregels zijn niet beperkt tot auto-parkeren, maar hebben ook betrekking op fiets-parkeren.
 
1.4 Opzet van het plan
De bestaande situatie wordt in hoofdstuk 2 beschreven, waarna in hoofdstuk 3 de toekomstige situatie wordt beschreven in de planbeschrijving. In hoofdstuk 4 is een beschrijving van het relevante nationale, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van het project onderbouwd met betrekking tot de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 wordt der waterparagraaf behandeld. In hoofdstuk 7 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Hoofdstuk 8 beschrijft de economische uitvoerbaarheid. Tot slot wordt in hoofdstuk 9 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan omschreven, waarbij de uitkomsten van het vooroverleg en een verslag van de tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediende zienswijzen worden opgenomen.
2 Bestaande situatie
2.1 Historie
Benthuizen is ontstaan in het kruispunt tussen de Dorpsstraat en de Benthuizenvaart. Vanaf 1200 ontstond er één rijtje boerderijen langs de Dorpsstraat in een open slagenlandschap. De veengrond werd afgegraven voor turfwinning, de plas werd leeg gemalen en er ontstond nieuwe weidegrond.
 
De invloed van de kerk op het dagelijks leven is groot, tot en met kledingvoorschriften voor personeel van Christelijke scholen aan toe. Vanaf 1850 kwam er enige bebouwing tussen de Dorpsstraat en het water. Vanaf 1900 breidde het dorp zich uit: in het noorden wat losse bebouwing 'achter de dijk' en in het zuiden compacte woningbouw in een klein gedeelte aan de Dorpsstraat. De Dorpsstraat vormde het  sfeervolle 'hart' van Benthuizen. In de jaren ’60 werden de eerste orthogonale nieuwbouwwijken aangelegd.
 
Het dorp groeide verder, voornamelijk in de jaren 70-80 van de vorige eeuw. Ook deze bebouwing volgde min om meer de harde richting van de verkavelingspatroon. De orthogonale wijken beslaan een grote oppervlakte, maar zijn veel minder karakteristiek dan het oude centrum. In de jaren ’90 werd het bedrijventerrein aan de oostkant van het dorp aangelegd.
 
Vanaf het jaar 2000 werd de woningbouwlocatie 'Bentwoudpark' ontwikkeld. Daarmee werd de zuidwestelijke rand van het dorp ingevuld. Het gebied Bentwijck, tussen de oostelijke rand van het dorp en het bedrijfsterrein Verbreepark is de laatste uitbreidingslocatie van het dorp.
 
De navolgende afbeelding toont de historische ontwikkeling van Benthuizen. Dit is een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke analyse om de (ruimtelijke) identiteit van het dorp te bepalen.
 
Historische ontwikkeling Benthuizen; 1815, 1900, 1975 en 2015 (Bron: Biedboek)
 
Vanaf 1960 zijn er grote aantallen sobere rijtjeswoningen in Benthuizen gebouwd. Vanuit de recente huizenmarkt bekeken doet de uitstraling van deze sobere en orthogonale buurten wat gedateerd aan.
 
De historische ontwikkeling van Benthuizen laat een aantal belangrijke ruimtelijke elementen zien die kenmerkend zijn voor de ruimtelijke identiteit van het dorp. Het is van belang deze ruimtelijke elementen te behouden en te versterken als er ontwikkelingen plaats vinden.
 
2.2 Huidige situatie
Het plangebied bevindt zich tussen de ten noorden gelegen Heerewegh en ten zuiden gelegen Bentwoudlaan en is gesitueerd tussen de kern Benthuizen en bedrijvenpark Verbreepark. De totale oppervlakte van het plangebied beslaat ruim 8,5 hectare. In de huidige situatie kent het gebied een agrarisch gebruik.
 
Aan de Heerewegh 30, 32 en 34 zijn drie (voormalige) agrarische bedrijven met een bouwvlak gevestigd. De agrarische bedrijvigheid wordt opgeheven. De agrarische opstallen aan de Heerewegh 32 zijn inmiddels gesloopt.
 
De Bentwoudlaan is een 50 km/u-weg. Ter hoogte van het plangebied is een rotonde aanwezig. De Heerewegh is een 30 km/u-weg en gaat in westelijke richting over in de Dorpsstraat, welke een doorgaande weg vormt richting de oude kern van Benthuizen. Aan de oostzijde van het plangebied zijn enkel 30 km-wegen aanwezig.
 
Navolgende afbeelding geeft de huidige situatie weer vanaf de Bentwoudlaan.
 
Huidige situatie plangebied gezien vanaf de Bentwoudlaan (bron: Google Maps, juli 2018)
3 Planbeschrijving
3.1 Inleiding
De planontwikkeling Bentwijck voorziet in een transformatie naar woningbouw en een nieuw Brede School met kinderopvang. Voor de beoogde transformatie van het plangebied is het Biedboek 'Bentlanden-II Ruimtelijke kwaliteit en randvoorwaarden' (december 2019) vastgesteld. Hierin zijn ambities, randvoorwaarden en uitgangspunten opgenomen voor stedenbouw en architectuur, openbare ruimte en duurzaamheid . Voor de ontwikkellocatie Bentwijck geldt de volgende algemene ambitie: bijzonder qua dorpse en kleinschalige architectuur, maar niet in functionaliteit en sociaal opzicht. Daarbij sluit de wijk straks naadloos aan op het huidige Benthuizen.
 
Deze uitgangspunten en randvoorwaarden zijn de leidraad geweest voor een aanbesteding om een marktpartij te selecteren. In dat verband zijn drie documenten vervaardigd: ‘Ontwerp stedenbouw, architectuur en openbare ruimte’, ‘Visie op de markt en het plan/Marktstrategie’ en ‘Plan van aanpak, planning en fasering’.
 
Het Biedboek en het stedenbouwkundig plan van de gekozen marktpartij hebben als basis gediend voor dit bestemmingsplan. In de volgende paragrafen wordt hierop nader ingegaan.
 
3.2 Ruimtelijke structuur
Bentwijck
Voor de beoogde ontwikkeling van Bentwijck is indicatief een stedenbouwkundig plan uitgewerkt. Dit voorlopige schetsontwerp is op navolgende afbeelding weergegeven. Daarnaast zijn in het Biedboek 'Bentlanden-II Ruimtelijke kwaliteit en randvoorwaarden' de aspecten benoemd die van belang zijn voor de nadere invulling van Bentwijck.
 
Indicatieve stedenbouwkundige opzet Bentwijck (bron: Van Wijnen/Urbis bureau voor stadsontwerp, 2020) 
 
Het plangebied maakt onderdeel uit van de dorpse sfeer van Benthuizen. Het plangebied krijgt een duidelijk eigen karakter, maar zoekt ook aansluiting op de omringende omgeving. Het is een venster naar het Bentwoud en een nieuwe ingang naar Benthuizen. Hierbij gaat het ook om het versterken van de oude structuren van onder andere de Dorpsstraat en de Benthuizervaart. Voor Bentwijck is het belangrijk om in het noordelijke gedeelte de bebouwingstypologie van het lint van de Dorpsstraat, door te trekken tot aan het bedrijfsterrein.
 
Een centrale as vormt de ruggengraat van Bentwijck. Samen met De Bentlanden en de Parkzone gaan deze de groenblauwe dragers van de wijk vormen. Centraal is een wijkhart voorzien, een bijzondere ruimte met herkenbare bebouwing en waaraan ook de Brede School een prominente positie inneemt. Aan het beoogde raamwerk van openbare ruimtes liggen woonvelden. Hierbij is gekozen voor subtiele richtingsverdraaiingen die gebaseerd zijn op structuren uit de omgeving.
 
Bij de signatuur van Bentwijck staat de dorpse uitstraling centraal. In een dorp voelen mensen zich verbonden met hun woonomgeving én elkaar. Er is gekeken naar een goede hoofdopzet van de wijk en bepaald waar je via zichtlijnen ver weg kan kijken en waar juist een intieme sfeer gecreëerd kan worden. De plek waar wordt gewoond, is heel bepalend voor de sfeer en iedereen heeft zo zijn eigen voorkeur. Met verschillende woonsferen is er veel te kiezen en biedt Bentwijck voor elk wat wils.
  
Grote (ruimtelijke) gebaren maken dat Bentwijck geen 'eiland' is en dat het hele dorp deze nieuwe buurt kan benutten: een versterkte waterstructuur en een 'groene vinger' vanuit het Bentwoud geven structuur aan het plan. Een eventueel geluidsscherm aan de zijde van het Verbreepark moet passen bij de dorpse en groene sfeer. Hier wordt geen monumentale en industriële uitstraling verwacht.
 
Voor Bentwijck zijn kleinschaligheid en lage bebouwing de uitgangspunten. De goothoogtes variëren van 3 m tot maximaal 6 m. Met een afwisseling van tuit-, langs- en dwarskappen wordt het dorpse karakter versterkt. Soms wordt de kap doorgezet tot aan een 1 laagse aanbouw op de kop van een blok. Kappen met lage goten versterken het dorpse karakter. De accenten in de woningbouw worden niet in hoogte, maar in architectuur toegevoegd. Daarmee wordt de stedenbouwkundige hoofdstructuur en het dorpse karakter van Bentwijck versterkt. Op belangrijke koppen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte zal rekening worden gehouden met een uitbouw op de begane grond waardoor overhoekse en verrassende doorkijkjes ontstaan. Bovendien worden zo blinde gevels voorkomen.
 
Impressie woningbouw (bron: Ontwerp stedenbouw, architectuur en openbare ruimte, Van Wijnen)
 
De westelijke rand van Bentwijck wordt gekenmerkt door een lagere dichtheid, waarmee een goede overgang met de bestaande bebouwing van de Bentlanden ten westen van het plangebied gevormd wordt. In zuidelijke richting komen er aan de westelijke rand steeds meer vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen te staan. Hiermee wordt er qua korrelgroottes aangesloten op de bestaande korrelgroottes in het zuidelijke deel van het plangebied die groter zijn dan in het noordelijke deel.
  
Referenties gebakken klinker, lage goothoogte en groen (bron: Ontwerp stedenbouw, architectuur en openbare ruimte, Van Wijnen)
Impressie woningbouw (bron: Ontwerp stedenbouw, architectuur en openbare ruimte, Van Wijnen)
 
In het oosten van het plangebied Bentwijck is een plek voor de Brede school gereserveerd. De positie van deze school biedt kansen om Bentwijck bij het dorp te betrekken doordat veel bewoners van Benthuizen hier gebruik van maken. De school heeft hierdoor een belangrijke rol in het dorp en de wijk en moet daarom goed bereikbaar zijn. Ook omdat deze een belangrijke ontmoetingsplek vormt voor het dorp.
 
In de Parkzone wordt een brede waterloop aangelegd met een slingerende groenstrook met kleine heuvels. Aan de westzijde van deze parkzone bevinden zich de waterwoningen met terrassen over het water. De bedrijfskavels aan de oostzijde vormen met de huidige sloot de begrenzing.
 
De hoofdontsluiting van het plangebied vindt plaats aan de zuidzijde vanaf de Bentwoudlaan, waar reeds een rotonde is aangelegd. Aan de westzijde wordt het plangebied ontsloten via de bestaande infrastructuur van de naastgelegen woonwijk. Aan de noordzijde wordt het nieuwe woongebied aangesloten op de Heerewegh. De voormalige boerderijen Heerewegh 30 en 34 en kavels aan die weg, zijn rechtstreeks ontsloten vanaf de Heerewegh.
 
De beoogde wegen in het plangebied bestaan enkel uit 30km/u-wegen, voetpaden en eventuele woonerven. Geparkeerde auto's worden waar mogelijk aan het zicht vanaf de straat onttrokken. Dit wordt gerealiseerd door zowel parkeren op eigen erf, als door parkeerhofjes en door het toepassen van groen. Daarnaast wordt voorzien in een fijnmazige langzaamverkeersstructuur binnen het plangebied, met aansluitingen op de omliggende infrastructuur.
 
Perceel Heerewegh 30
De ruimtelijke structuur van dit perceel blijft in stand, omdat de bebouwing niet wijzigt. Alleen de bestemming wordt gewijzigd naar wonen, omdat er geen agrarische activiteiten meer plaatsvinden.
In het plan wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden maximaal 18 woningen mogelijk te maken wanneer de bestaande bebouwing wordt verwijderd.
 
Perceel Heerewegh 34
Op het voormalige agrarische perceel Heerewegh 34 bevindt zich rijksmonumentale bebouwing. Het rijksmonument blijft volgens de huidige situatie behouden. In het noordelijke gedeelte van het perceel vinden er geen wijzigingen plaats. Achter op het perceel worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Het gaat hier om in totaal drie woningen, bestaande uit twee twee-aaneengebouwde woningen en één vrijstaande woning. Deze drie woningen sluiten aan op de bebouwing van Bentwijck.
 
Aan de zuidzijde van het perceel wordt een nieuwe ontsluiting gerealiseerd die aansluit op de verkeersstructuur van Bentwijck. Elke woning beschikt over twee parkeerplaatsen op het eigen terrein. Daarnaast worden nog twee langsparkeerplaatsen langs de weg gerealiseerd. Ten zuiden en oosten van de drie woningen worden nieuwe watergangen gegraven.
   
De navolgende afbeelding toont de beoogde situatie voor het perceel Heerewegh 34.
 
Beoogde situatie perceel Heerewegh 34 (bron: Initiatiefnemer Heerewegh 34)
  
3.3 Functionele structuur
Woningbouw Bentwijck
De invulling van het plangebied voorziet voornamelijk in woningbouw met maximaal 200 woningen. De nieuwbouwwoningen bestaan uit vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen, rijenwoningen en eventueel appartementen. De woningen wisselen in type en prijssegment en kenmerken zich door innovatie, diversiteit, kleinschaligheid en intimiteit.
 
Brede School Benthuizen
In het plangebied wordt ook een Brede School Benthuizen ontwikkeld. De geplande locatie voor de Brede School ligt aan de noordoostzijde van het plangebied, grenzend aan bedrijventerrein het Verbreepark. In de nieuwe Brede School Benthuizen worden ‘De School met de Bijbel’ van Mantum Onderwijs, ‘OBS Arnoldus van Os’ van Morgenwijzer en Junis Kinderopvang samen gehuisvest. De missie is om onder één dak een thuisnabij aanbod voor opvang en (passend) onderwijs aan te bieden voor alle kinderen van 0 tot 13 jaar van Benthuizen. Beoogd wordt om een gezamenlijk schoolgebouw te realiseren in twee bouwlagen, met geleidelijke overgangen naar de omliggende woningen in één bouwlaag. Hierbij behoudt iedere school zijn eigen identiteit en wordt ook het kinderdagverblijf met buitenschoolse opvang onderdeel van de Brede School. Daarbij kan de Brede school ook een rol vervullen als ontmoetingsruimte in Bentwijck. Voorzien zal worden in een 'kiss and ride' strook nabij de Brede School. 
 
Beoogde situering Brede school (bron: Ruimtelijke onderbouwing Brede School Bentlanden II, 15 april 2019)
 
Sfeerbeeld Brede School (bron: website 19 het atelier architecten)
 
Perceel Heerewegh 30
Het voormalige agrarische perceel Heerewegh 30 wordt met een woonbestemming opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. In de planregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de nieuwe woningen mogelijk gemaakt kunnen worden. Om dit mogelijk te maken moet de bestaande bedrijfslood en bedijfsverharding geheel worden verwijderd. Er zijn maximaal 18 woningen toegestaan met een goot- en bouwhoogte van resp. 6 en 11 m. Daarnaast dient de wijziging milieutechnisch aanvaardbaar te zijn en moet rekening worden gehouden met belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden.
 
Perceel Heerewegh 34
Het perceel Heereweg 34 krijgt een woonbestemming. De bestaande monumentale boerderij blijft behouden. Deze wordt voorzien van de aanduiding 'monument'. Aan de achterzijde van het perceel worden drie grondgebonden woningen mogelijk gemaakt, die kunnen worden ontsloten op de nieuwe woonwijk.
  
Geluidszonering Verbreepark
in het voorliggende bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de richtafstand van 30 meter tot de bedrijfsbestemming op het aangrenzende Verbreepark. Binnen deze geluidszone mogen uitsluitend woningen en een school worden gebouwd als middels een geluidsonderzoek is aangetoond dat het verantwoord is. In dat kader kan het nodig zijn om een geluidscherm van voldoende afmetingen en met een voldoende geluidsafschermende kwaliteit te realiseren. Dit is als zodanig geregeld in het voorliggende bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten (toelichting paragraaf 5.6) wordt hier nader op ingegaan.
 
3.4 Woonprogramma
Het woonprogramma van Bentwijck bestaat uit in totaal maximaal 200 woningen in verschillende typologieën en prijsklassen. Daarbij sluit het woonprogramma aan bij de vraag in Benthuizen. In de nota 'Ontwerp stedenbouw, architectuur en openbare ruimte' van Van Wijnen wordt uitgegaan van 144 woningen in de vrije sector en 54 woningen in de sociale sector. De navolgende tabel toont de in de nota genoemde typen en aantallen woningen.
 
Woningtype
Categorie
Aantal
aaneengesloten
koop, midden/duur
112
aaneengesloten
huur sociaal
54
twee-aaneen/3-aaneen
koop, duur
22
vrijstaand
koop, duur
10
gestapeld
-
-
Totaal
 198
tabel 1: Overzicht woningtypen (bron: Ontwerp stedenbouw, architectuur en openbare ruimte, Van Wijnen) 
 
De navolgende afbeelding toont indicatief het beoogde woonprogramma.
 
Indicatief woonprogramma Bentwijck (bron: Ontwerp stedenbouw, architectuur en openbare ruimte, Van Wijnen)
 
Voor het gebied wordt uitgegaan van minimaal 54 sociale huurwoningen met een maximumhuurprijs en instandhoudingstermijn van 10 jaar, zoals vastgesteld in de Wet op de huurtoeslag.
Met Habeko is voor de door hen 18 te realiseren woningen een termijn van 15 jaar overeengekomen.
 
Er zal een variatie in beukmaten worden gerealiseerd in Bentwijck. Voor de rijwoningen van 5,1, 5,7 en 6,0 m. Er worden ook verschillende maten gebruikt voor de sociale woningen van 5,1 en 5,4 m. In het luxe segment worden twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen voorgesteld. Daarnaast is er ruimte voor levensloopbestendige woningen met een volledig woonprogramma op de begane grond. Hiermee wordt de doorstroming binnen de wijk bevorderd en is het mogelijk om wooncarrière te maken in Benthuizen en Bentwijck.
 
Heerewegh 34
Op het perceel Heerewegh 34 worden aan de achterzijde, aansluitend op Bentwijck, in totaal drie woningen gerealiseerd. Twee van deze woningen worden gebouwd als twee-aaneengebouwde woningen en er wordt één vrijstaande woning gebouwd.
 
3.5 Groen- en waterstructuur
De ambitie voor de openbare ruimte van Bentwijck ondersteunt het stedenbouwkundig concept. Het groen vormt een onmisbaar en integraal onderdeel van het ontwerp. Zo sluiten de groenstructuren van de nieuwe wijk aan op de groenstructuren in de omgeving en zijn ze afgestemd op de ruimtelijke en functionele structuren. De dorpse sfeer wordt bereikt door verscheidenheid en kleinschaligheid van de inrichting en door de aanwezigheid van het openbare en particuliere groen en van water. Openbaar en privé groen sluiten naadloos op elkaar aan door de vele diepe voortuinen en de toegepaste groene erfafscheidingen.
 
Het is belangrijk, naast een heldere verkeersstructuur, een duidelijke drager van de openbare ruimte te bepalen. Er zijn drie groenblauwe dragers, De Bentlanden, de centrale as en de Parkzone, die in noord-zuidrichting lopen en verschillende ruimtelijke en functionele kwaliteiten bieden. De waterlopen en de wadi's in de centrale as zorgen voor voldoende watercompensatie. De oevers worden voorzien van inheemse oeverbeplanting en dragen bij aan de biodiversiteit en beeldkwaliteit. In de centrale as worden formele speel- en verblijfsplekken aangelegd. De Bentlanden en de Parkzone bieden informele speelplekken en een wandelrondje. De hofjes kennen een inrichting als woonerf, daar waar de doorgaande structuren worden ingericht als 30 km-zone.
 
Het ontwerp en de uitwerking van de openbare ruimte dient te voldoen aan de eisen, richtlijnen en plannen die zijn opgenomen in het 'Handboek Openbare Ruimte' (HOR). Bij de verdere uitwerkingen komt dat nader aan bod. De navolgende afbeelding toont de beoogde groen- en waterstructuur van Bentwijck.
 
Deelgebieden groen- en waterstructuur Bentwijck
In het zuidelijke deel van het plangebied wordt een groene bufferzone parallel aan de Bentwoudlaan aangelegd. Deze wordt doorgetrokken zodat de entree van Bentwijck zichtbaar en voelbaar wordt. Met de beoogde ontwikkeling wordt een robuuste waterstructuur gerealiseerd met een noord-zuid oriëntatie en brede watergangen.
 
Groen- en waterstructuur Bentwijck (bron: Ontwerp stedenbouw, architectuur en openbare ruimte, Van Wijnen)
 
In het zuidoostelijke gedeelte van Bentwijck wordt het 'Vreeburgpark' aangelegd. Het park bestaat uit een duurzame groene en waterrijke ruimte, waarbij parkkwaliteit voorop staat. De zone wordt ingezet voor avontuurlijk spelen voor oudere kinderen en natuurlijk wandelen. Daarnaast wordt ingezet op waterberging, waardoor in de centrale as groene verblijfsruimte en speelruimte gecreëerd kan worden. De begroeide natuurlijke oevers die overgaan in heester- en boombeplanting die het bedrijventerrein grotendeels aan het zicht onttrekken zorgen voor privacy op voor de woningen ten westen van de parkzone. Tussen het Verbreepark en Bentwijck komt een sloot van minimaal 4 m breed.
 
Binnen de woonbuurtjes wordt het groen als het ware door de wijk gemengd. Veel voortuintjes en groene onderbrekingen van de gevelwanden. Eventuele hofjes en binnenruimtes worden ook groen aangekleed. Zo versterkt het groen de fijnmazige structuur van de dorpse buurtjes en biedt het ruimte aan speelplekken, wandelroutes en ‘het rondje met het hondje’.
 
Referenties hofjes en verspringende rooilijn (bron: Sfeerbeelden architectuur Bentwijck)
Impressie woningbouw (bron: Ontwerp stedenbouw, architectuur en openbare ruimte, Van Wijnen)
 
3.6 Verkeer en parkeren
 
3.6.1 Verkeer
De ontwikkeling van Bentwijck neemt een toename van de verkeersgeneratie met zich mee, in en rond het gebied. Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen' kencijfers voor verkeersgeneratie. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen wat de totale verkeersaantrekkende werking bedraagt. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie wordt uitgegaan van de verstedelijkingsgraad 'matig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'. In de navolgende tabel staat de te verwachten verkeersgeneratie die vanwege de ontwikkeling veroorzaakt wordt weergegeven.
 
woningtype
CROW-categorie
aantal
CROW-verkeersgeneratie
Totale verkeersgeneratie
levensloop 7,2 m
koop, huis, tussen/hoek
24
7,4
177,6
rij 5,1 m
koop, huis, tussen/hoek
7
7,4
51,8
rij 5,7 m
koop, huis, tussen/hoek
38
7,4
281,2
rij 6,0 m
koop, huis, tussen/hoek
45
7,4
333
driekap
koop, huis, tussen/hoek
15
7,4
111
tweekap
koop, huis, twee-onder-een-kap
10
7,8
78
vrijstaand
koop, huis, vrijstaand
5
8,2
41
Sociale huur
huur, huis, sociale huur
54
5,6
302,4
totaal
 
198
 
1.376
Typische werkdag   1.527
Tabel 2: Verkeersgeneratie
 
De ontwikkeling van Bentwijck neemt een gemiddelde verkeersgeneratie van ca. 1.376 voertuigbewegingen per etmaal en op een typische werkdag 1.527 voertuigbewegingen per etmaal met zich mee. Bentwijck wordt aan de noordzijde ontsloten aan de Heerewegh en aan de zuidzijde aan de Bentwoudlaan. Om te zorgen voor een goede ontsluiting voor Bentwijck is reeds een rotonde aangelegd op de Bentwoudlaan. Verder wordt het gebied in westelijke richting ontsloten op de Bentlanden.
 
Voor de ontsluiting voor het autoverkeer wordt uitgegaan van drie belangrijke principes.
  • De toegangsweg tussen Croesinck en Bentwoudlaan is de hoofdontsluiting van het gebied, echter wel vormgegeven met een 30-km inrichting. Deze weg is niet kaarsrecht, maar maakt een mooie knik ter plaatse van het wijkhart, naast de ruimtelijke kwaliteiten die dit oplevert wordt mede hierdoor de snelheid geremd.
  • De inrichtingsprincipes zijn gebaseerd op 30-km zones, verkeersremmende maatregelen en het goed bereikbaar maken van alle parkeerplaatsen.
  • Een zo verkeersveilig mogelijke situatie rondom de Brede School creëren, waarbij het langzaam verkeer voor de kinderen zodanig functioneert dat deze niet in veiligheid bedreigd wordt door het autoverkeer.
 
Rond de school is de prioriteit gesteld op fietsers en voetgangers. De openbare ruimte aan de westzijde van de school is dan ook autovrij. Bentwijck wordt ingericht als 30 km/uur gebied. Voor het plandeel dat direct aan de Heerewegh grenst wordt een inrit vanaf de Heerewegh gemaakt. Deze ontsluit slechts een heel beperkt aantal woningen en heeft geen doorgaande functie. Er wordt bij de opzet van de verkeersstructuur tevens rekening gehouden met de (toekomstige) aansluiting voor de ontwikkelingen van de percelen aan de Heerewegh 30. Voor de drie woningen op het perceel van de Heerewegh 34 wordt een ontsluiting gerealiseerd die aansluit op het 30 km/uur gebied van Bentwijck.
 
Voor voetgangers worden voetpaden langs de hoofd- en subwegen aangelegd. Ook in de centrale ruimte en de Parkzone heeft het langzaam verkeer prioriteit, de voetganger kan hier overal wandelen. Deze gebieden zijn autovrij of zeer beperkt toegankelijk voor auto’s. De fietser maakt gebruik van de wegen waar ook de auto gebruik van maakt. Een uitzondering hierop is de hoofdfietsverbinding van noord naar zuid door Bentwijck, die de rotonde van de Bentwoudlaan met de Heerewegh verbindt.
 
Samenvattend kan worden vastgesteld dat de ontsluiting van Bentwijck voldoende is. De nieuwe wijk wordt in zuidelijke, westelijke en noordelijke richting ontsloten vanaf de Bentwoudlaan, Croesinck en Heerewegh. Hierdoor vindt er spreiding van het verkeer plaats. In de notitie ‘Verkeerskundig onderzoek verkeerseffecten en afwikkeling Bentwijck’ (zie bijlagen bij toelichting bijlage 1) is aangetoond dat de wegen in het dorp de verkeerstoename van de nieuwe woonwijk kunnen verwerken.
 
3.6.2 Parkeren
Voor wat betreft het parkeren stelt de gemeente bij nieuwbouwplannen of wijzigingen van het gebruik eisen aan het aantal parkeerplaatsen. Daarbij worden plannen getoetst aan de 'Nota parkeernormen en parkeervoorzieningen 2020 gemeente Alphen aan den Rijn', zoals door de raad op 24 september 2020 is vastgesteld, of de rechtsopvolger daarvan.
 
De parkeernorm geeft het aantal vereiste parkeerplaatsen voor een gebouw of voorziening aan. Met de parkeernorm(en) wordt de parkeereis bepaald voor nieuwe gebouwen en voorzieningen waar een parkeervraag kan ontstaan. De parkeereis is het totaal aantal (minimaal) vereiste parkeerplaatsen voor auto’s en fietsen. Voor het beoogde plan is uitgegaan van de volgende parkeernormen en aantal benodigde parkeerplaatsen.
 
GBO woning
Aantal woningen
type
P-norm
P benodigd
120 m²
23
koop/huur
1,8
41,4
119 m²
7
koop/huur
1,8
12,6
133 m²
38
koop/huur
2,0
76
139 m²
56
koop/huur
2,0
112
169 m²
10
koop/huur
2,2
22
159 m²
10
koop/huur
2,0
20
> 100 m²
18
sociale huur
1,5
27
125 m²
36
sociale huur
1,5
54
Totaal
   
365
Tabel 3: Parkeernormen
 
De benodigde parkeerplaatsen worden op basis van de voorlopige plannen als volgt gerealiseerd:
 
parkeervoorziening
rekenaantal
aantal
gerealiseerd
openbare parkeerplaats
1
179
179
parkeerplaats in hof
1
150
150
enkele oprit zonder garage
0,8
9
7,2
garage met lange oprit (lengte min. 11,0 m)
1,3
3
3,9
garage met dubbele oprit (breedte minimaal 4,5 m)
1,8
15
27
totaal
  
367,1
Tabel 4: Benodigde parkeerplaatsen
 
Zoals in bovenstaande tabellen is af te lezen zijn er voldoende mogelijkheden om te parkeren, conform de parkeernormen conform de 'Nota parkeernormen en parkeervoorzieningen 2020 gemeente Alphen aan den Rijn'. Dit is ook als zodanig verankerd in de regels van het voorliggende bestemmingsplan.
 
Heerewegh 34
Voor de twee-aaneengebouwde woningen en de vrijstaande woningen worden er op het eigen terrein voor elke woning twee parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarnaast worden er langs de nieuw aan te leggen weg twee langsparkeerplaatsen mogelijk gemaakt. Uitgaande van een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning, worden er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd.
 
Brede School
Parkeerplaatsen direct voor de scholen worden vermeden. Door geparkeerde auto’s voor de school verliezen kinderen het overzicht op de straat, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Op van het gemeentelijk parkeerbeleid dient rekening te worden gehouden met de volgende parkeerkencijfers:
 
- Parkeren auto
Parkeernorm 0,9 parkeerplaatsen per lokaal.
Bij 377 leerlingen en 25 leerlingen per lokaal = 16 lokalen x 0,9 parkeerplaatsen per lokaal = 14 parkeerplaatsen.
 
- Halen en brengen
377 leerlingen waarvan:
Groepen 1 t/m 3: 150 leerlingen: 40% met de auto: 0,4 x 150 x 0,5 x 0,75 = 22,5 parkeerplaatsen.
Groepen 4 t/m 8: 227leerlingen: 20% met de auto: 0,2 x 200 x 0,25 x 0,85 = 8,5 paarkeerplaatsen.
Het totaal aantal parkeerplaatsen voor halen en brengen bedraagt 31 parkeerplaatsen.
 
In totaal moeten er 45 parkeerplaatsen ten behoeve van de Brede school gerealiseerd worden.
            
- Parkeren fiets
Parkeernorm: 0,5 fietsparkeerplaatsen per leerling en 0,4 fietsparkeerplaatsen per medewerker.
Bij 377 leerlingen: 377 x 0,5 = 190 fietsparkeerplaatsen.
Bij 20 medewerkers: 20 x 0,4= 8 fietspaarkeerplaatsen.
 
In totaal moeten er 198 fietsparkeerplaatsen ten behoeve van de Brede school gerealiseerd worden.
 
Bij de planontwikkeling wordt rekening gehouden met de volgende aantallen parkeerplaatsen:
 
Parkeerplaatsen t.b.v. leerkrachten 14 parkeerplaatsen
Parkeren t.b.v halen/brengen inclusief kiss & ride31 parkeerplaatsen
Parkeren buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf5 parkeerplaatsen
 
Daarnaast worden er overeenkomstig met de gemeentelijke parkeernorm voldoende fietsenstallingen gerealiseerd voor fietsen.
 
Het aspect parkeren geeft geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
4 Beleidskader
 
4.1 Nationaal beleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI schrijft een toekomstperspectief met de ambities van het rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
  1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. sterke en gezonde steden en regio's;
  4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. 
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
    
Planspecifiek
Gezien de aard en omvang is de NOVI verder niet specifiek van belang. Wel wordt er aangesloten op de ambities en belangen van het rijk zoals het realiseren en behouden van een goede leefomgevingskwaliteit en het realiseren van woningen, wat bijdraagt aan de prioriteit sterke en gezonde steden en regio's.
 
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 14 nationale belangen opgenomen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 en 1 juli 2014 op onderdelen aangevuld.
 
Planspecifiek
Het Barro is niet van toepassing op het plangebied, omdat de rijksbelangen niet in het geding zijn.
 
4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
 
De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, leden 2 en 3 Bro als volgt omschreven:
  1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
  2. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel. 
Planspecifiek
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt. Gezien de beoogde ontwikkeling van 200 woningen en een schoolgebouw in een gebied dat niet binnen bestaand stedelijk gebied valt is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. 
 
In het kader van de Ladder moet, nu de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd, de behoefte worden aangetoond en toegelicht. Daarbij dient te worden aangegeven waarom het bestaand stedelijk gebied niet geschikt is voor de nieuwe ontwikkeling. Ook in het geval er geen sprake is van een formele 'nieuwe stedelijke ontwikkeling', moeten toch nut en noodzaak aan die ontwikkeling en de uitvoerbaarheid daarvan worden aangetoond. Bij het doorlopen van de ladder voor duurzame verstedelijking wordt het volgende geconstateerd.
 
Behoefte
Er is sprake van een behoefte. Dit blijkt onder andere uit toelichting paragraaf 4.3.2 en toelichting paragraaf 4.4.3. De invulling van het plangebied met 200 woningen voor de doelgroepen starters, doorstromers en senioren sluit goed aan bij de provinciale en gemeentelijke ambitie, waarbij gestreefd wordt naar duurzame woningen in de woonkern. De gewenste ontwikkeling voldoet aan de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte.
 
Bestaand stedelijk gebied
Bestaand stedelijk gebied wordt in de Bro gedefinieerd als 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Het plangebied ligt buiten het Bestaand Stads- en Dorpsgebied van Benthuizen. Het maakt evenwel onderdeel van de dorpsrand met aan één zijde van het plangebied al woningen en aan de andere zijde een bedrijventerrein. De invulling van het plangebied met woningen en een Brede school levert vanuit de verstedelijkingsladder geen belemmering op.
 
Geconcludeerd wordt dat voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
 
4.2 Provinciaal beleid
4.2.1 Omgevingsvisie
De meeste recente versie van de Omgevingsvisie van de provincie Zuid-Holland is in werking getreden op 1 april 2019. De Omgevingsvisie bestaat uit vier onderdelen:
  1. Ruimtelijke hoofdstructuur
De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie. Het integrale kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd uit de volgende kaartbeelden:
  • het dagelijks stedelijk systeem, dat bestaat uit de stedelijke agglomeratie en de daarmee via hov (hoogwaardig openbaar vervoer) verbonden regiokernen;
  • de hoogstedelijke zone tussen Leiden en Dordrecht;
  • het logistiek-industriële systeem van mainport, greenports langs vaarwegen en zware infrastructuur;
  • de samenhang van grote landschappelijke eenheden met de stedelijke agglomeratie;
  • de groene ruimte en de groenblauwe structuur;
  • het bodem- en watersysteem;
  • energie.
In aanvulling hierop toont de ruimtelijke hoofdstructuur van de ondergrond indicatief de ruimtelijke situatie van de ondergrond.   
  1. Ambities en sturing
De provincie wil meer vertrouwen geven aan maatschappelijke initiatieven. De provincie werkt daarom vanuit een aantal sturingsprincipes: opgavegericht, provinciaal belang en maatwerk.
 
De provincie heeft zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze ambities zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en zijn gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar de regio voor staat. De provincie heeft de volgende ambities:
  • naar een klimaatbestendige delta;
  • naar een nieuwe economie: the next level;
  • naar een levendig meerkernige metropool;
  • energievernieuwing;
  • best bereikbare provincie;
  • gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
  1. Omgevingskwaliteit
Onder 'omgevingskwaliteit' wordt verstaan: het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. De volgende onderdelen vormen de basis van de omgevingskwaliteit:
  • een beschrijving van de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland: de drie deltalandschappen, de Zuid-Hollandse steden en de strategische ligging in internationale netwerken;
  • een beschrijving van de bestaande omgevingskwaliteit op basis van de leefomgevingstoets, met aandacht voor aspecten van milieukwaliteit. Hiertoe implementeert de provincie de beleidscyclus en monitor Omgevingskwaliteit;
  • een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, op basis van de 'kwaliteitskaart' en de 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit'.
  1. Beleidskeuzes
De provincie heeft in de Omgevingsvisie een overzicht gemaakt van samenhangende beleidskeuzes (zie Omgevingsvisie Zuid Holland).
 
Planspecifiek
Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied
Onderdeel van het omgevingsbeleid van Zuid-Holland is het Programma ruimte (20 februari 2019). Hierin komt de locatie Bentwijck voor op de kaart waarop woningbouwlocaties zijn weergegeven die gelegen zijn buiten het bestaand stads- en dorpsgebied en meer dan 3 hectare groot zijn. Dat houdt in dat de provincie op hoofdlijnen geen ruimtelijk bezwaar heeft tegen de betreffende ontwikkeling.
 
Ambities en sturing
Met de ontwikkeling wordt er invulling gegeven aan de ambities 'energievernieuwing'. Dit wordt onder andere gedaan door gasloos te bouwen en te voldoen aan de BENG-norm. De woningen worden zover mogelijk binnen de dorpse verkaveling op de zon gericht voor een goede benutting van zonne-energie: passief (zoninval door ramen) en actief met zonnepanelen en zonneboilers of geïntegreerde zonnedaken. Daarnaast worden bomen strategisch geplaatst waardoor daken met zonne-energie voldoende zonlicht blijven ontvangen. De andere ambities zijn voor onderhavig initiatief niet van toepassing en vormen tevens geen belemmering.
 
Omgevingskwaliteit
Voor de omgevingskwaliteit zullen de relevante kaartlagen van de kwaliteitskaart en de bijbehorende richtpunten nader worden omschreven.
 
Laag van de ondergrond
Onderstaande afbeelding toont een fragment uit de kaart: Laag van de ondergrond.
 
Uitsnede kaart: Laag van de ondergrond (plangebied wit omkaderd, bron: provincie Zuid-Holland)
 
Deze laag laat de grondslag zien van de provincie en natuurlijke processen. De laag bestaat uit de bodem, de geomorfologische kenmerken en het water. Er is binnen de provincie Zuid-Holland grofweg een driedeling gemaakt tussen het complex van de kust, de natte veengronden en plassen ten oosten hiervan en de klei complexen en wateren van de delta. Het plangebied maakt onderdeel uit van het veencomplex. Het veen kent een geringe draagkracht waarmee rekening gehouden dient te worden bij het realiseren van bebouwing. Daarnaast zijn er in het veencomplex ook een groot aantal bestaande en voormalige plassen aanwezig. de voormalige plassen zijn drooggemalen en staan bekend als droogmakerijen. De ondergrond in deze droogmakerijen varieert van venig tot (oude zee-) klei. Het plangebied bestaat voor het grootste gedeelte uit oude zeeklei. In deze droogmakerijen kan verzilting optreden waardoor waterbeheer steeds lastiger wordt. Daarnaast kan bij grote diepte een waterveiligheidsvraagstuk spelen. Zorgvuldige omgang met het watervraagstuk is in deze droogmakerijen dan ook van belang.
 
Laag van de cultuur- en natuurlandschappen
Onderstaande afbeelding toont een fragment van de kaart: Laag van de cultuur- en natuurlandschappen.
 
Uitsnede kaart: Laag van de cultuur- en natuurlandschappen (plangebied wit omkaderd, bron: provincie Zuid-Holland)
 
Het plangebied is gelegen in een droogmakerijenlandschap (klei). De droogmakerijen zijn ontstaan uit natuurlijke meren en uit verveningen. Richtpunten voor dit landschap zijn:
  • De droogmakerij blijft als eenheid herkenbaar door het beleefbaar houden van de randen (ringdijk of-vaart) en het hoogteverschil tussen laaggelegen droogmakerij en omringend land.
  • behoud van de (ring)dijk en/of vaart als herkenbare landschappelijke structuurdrager en begrenzing van de droogmakerijpolders.
  • Nieuwe ontwikkelingen in de droogmakerij worden vormgegeven als eigentijdse objecten aan de ontginningslijnen, passend bij de schaal en het patroon van de rechthoekige verkaveling, met strakke groene omzoming en behoud van ruime doorzichten.
Met de beoogde ontwikkeling zal de hoofdstructuur van de droogmakerij behouden blijven, de noordzuidgerichte structuur blijft herkenbaar.
 
Laag van stedelijke occupatie
Onderstaande afbeelding toont een fragment van de kaart: Laag van stedelijke occupatie.
 
Uitsnede kaart: Laag van de stedelijke occupatie  (plangebied wit omkaderd, bron: provincie Zuid-Holland)
 
Het plangebied ligt in een dorpsrand. Het is het deel van het dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen. De relatie tussen bebouwd gebied en landschap is afhankelijk van de karakteristieken van de bebouwingsrand en die van het aangrenzende landschap. Ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap).
 
Bentwijck wordt een wijk met veel groen en blauw en een eigen karakter die het dorp Benthuizen compleet maakt. Hierbij wordt aansluiting gezocht op de omringende omgeving. Het plangebied wordt ingekaderd door middel van een rechtlijnige waterstructuur. Daarnaast is het plangebied ingesloten tussen de Heerewegh en de Bentwoudlaan. Met deze wegen en de waterstructuur wordt een geleidelijke overgang tussen het dorp en het landschap gerealiseerd.
 
Laag van de beleving
Onderstaande afbeelding toont een fragment van de kaart: Laag van de beleving.
 
Uitsnede kaart: Laag van de beleving (plangebied zwart omkaderd, bron: provincie Zuid-Holland)
 
Zoals te zien op de kaart 'Laag van de beleving' is het plangebied aangemerkt als groene buffer. Het contrast tussen de dynamiek en dichtheid van de stad en de luwte van de aangrenzende groene ruimte is een belangrijke kwaliteit. De provincie wil in alle overgangsgebieden van stedelijk gebied naar open landschap deze contrastkwaliteit behouden. Deze opgave heeft een extra urgentie in relatief kleine open ruimten grenzend aan stedelijk gebied en de groene ruimten tussen de stedelijke gebieden.
 
Dit gebied is door de provincie echter al aangemerkt als woningbouwlocatie in het Programma ruimte. Op dit moment loopt er een actualisering van het Omgevingsbeleid, waarin wordt voorgesteld om het plangebied buiten de Groene buffer plaatsen. De bescherming die daar vanuit gaat komt dan te vervallen, waardoor de woningbouwontwikkeling op deze locatie mogelijk wordt. Vaststelling van de actualisering door Provinciale Staten is voorzien in het tweede kwartaal van 2021. Daarnaast blijft het omliggende groen, dat functioneert als bufferzone, behouden en blijft de kwaliteit van de leefomgeving gewaarborgd.
  1. Beleidskeuzes
De ontwikkeling sluit aan bij de beleidskeuze: Behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit. Het ruimtelijke kwaliteitsbeleid bestaat uit de voorgenoemde lagen van de kwaliteitskaart. Daarnaast zijn er gebiedsprofielen opgesteld, gezamenlijk met decentrale overheden en andere partijen in de regio. De gebiedsprofielen hebben de status van handreiking, maar nadrukkelijk niet de status van toetsingskader.
 
Het plangebied valt binnen het gebiedsprofiel 'Bentwoud Rottemeren Zuidplas'. Voor elk gebiedsprofiel zijn meerdere kaarten beschikbaar. In toelichting paragraaf 4.2.4 worden de relevante kaarten voor het plangebied, horend bij het gebiedsprofiel 'Bentwoud Rottemeren Zuidplas' besproken die een aanvulling vormen op de reeds genoemde aspecten van de kwaliteitskaart.
 
Conclusie
Met de beoogde ontwikkeling zijn er geen belemmeringen vanuit de Omgevingsvisie. De ruimtelijke kwaliteit wordt met de transformatie niet aangetast. De beoogde herontwikkeling past binnen de Omgevingsvisie, en is in lijn met de provinciale ambities. Ter bescherming van archeologische waarden en de waterkering worden dubbelbestemmingen opgenomen.
 
4.2.2 Omgevingsverordening
Tegelijk met de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening op 1 april 2019 in werking getreden.
 
Ladder voor duurzame verstedelijking
Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen het BSD. Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen BSD. De Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat het handelingskader. De provincie heeft de Ladder voor duurzame verstedelijking ook opgenomen in de Verordening, om het provinciaal belang bij toepassing van deze Ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie de mogelijkheid om enkele begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie. De Ladder zoals opgenomen in het Bro is een motiveringseis voor de toelichting van het bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.
 
In de verordening stelt de provincie regels aan ruimtelijke ontwikkelingen. De Omgevingsverordening draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke beleid zoals dat benoemd is in de Omgevingsverordening. De verordening omvat in aanvulling op de Omgevingsvisie toetsbare criteria waaraan planvorming moet voldoen.
 
In artikel 6.10 lid 1 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat 'een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
  1. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  2. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.'
Ad a. In toelichting paragraaf 4.1.3 is nader ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking.
 
Ad b. In het Programma ruimte is het onderhavige gebied weergegeven op de kaart waarop woningbouwlocaties zijn weergegeven die gelegen zijn buiten het bestaand stads- en dorpsgebied en meer dan 3 hectare groot zijn (zie ook toelichting paragraaf 4.2.3). Daarmee wordt er voldaan aan artikel 6.10 van de Omgevingsverordening.
 
Het tweede lid van Artikel 3.1.6. Bro bevat tevens een bepaling over ontwikkelingen buiten het bestaand stedelijk gebied. Op basis van de provinciale beleid ligt het plangebied net buiten bestaand stads - en dorpsgebied, maar wel binnen de aanduiding 'Stads- en dorpsrand' (zie toelichting paragraaf 4.2.1). Binnen de aanduiding 'Stads - en dorpsrand' is er potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu. Voorliggend bestemmingsplan draagt bij aan deze doelstelling. Bovendien wordt het plangebied in de bestaande situatie aan de oost- en zuidzijde reeds omringd door bestaande bebouwing. Het ontwikkelen van deze locatie die bijdraagt aan het noodzakelijke woningbouwprogramma is daarom acceptabel en verantwoord.
 
Voorliggend plan is opgenomen in de regionale planlijst en het woningbouwprogramma, waar de locatie Bentwijck onderdeel van uit maakt, is door Gedeputeerde Staten aanvaard bij brief van 18 juni 2018. Zie verder toelichting paragraaf 4.3.2. Hiermee is de Laddertoets doorlopen. Onderhavige ontwikkeling is passend binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking waardoor de Omgevingsverordening geen belemmering vormt voor de gewenste ontwikkeling.
 
Geconcludeerd kan worden dat het beoogde plan past binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking.
 
Ruimtelijke kwaliteit
In artikel 6.9 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit, kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling:
  1. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  2. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
  3. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.   
In het voorliggende geval is sprake van transformeren. In het Biedboek 'Bentlanden-II Ruimtelijke kwaliteit en randvoorwaarden' zijn ambities, randvoorwaarden en uitgangspunten opgenomen voor stedenbouw en architectuur, openbare ruimte en duurzaamheid voor de ontwikkellocatie Bentwijck vastgelegd. Op deze manier wordt er voor gezorgd dat de definitieve stedenbouwkundige invulling aansluit bij de aard en schaal van het gebied en de nabije omgeving. Uitgegaan wordt van dorpse en kleinschalige architectuur waarmee de wijk straks naadloos aansluit op de bestaande gebiedsidentiteit van het huidige Benthuizen. De planlocatie wordt hierbij door een rechtlijnige waterstructuur ingekaderd. Met de beoogde ontwikkeling wordt de bestaande waterstructuur versterkt. Op structuurniveau vindt er wel een aanpassing plaats doordat het plangebied ontsloten dient te worden. Het plangebied wordt zowel aan de noordzijde als aan de zuidzijde ontsloten op de doorgaande wegen (Heerewegh en Bentwoudlaan). Aan de westzijde wordt het plangebied ontsloten via de bestaande infrastructuur van de naastgelegen woonwijk.
 
Voorts wordt voldaan aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart en gebiedsprofielen, zoals deze in toelichting paragraaf 4.2.4 zijn toegelicht.
 
Molenbiotoop
Ten noordwesten van het plangebied', aan de Dorpsstraat 141,  bevindt zich stellingkorenmolen 'De Haas'. De afstand van de beoogde woningen tot het middelpunt van de molen is ongeveer 300 m, waarmee de woningen binnen de zogenaamde 'molenbiotoop' liggen. De navolgende afbeelding toont de ligging van het plangebied ten opzichte van de molenbiotoop.
 
Molenbiotoop, plangebied zwart omkaderd (bron: Omgevingsverordening Zuid-Holland)
 
Molenbiotopen zijn in de Omgevingsverordening beschermd om voldoende windvang en zicht op de molen te waarborgen. Binnen een straal van 100 m tot 400 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, gelden hoogtebeperkingen voor bebouwing en beplanting. In artikel 6.25 lid 1 onder b. 2 van de Omgevingsverordening is bepaald dat binnen bestaand stads- en dorpsgebied de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet meer bedraagt dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
 
Ter bescherming van de molenbiotoop wordt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m' conform het geldende bestemmingsplan 'Benthuizen' overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Bij het berekenen van de toegelaten hoogte in het plangebied wordt rekening gehouden met enerzijds de afstand en anderzijds het verschil in maaiveldhoogte tussen de molen (4,40 meter boven N.A.P.) en het plangebied (3,40 meter tot 4,00 meter beneden N.A.P.). De op basis hiervan maximaal toegestane bouwhoogte (ruim 17 m), is meer dan wat het bestemmingsplan maximaal toestaat (11 m).
 
Conclusie 
Ter bescherming van de belangen van de molen, is de molenbiotoop opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Gezien het voorgaande dient er geconcludeerd te worden dat er geen belemmeringen zijn voor het voorgenomen plan vanuit de Omgevingsverordening.
 
4.2.3 Programma ruimte
Het Programma ruimte is parallel aan de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening opgesteld en is onderdeel van het omgevingsbeleid van Zuid-Holland.
 
Het Programma ruimte bevat een nadere invulling en operationalisering van ruimtelijke relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. Het programma biedt zoveel mogelijk de ruimte om kansen, vernieuwende ideeën en plannen uit de samenleving, gezamenlijk door te vertalen naar concrete handelingsperspectieven.
 
Op de kaart ‘woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen’ (ook wel genoemd: ‘3 ha kaart’) zijn nog te ontwikkelen woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 ha buiten bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) opgenomen.
 
Planspecifiek
De ontwikkellocatie Bentwijck te Benthuizen staat als woningbouwlocatie aangegeven op de kaart 'woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen'. De locatie heeft een bruto oppervlakte van ca. 7 hectare. Als een locatie op deze kaart is opgenomen, betekent dit dat de provincie op hoofdlijnen geen bezwaar heeft tegen de betreffende ontwikkeling.
 
4.2.4 Gebiedsprofiel 'Bentwoud Rottemeren en Zuidplas'
Het plangebied valt binnen het gebiedsprofiel 'Bentwoud Rottemeren Zuidplas'. Het gebied Bentwoud-Rottemeren-Zuidplas is een overwegend open gebied tussen Rotterdam en het Groene Hart en dat aan beide zijden geflankeerd wordt door glastuinbouw- en woongebieden. Het gebied heeft vele identiteiten: recreatiegebied voor stedelingen, werkgebied voor agrariërs, werkgebied voor de vele bedrijven én een buitengebied met natuurbeleving dicht bij de stad.
 
Bentwoud Rottemeren Zuidplas kent een relatief jong landschap en is ontstaan door een opeenvolging van menselijk handelen. Het landschap heeft door de jaren heen altijd ten dienste van  de omgeving en met name de stad gestaan. Het is een landschap dat grote contrasten kent, welke in potentie een rijkdom zijn en bijdragen aan een sterke belevingswaarde.
 
Ook de komende jaren zal Bentwoud Rottemeren Zuidplas nog steeds te maken hebben met ruimtelijke veranderingen. Met het gebiedsprofiel is richting te geven aan die ontwikkelingen opdat die bijdragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de streek. De hoofdambitie is dan ook de herkenbaarheid van de gebiedsidentiteit terug te brengen.
 
Navolgend worden de relevante kaarten voor het plangebied besproken, als aanvulling op de in toelichting paragraaf 4.2.1 genoemde aspecten van de kwaliteitskaart.
 
Lokale weg
Het gebied Bentwoud Rottemeren Zuidplas wordt gekenmerkt door een functionele inrichting. Dat is ook de benadering van de lokale infrastructuur: sober en doelmatig. Hier is de Bentwoudlaan ten zuiden van het plangebied een voorbeeld van. Het plangebied bevindt zich in een 'droogmakerij klein, getransformeerd'. De volgende ambities zijn hierop van toepassing:
  • De lokale wegen zijn kleinschalig en een vanzelfsprekend onderdeel van het landschap.
  • Het wegprofiel is eenvoudig en ingetogen met zo weinig mogelijk verkeerstechnische ingrepen (rotondes, verkeersdrempels, bebording, verlichting, etc.). Hierbij ook rekening houden met het medegebruik van en de oversteekbaarheid voor langzaam (recreatief) verkeer.
  • Om de landschappelijke kwaliteit te behouden wordt bij uitbreiding (rijbaan of fietspad) bij voorkeur gekozen worden voor een parallelstructuur.
  • Bebouwing is in maatvoering en positionering afgestemd op de dimensionering van het profiel: rooilijnen liggen niet op de kavelgrens maar met een forse setback op het kavel zodat een continue waterloop tussen weg en kavel en een voortuin het beeld bepalen.
  • Beplantingsstructuren aan de weg hebben een continu karakter. Watergangen zijn zichtbaar.
Met de beoogde ontwikkeling blijft de lokale weg met karakteristieken behouden. De bebouwing aan de Bentwoudlaan is achter op de kavel gesitueerd waarbij de continue waterloop tussen weg en kavel en een voortuin het beeld bepalen.
 
Water als structuurdrager
De droogmakerijen op kleibodem hebben een rechthoekig rationeel slotenpatroon met grote rechthoekige kavels. het kenmerkende rationele slotenpatroon met een regelmatige verkaveling in de kleigebieden dient behouden te blijven. Eventuele waterbergingsopgaven passen bij het slotenpatroon ter plaatse. Het slotenpatroon blijft grotendeels behouden. De sloot aan de westzijde wordt echter wel gedempt maar de rechthoekige structuur blijft behouden doordat er een ter plaatse van de sloot een groenstrook gerealiseerd wordt. Daarnaast wordt er wateroppervlakte toegevoegd waardoor er meer capaciteit voor waterberging wordt gerealiseerd.
 
Historische kern
Het centrum van Benthuizen ligt op onverveend bovenland. Vanuit deze ontginningsbasis werd in de middeleeuwen het turf gewonnen. Toen de verveningsplassen naast het lint werden drooggemalen kwamen ze hoger in het landschap te liggen. Het centrum van Benthuizen bestaat uit een historisch bebouwingslint. De karakteristiek structuur van het historische centrum dient behouden en versterkt te worden. En karakteristieke hoogteverschil tussen het hoger gelegen historisch centrum en lager gelegen nieuwere uitbreiding dient herkenbaar gehouden te worden.
 
Met de beoogde ontwikkeling wordt aangesloten bij de karakteristieke structuur van het historische centrum. Zo wordt het noordelijke gedeelte van de bebouwingstypologie van het lint van de Dorpsstraat doorgetrokken tot aan het bedrijfsterrein, waarbij de bestaande (voormalige) boerderijen Heerwegh 30 en 34 worden ingepast..
 
Rand aan recreatief groen
De randen van Rottemeren en Bentwoud, grenzend aan de verstedelijkte stadsranden van Rotterdam, Bleiswijk, Zoetermeer en Benthuizen hebben een sterke overlapkwaliteit. Hier is de kwaliteit onlosmakelijk onderdeel van de woon- en leefkwaliteit. De ambities voor randen aan recreatief groen zijn:
  • Versterk de overlapkwaliteit tussen stad en land. Vat dit op als integrale opgave voor de stad, natuur en recreatie.
  • Besteed aandacht aan de dooradering van de stadsrand met recreatieve routes, waardoor niet alleen het recreatief groen maar ook het landschap daarachter goed bereikbaar wordt.
  • Neem landschappelijke en historische structuren als uitgangspunt bij het maken van nieuwe routes en het bepalen van locaties voor (kleinschalige) functies.
  • Oriënteer functies in het groen, zoals sportvelden en het golfterrein, zodanig dat een goede relatie met de stads- of dorpsrand ontstaat.
Er wordt rekening gehouden met het recreatief groen ten zuiden van het plangebied door aan de zuidzijde van het plangebied een groene zone te behouden waarbij de sloten behouden blijven. Bovendien loopt de groenzone door tot in Bentwijck. De knotwilgen langs de woonstraat De Bentlanden worden opgenomen in het plan en komen in een groenstrook van minimaal 10 m breed, aansluitend aan deze straat.
 
Linten blijven linten
De bebouwing van het polderlint ligt langs de oorspronkelijke ontginningbases in onverveend bovenland. Het polderlint ligt hoger in het landschap dan de omliggende verstedelijking en de nieuwe linten in de droogmakerijen. De karakteristiek van het lint wordt met de beoogde ontwikkeling in stand gehouden doordat woningen aan het lint zullen aansluiten bij de bestaande lintbebouwing. Er wordt rekening gehouden met de dichtheid, de kleinschaligheid en het type boerderijwoningen. Zo worden de voormalige boerderijen Heerewegh 30 en 34 behouden als onderdeel van de lintstructuur.
 
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de transformatie van het plangebied aansluit op de relevante kaarten van het gebiedsprofiel 'Bentwoud Rottemeren en Zuidplas'.
 
4.3 Regionaal beleid
4.3.1 Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland
De gemeenten in de Rijnstreek, waaronder de gemeente Alphen aan den Rijn, zijn vanaf 2011 aangesloten bij het Samenwerkingsverband Holland Rijnland. De Regionale Structuurvisie geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020 weer in de regio Holland Rijnland. Deze structuurvisie heeft geen formele juridische status maar is zelfbindend richting alle 15 gemeenten, bijvoorbeeld bij het opstellen van structuurvisies en bestemmingsplannen. Daarnaast biedt het een kader bij toetsing van en inbreng voor provinciale en nationale ruimtelijke plannen zoals de provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.  
 
Op 24 juni 2009 heeft het Algemeen Bestuur de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland vastgesteld. Op 28 maart 2012 is door het Algemeen Bestuur ingestemd met de eerste partiele herziening.
De regionale structuurvisie bevat zeven kernbeslissingen die uitgaan van een evenwichtige ontwikkeling van wonen, recreatie, infrastructuur en intensief, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik. De kernbeslissingen zijn:
  • Holland Rijnland is een top woonregio;
  • Leiden vervult een regionale centrumfunctie;
  • concentratie van stedelijke ontwikkeling;
  • groen-blauwe kwaliteit staat centraal
  • de Bollenstreek, Veenweide en de Plassen blijven open;
  • twee speerpunten voor economische ontwikkeling: kennis en greenport;
  • verbetering van de regionale bereikbaarheid. 
Planspecifiek
De voorliggende woningbouwontwikkeling levert een bijdrage aan de uitwerking van de eerstgenoemde kernbeslissing om in de aaneengesloten stedelijke agglomeratie van Holland Rijnland netto 30.000 woningen te bouwen in de periode tot 2020, teneinde te kunnen voorzien in de regionale behoefte. Het merendeel van deze behoefte wordt opgevangen in de aaneengesloten stedelijke agglomeratie van Katwijk tot en met Leiden en Alphen aan den Rijn. De voorliggende ontwikkeling draagt bij aan deze ambitie.
 
4.3.2 Regionale Woonagenda Holland Rijnland 2017
Het aantal inwoners en huishoudens in Holland Rijnland neemt nog steeds toe. Daarnaast verandert de leeftijd en samenstelling van de bevolking door vergrijzing en steeds kleinere gezinnen. Om goed in te kunnen spelen op deze ontwikkelingen, stelden de gemeenten in Holland Rijnland de Regionale Woonagenda 2017 op. Dit document vervangt de vorige woonagenda uit 2014. De Regionale Woonagenda is op 14 maart 2018 vastgesteld. Met de woonagenda willen de gemeenten het woningaanbod de komende jaren beter laten aansluiten op de behoefte in de regio Holland Rijnland en in de subregio’s Duin- en Bollenstreek, Leidse regio en Rijn- en Veenstreek. Op de eerste plaats gaat het om de ontwikkeling van kansrijke bouwlocaties (woonmilieus). Andere belangrijke opgaven zijn het voorzien in voldoende sociale huurwoningen en passende woonruimten voor bijzondere doelgroepen, waarvoor aanvullende zorg noodzakelijk is. Met de vernieuwde Regionale Woonagenda zijn gemeenten in staat hun woningbouwplannen onderling beter af te stemmen, qua bouwjaar en woonmilieu.
 
Wat betreft de woningbouwopgave geldt dat het noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de woningproductie aansluit bij de behoefte. Tussen 2017 en 2030 ligt er een regionale nieuwbouwopgave van tussen 23.500 en 30.000 woningen. Om tempo te kunnen maken is het belangrijk plannen uit te werken die aansluiten bij de marktopnamecapaciteit. Daarnaast komt het klimaat en de benodigde energietransitie steeds dominanter op de agenda te staan.
 
In de regionale planlijst van het woningbouwprogramma is de locatie Bentwijck, onder de noemer Bentlanden II, opgenomen met een plancapaciteit van 180 woningen in categorie 2a. De actualisering van de Regionale Woonagenda Holland Rijnland 2017 met bijbehorende woningbouwprogramma is door Gedeputeerde Staten bij brief van 18 juni 2018 aanvaard. Het geaccepteerde deel van dit woningbouwprogramma (categorieën 1, 2a en 4) geldt als behoefteonderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
 
Planspecifiek
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het oprichten van maximaal 200 woningen in de goedkope, middeldure en dure sector, waarvan 54 sociale huurwoningen in de kern Benthuizen. De planontwikkeling is opgenomen in de regionale planlijst. Het tekort van 20 woningen wordt verwerkt in de eerstvolgende actualisatie van het woningbouwprogramma. De ontwikkeling past daarmee binnen de regionale woonagenda van Holland Rijnland. 
  
Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan Bentwijck in lijn is met de Regionale Woonagenda Holland Rijnland 2017.
 
4.4 Gemeentelijk beleid
4.4.1 Samengestelde structuurvisie Rijnwoude 2008
De voormalige gemeenteraad van Rijnwoude heeft op 11 december 2008 de Samengestelde structuurvisie Rijnwoude 2020: van droom naar daad vastgesteld. Aan de structuurvisie is verder een uitvoeringsparagraaf toegevoegd. De Structuurvisie is hiermee Wro- en vooral ook GREX-proof gemaakt.
 
Het plangebied maakt onderdeel uit van project 2, te weten de ontwikkeling van woningbouw in ‘De Bentlanden’. Een uitsnede van de structuurvisiekaart is hieronder opgenomen. Het gebied heeft een oppervlak van circa 6 hectare. Ontwikkeling met de woonfunctie is wenselijk, waarbij aan de oostrand als overgang naar het bedrijventerrein ‘Verbreepark’ woonwerkcombinaties mogelijk zijn. Afhankelijk van de woningdichtheid (bijvoorbeeld van 15 tot 25 wo/ha) en het aantal (woon-)werkeenheden kunnen hier (nog uitgaande van 6 ha) tussen de 90 en de 150 woningen gerealiseerd worden. Wanneer er echter gekozen wordt voor een of meerdere (kleinere) appartementencomplexen nabij de dorpskern, bijvoorbeeld voor starters of senioren, dan kan het aantal woningen hoger zijn. Aandachtspunt is de in acht te nemen afstand ten opzichte van bedrijvigheid gevestigd op het bedrijventerrein ‘Verbreepark’.
 
Uitsnede structuurvisiekaart Samengestelde structuurvisie Rijnwoude
 
Planspecifiek
De ontwikkeling maakt de geplande woningbouw in Bentwijck mogelijk, waaronder ook de Brede school. Deze planontwikkeling is in overeenstemming met de uitgangspunten van de Samengestelde structuurvisie Rijnwoude 2008.
 
4.4.2 Gebiedsvisie Benthuizen
De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn heeft op 28 maart 2019 voor alle 7 dorpen van de gemeente een visie vastgesteld. In deze visies is per dorp een beschrijving gemaakt van de huidige stand van zaken op sociaal en fysiek gebied en hoe de gemeente denkt dat het dorp er over 10 jaar uitziet. De gebiedsvisies worden gebruikt om een nieuw ruimtelijk kader voor de dorpen op te stellen. Daarnaast worden ze gebruikt als onderdeel voor de nog op te stellen omgevingsvisie en is concrete informatie hiervan opgenomen in de wijkplannen voor de dorpen.
 
Gebiedsvisie Benthuizen
De gebiedsvisie beschrijft de huidige stand van zaken van het dorp op het gebied van ruimte, sociale samenhang en veiligheid, en de belangrijkste ontwikkelingen voor de komende 5 tot 10 jaar. Benthuizen is onderdeel van de groene en landelijke schil om Alphen-stad met een dorps en landelijk karakter. Benthuizen laat zich karakteriseren als een authentiek dorp. Belangrijk is dat de dorpse sfeer behouden blijft. De nieuwbouw van Benthuizen trekt veel mensen van buitenaf.
 
Ten zuiden van het plangebied ligt hier het grote natuur- en recreatiepark Bentwoud dat beheerd wordt door Staatsbosbeheer.
 
Het motto voor Benthuizen luidt als volgt: 'Benthuizen is een dorp met een sterke sociale samenhang en een actief verenigingsleven, mede door het religieuze karakter van het dorp. De (maatschappelijke) voorzieningen zijn op peil, er zijn voldoende woningen voor alle doelgroepen en het dorp is verbonden met het natuur- en recreatiegebied Bentwoud''.
 
Planspecifiek
Benthuizen heeft vanwege haar ligging weinig ruimtelijke en functionele relaties met de andere kernen van de gemeente Alphen aan den Rijn. Het versterken van de identiteit van het dorp is een belangrijk uitgangspunt, zodat Benthuizen geen ‘buurt’ van een grotere gemeente wordt en zijn eigen karakteristieken behoudt.
 
De locatie Bentlanden II (Bentwijck) wordt genoemd als de laatste uitleglocatie die ontwikkeld gaat worden. Door de invulling van deze locatie wordt Benthuizen een completer dorp. Naast woningbouw wordt er op deze locatie een Brede School ontwikkeld. Door de verhuizing van de scholen naar één plek, ontstaat er een kans om deze beide locaties te transformeren naar andere functies.
 
Het thema 'Wonen' heeft het grootste raakvlak met de ontwikkeling van Bentwijck. Er bestaat een lokale woningbehoefte van ca. 20 woningen per jaar. Tevens is er een woningbehoefte vanuit Zoetermeer te verwachten. Deze behoefte zal opgevangen worden met de woningen die voorzien worden in Bentwijck. Na de ontwikkeling van Bentwijck ligt de nadruk op plannen binnen de bestaande dorpskern.  
 
De Gebiedsvisie Benthuizen stelt dat er bij nieuwbouw ten minste 25% aan sociale huur gerealiseerd dient te worden. Er is behoefte aan de bouw van eengezinswoningen in de sociale huursector. Het voorliggende plan voorziet hierin. Gezien de huidige samenstelling van de woningvoorraad is het bouwen van grondgebonden woningen voor het midden- en hogere segment wenselijk. Het doel hiervan is de doorstroming op gang te brengen, waardoor meer betaalbare koopwoningen op de beschikbaar worden. Met de ontwikkeling van Bentwijck wordt het 'dorpse' karakter van Benthuizen versterkt.
 
Er worden nieuwe groene verbindingen gerealiseerd met de ontwikkeling van Bentwijck. Zo wordt er aansluiting gezocht met het Bentwoud. Daarnaast wordt er aangesloten op de min of meer intact gebleven waterstructuur in en rond Benthuizen.
 
Gelet op het voorgaande kan gesteld worden dat de ontwikkeling van Bentwijck in lijn is met de Gebiedsvisie Benthuizen.
  
4.4.3 Alphense Woonagenda
In de Alphense Woonagenda (2016) is de visie van de gemeente Alphen aan den Rijn op het wonen voor de periode tot en met 2025 vastgelegd. De Woonagenda vloeit voort uit de Contourennotitie (2015/34368). In deze notitie zijn zeven woonkwaliteiten benoemd die onderscheidend zijn voor prettig wonen in Alphen aan den Rijn; nu en in de toekomst. De toekomst van het wonen ligt meer dan in het verleden in de bestaande stad en dorpen. Wonen is niet meer alleen bouwen, maar vooral de bestaande woongebieden kwaliteit geven, zodat inwoners trots zijn op de plek waar ze wonen. Het versterken van herkenbare identiteiten, de woonaantrekkelijkheid en gebruiksfunctie van wijken en dorpen staat hierbij centraal.
Vijf thema's vormen de speerpunten van de Woonagenda, te weten:
  1. Wijken en kernen met identiteit
  2. Keuzemogelijkheden door variatie
  3. Een veilige en gezonde leefomgeving
  4. Zelfredzame bewoners investeren in zichzelf en hun omgeving
  5. Woningvoorraad met toekomstwaarde
Met de Woonagenda wil de gemeente partners, bewoners en ontwikkelaars inspireren om hun bijdrage te leveren aan Alphen aan den Rijn als aantrekkelijke en prettige woonomgeving. Zij krijgen de ruimte initiatieven te realiseren die een bijdrage leveren aan de gewenste woonkwaliteit van Alphen aan den Rijn.
 
Planspecifiek
Met de voorgenomen ontwikkeling, waarbij een maximaal 200 woningen en een Brede School worden gerealiseerd, vindt een kwaliteitsslag plaats voor het stedelijk gebied van Benthuizen. De realisatie van de woningen zorgt voor een woningvoorraad met toekomstwaarde. Er wordt hiermee een bijdrage geleverd aan het woningaanbod voor starters, doorstromers en ouderen. Daarnaast worden keuzemogelijkheden uitgebreid door een gevarieerd aanbod in woningen binnen de kern Benthuizen. De woningen zullen zich kenmerken door innovatie, diversiteit, kleinschaligheid, comfort en intimiteit.
 
In het Afwegingskader woningbouw 2019 worden de volgende punten genoemd:
  • Creëren van evenwichtige woningvoorraad met aandacht voor sociale huur en woningen voor middeninkomens (middeldure huur tot € 900 en goedkope koop tot € 200.000).
  • In Benthuizen is met name behoefte aan betaalbare eengezinswoningen in de sociale huur en grondgebonden koopwoningen in het middensegment (€ 200.000 – 300.000) en hoger segment (> € 300.000).
  • Nieuwbouw draagt bij aan de vitaliteit van het dorp
  • duurzame inzetbaarheid woningen: Van belang is met name of de indeling van de woning voldoende flexibel / aanpasbaar is om ook op de lange termijn voor meerdere doelgroepen aantrekkelijk te blijven. Bijvoorbeeld woningen die eenvoudig levensloopgeschikt te maken zijn of seniorenwoningen die ook in de markt gezet kunnen worden voor jonge huishoudens.
  • Daarnaast dienen woningen klimaat- en bodemdalingsbestendig en energieneutraal te zijn.
Op basis van het stedenbouwkundig plan zullen in totaal 198 woningen ontwikkeld worden, bestaande uit  voornamelijk rijwoningen en mogelijk appartementen in het goedkope en (midden)dure segment en een aantal twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen in het dure segment. Van de 198 woningen zullen minimaal 54 woningen bestemd zijn voor de sociale huur. Hierbij is de 'Verordening doelgroepen woningbouw Alphen aan den Rijn 2018' van toepassing.
 
Verordening doelgroepen woningbouw Alphen aan den Rijn 2018
Wat betreft de huur- en koopprijzen zal voldaan moeten worden aan de 'Verordening doelgroepen woningbouw Alphen aan den Rijn 2018'. Zo dient de aanvanghuurprijs voor sociale huurwoningen te voldoen aan het bepaalde in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag (in 2020 ligt deze grens op €737,14). Voor middenhuur is dat ten hoogste €900,-. Voor de verkoopprijs van goedkope koopwoningen bedraagt de maximale prijs het bedrag genoemd in artikel 1.1.1, eerste lid, onder e van het Besluit ruimtelijke ordening. In dit geval bedraagt de verkoopprijs € 200.000,-. Er wordt uitgegaan van circa 10% middensegment.
 
Artikel 5 van de verordening stelt het volgende: 'Sociale huurwoningen dienen gedurende een termijn van tenminste 20 jaar na de eerste ingebruikname voor de doelgroep beschikbaar blijven'. De grondeigenaren hebben eerder afspraken gemaakt over de ontwikkeling. Er is toen overeengekomen een huurperiode van 10 jaar op van toepassing te verklaren voor de door GB Vastgoed B.V. 36 te bouwen huurwoningen en een huurperiode van 15 jaar voor de 18 woningen van Habeko. Deze afspraken worden gerespecteerd.
 
Samenvattend is in het woonprogramma rekening gehouden met 54 sociale huurwoningen voor een periode van 10 jaar, met dien verstande dat voor de 18 door Habeko te bouwen huurwoningen een periode van 15 jaar is afgesproken. De overige woningen worden in de vrije sector gerealiseerd.
  
4.4.4 Welstandsnota
De Welstandsnota is in 2015 herzien waarmee het welstandsbeleid is vereenvoudigd. De welstandsnota is opgesteld als naslagwerk en bevat verschillende beoordelingskaders. Doel van de welstandstoets is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde. Met de verschijningsvorm van een  bouwwerk wordt iedere voorbijganger geconfronteerd. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat welstand een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving.
 
Doel van het welstandsbeleid is het welstandstoezicht helder onder woorden te brengen en op een effectieve en controleerbare wijze in te richten. Daarbij is het van belang aanvragers door middel van de welstandsnota van tevoren op de hoogte te stellen van de aspecten die een rol spelen bij de welstandsbeoordeling. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en  architectonische waarden een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen.
 
De redelijkheid van welstand is beredeneerd aan de hand van een kwaliteitskaart. Hierop zijn waardevolle plekken en de ruimtelijke samenhang tussen de verschillende gebieden in beeld gebracht. Aan de hand van deze kaart is bepaald waar welstand bij moet dragen aan de ruimtelijke kwaliteit en waar een meer terughoudende inzet gepast is.
 
Planspecifiek 
Het plangebied maakt onderdeel uit van deelgebied 2B 'dorps woongebied'. In de dorpse uitbreidingen worden korte rijen afgewisseld met tweekappers en vrijstaande woningen met een sobere baksteenarchitectuur langs overwegend groene straten. Deze gemengde woongebieden hebben een planmatige opzet met zowel herhaalde woningtypes als individuele woningen in clusters van bescheiden omvang. De woningen variëren in opbouw en hebben veelal één of twee lagen met kap of plat dak.
 
Waarde
De waarde van het dorps woongebied wordt gekenmerkt door het rustige beeld van de straten met groen van de bomen en voortuinen. De architectuur is in het algemeen eenvoudig en bij de vroegste en recentste inbreidingen zorgvuldig.
 
Uitgangspunten
Het dorps woongebied beschikt over een regulier welstandsniveau. Het beleid richt zich op het beheer van de rust in het groene straatbeeld en het zicht vanuit de doorgaande wegen en omringende gebieden. Het handhaven van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit is de basis voor de welstandsbeoordeling.
  
Criteria
In de welstandsnota zijn criteria opgesteld omtrent de ligging, massa, architectonische uitwerking en materiaal en kleur, welke de gemeente hanteert bij de beoordeling van bouwplannen. Deze criteria worden met de uitwerking van de woningen en de brede school in acht genomen.
 
4.4.5 Duurzaamheidsprogramma 2014 - 2020
Het duurzaamheidsprogramma 2014-2020 en het bijbehorende uitvoeringsprogramma is op 24 september 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en is leidend voor de uitvoering van duurzaamheid binnen de gemeente.
 
In het duurzaamheidsprogramma is beschreven wat de ambitie van de gemeente is en wat de gemeente wil bereiken in de periode 2014 t/m 2020. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in enerzijds ambities van de gemeentelijke organisatie en anderzijds ambities voor de Alphense samenleving. Voor het behalen van deze ambities is de gemeente afhankelijk van de samenleving als geheel. De gemeente stimuleert en faciliteert: “Een duurzaam Alphen aan den Rijn bereiken we samen”.
De stip op de horizon is: “In 2050 is de samenleving van Alphen aan den Rijn fossiele brandstofvrij en energie- en CO2-neutraal”. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma "Spoorboekje van A naar D: werken aan het (duurzaamheids)spoor” zijn per ambitie projecten benoemd die de komende jaren uitgevoerd worden om bij te dragen aan het behalen van de ambities.
   
Planspecifiek
Met dit bestemmingsplan wordt de realisatie van maximaal 200 woningen en een brede school mogelijk gemaakt. In elk geval zal aangesloten worden op de huidige wet- en regelgeving. Zo stelt het Bouwbesluit eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. De woningen en het schoolgebouw worden Bijna Energieneutaal (BENG) gebouwd. Deze worden zonder gasaansluiting gerealiseerd.
 
In toelichting paragraaf 5.11 wordt nader ingegaan op het aspect duurzaamheid.
5 Omgevingsaspecten
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient aangetoond te worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. In dit hoofdstuk worde de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld.
 
5.1 Milieueffectrapportage
 
5.1.1 Beleidskader
De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is. Globaal zijn er 3 soorten m.e.r.
  1. Een plan-m.e.r. is wettelijk verplicht wanneer:
    1. Het plan kaders stelt voor activiteiten in het plangebied waarvoor een (project-)m.e.r. noodzakelijk is, dan wel waarvoor beoordeeld moet worden of een (project-)m.e.r. noodzakelijk is. Dit zijn de activiteiten die genoemd zijn in kolom 1 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r. Voor een activiteiten uit Bijlage D geldt de plan-m.e.r. plicht direct als ze groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2. Als ze kleiner is dan die drempelwaarden, wordt de plan-m.e.r. plicht bepaald door de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
    2. De activiteiten in het bestemmingsplan leiden tot mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden (passende beoordeling noodzakelijk).
Bij een plan-m.e.r. gaat het om besluiten uit kolom 3 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r.
  1. Een project- of besluit-m.e.r. is wettelijk verplicht wanneer:
    1. De activiteit genoemd is in Bijlage C van het Besluit m.e.r.
    2. De initiatiefnemer of het bevoegd gezag besloten hebben dat voor een activiteit uit Bijlage D van het Besluit m.e.r. een milieueffectrapport opgesteld wordt, cq. moet worden.
Bij een project- of besluit-m.e.r. gaat het om besluiten uit kolom 4 van Bijlage C of D va het Besluit m.e.r. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een bestemmingsplan dat in directe zin woningbouw mogelijk maakt waarvoor een m.e.r.-plicht geldt, of om een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een bedrijf (met aanzienlijke milieugevolgen).
  1. Een m.e.r.-beoordeling is wettelijk verplicht voor de activiteiten in kolom 1 van Bijlage D van het Besluit m.e.r.
Indien de activiteit groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient de in de wet milieubeheer beschreven m.e.r.-beoordelingsprocedure beschreven te worden.
Indien de activiteit kleiner is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient beoordeeld te worden of de in de Wet milieubeheer beschreven m.e.r.-beoordelingsprocedure al dan niet nodig is. Dit noemt men vormvrije m.e.r.-beoordeling.
 
Bij een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling gaat het om besluiten uit kolom 4 van Bijlage 4 van het Besluit m.e.r.
 
5.1.2 Onderzoek en conclusie
In het onderhavige geval is sprake van het oprichten van maximaal 200 woningen en een brede school. De planontwikkeling zit qua omvang onder de grens voor een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is noodzakelijk.
 
Zoals de in dit hoofdstuk beschreven milieuparagrafen en -onderzoeken aantonen, heeft het plan ook om andere redenen dan de omvang (zoals bijvoorbeeld de aard van de ontwikkeling of een ligging nabij een gevoelig gebied) geen ‘belangrijke nadelige gevolgen’ voor het milieu. Bij deze beoordeling is tevens gebruik gemaakt van alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn ‘betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particulier projecten’. Het plan is getoetst aan onder meer de volgende kenmerken:
 
Kenmerken van het project
Sprake is van een geringe omvang van het plangebied, terwijl er geen cumulatie is met andere projecten. Er worden bij de ontwikkeling van de woningen geen schaarse hulpbronnen gebruikt, de vrijkomende afvalstoffen kunnen zonder problemen verwerkt worden. De toename van de geluidsbelasting als gevolg van de ontwikkeling wordt acceptabel geacht. De bijdrage aan de luchtverontreiniging in de omgeving als gevolg van de ontwikkeling is van ‘niet betekenende mate’. Risico van ongevallen speelt niet bij de voorgestelde functiewijziging.
 
Plaats van het project
De nieuw op te richten woningen liggen niet binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied. Ten behoeve van mogelijke effecten voor beschermde diersoorten is er Quickscan flora en fauna en aanvullend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat het aspect ecologie geen belemmeringen veroorzaakt. Ook blijkt uit onderzoek dat het plangebied in het kader van het bestemmingsplan archeologisch niet van belang is.
 
Kenmerken van het potentiële effect
Het project heeft in samenhang met de hiervoor genoemde criteria geen aanzienlijke effecten op de bevolking. Evenmin is er sprake van een grensoverschrijdend karakter. Bovendien is er geen sprake van een onomkeerbaarheid van het effect. De complexiteit is gering gelet op de omvang van het plangebied.
 
Conclusie
Op het voorliggende bestemmingsplan rust geen plicht tot het uitvoeren van een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling. Een vormvrije m.e.r.-beroordeling vindt wel plaats in de vorm van een aparte aanmeldnotitie (9 december 2020, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 2). Uit deze aanmeldnotitie volgt dat de realisatie van maximaal 200 woningen en een Brede School op deze locatie niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Gelet op het 'nee, tenzij'-principe kan daarom worden afgezien van het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) of m.e.r.-beoordeling.
 
5.2 Wegverkeerslawaai
5.2.1 Beleidskader
Wegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh).
 
Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen.
 
Onder geluidsgevoelige bestemmingen wordt verstaan (Art. 1 Wgh):
  • Woningen
  • Onderwijsgebouwen en kinderdagverblijven
  • Ziekenhuizen en verpleeghuizen
  • Geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen) 
 
Voor deze bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden opgesteld. Deze voorkeursgrenswaarden worden mede bepaald door de locatie van de gevoelige bestemmingen en het type weg. Bij realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen dient de geluidsbelasting ten hoogste de voorkeursgrenswaarde te bedragen. In onderstaande tabel zijn de voor dit onderzoek relevante voorkeursgrenswaarden (vgw) weergegeven.
 
bestemming
locatie
weg
vgw (dB)
Woningen
Onderwijsgebouwen en kinderdagverblijven
Binnen bebouwde kom
Lokale en provinciale wegen
48
Tabel 5: voorkeursgrenswaarden (vgw) wegverkeerslawaai (Art. 82 Wgh en art. 3.1 Bgh) 
 
Indien bij de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen niet aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, kan worden geconcludeerd dat de locatie niet zonder meer geschikt is voor de beoogde ontwikkeling. Indien toch wordt beoogd de ontwikkeling doorgang te laten vinden dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de haalbaarheid van maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren. Dit kunnen maatregelen aan de bron (bv. geluidsarm asfalt) of maatregelen in overdrachtssfeer (bv. geluidswal) zijn. Indien deze maatregelen kunnen worden uitgevoerd en de geluidsbelasting daarmee tot (onder) de voorkeursgrenswaarde wordt teruggebracht kunnen de gevoelige bestemmingen alsnog worden gerealiseerd.
 
Indien maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn ofwel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard kan in sommige gevallen een Hogere waarde worden vastgesteld. Ter bepaling of deze Hogere Waarde inderdaad kan worden vastgesteld is de 'Beleidsregel Hogere waarden, 2018 regio Midden-Holland' (oktober 2018) vastgesteld. In situaties waarin aan deze beleidsregel wordt voldaan kunnen Hogere waarden worden vastgesteld tot de Maximale grenswaarde (Mgw) uit de Wgh (tabel 6).
 
bestemming
locatie
weg
Mgw (dB)
Woningen
Onderwijsgebouwen en kinderdagverblijven
Binnen bebouwde kom
Lokale en provinciale wegen
63
Tabel 6: Maximale grenswaarden wegverkeerslawaai (art. 83 Wgh en art. 3.2 Bgh)
 
Hogere waarde en gemeentelijk beleid
In de 'Beleidsregel Hogere waarden, 2018 regio Midden-Holland' staan voorwaarden weergegeven waaronder burgemeester en wethouders een hogere waarde mogen verlenen. In tabel 7 is het toetsingskader van het gemeentelijk hogere waarden beleid opgenomen (voor wegverkeerslawaai).
 
WegverkeerVoorwaarden Hogere waarde beleid
≤ 48 dB
Voldoet aan de voorkeursgrenswaarde gen hogere waarde nodig en geen aanvullende voorwaarden vereist.
48-53 dBHogere grenswaarde nodig, geen aanvullende voorwaarden vereist.
53-63 dBHogere grenswaarden nodig én aanvullende voorwaarden zoals geluidsluwe gevel en geluidsluwe buitenruimte vereist.
> 63 dBOverschrijding maximale grenswaarde, bouwen niet mogelijk anders dan met dubbele gevel, vliesgevel of dove gevel. Aanvullende voorwaarden voor wat betreft de geluidsluwe buitenruimte en maximaal 1 dove gevel.
Tabel 7: Toetsingskader gemeentelijk hogere waarden beleid wegverkeerslawaai
 
5.2.2 Onderzoek en conclusie
Voor de relevante wegen is per weg berekend wat de geluidsbelasting op het onderzoeksgebied is. Tevens is berekend wat de cumulatieve geluidsbelasting van wegverkeerslawaai op het onderzoeksgebied is. De zogenaamde 30 km/u wegen vallen buiten het regime van de Wet geluidhinder en zijn alleen gebruikt voor de gecumuleerde geluidsbelasting en het woon- en leefklimaat. De relevante wegen voor het onderzoeksgebied zijn:
  • Bentwoudlaan (50 km/u)
  • Heerewegh (30 km/u)
  • Westzijdeweg (60 km/u)
  • Bentlanden (30 km/u)
  • Croesinck (30 km/u)
  • Verbreepark (30 km/u)
  • Westzijdeweg (30 km/u) 
 
De berekeningen zijn uitgevoerd met Geomilieu versie 4.30 van DGMR. De gevolgde rekenmethode voor het bepalen van de geluidsbelasting is conform de Standaard Rekenmethode II van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Er is gerekend op een hoogte van 5 meter. Bij de resultaten is de aftrek conform artikel 110g Wgh artikel 3.4 van het Reken en Meetvoorschrift (aftrek op basis van voertuigsnelheid) toegepast. De resultaten zijn weergegeven in de vorm van contouren.
 
De aftrek bedraagt voor alle wegen waarvoor de snelheid hoger is dan 30 km/u, is 5 dB.
De invoergegevens zijn in verkorte versie weergegeven in onderstaande tabel. In de bijlagen bij toelichting, bijlage 3 is een uitgebreide versie van de invoergegevens opgenomen.
 
WegPeiljaar 2030
Mvt/etmaalSnelheid (km/u)Verharding
Bentwoudlaan451250DAB
Heerewegh292630DAB
Westzijdeweg195660DAB
Bentlanden190430DAB
Croesinck43330Elementen keperverband
Verbreepark97630DAB
Westzijdeweg219030DAB
Tabel 8: invoergegevens Geomilieu
 
Rekenresultaten 
Bentwoudlaan
Figuur 1 geeft een overzicht van de contouren als gevolg van de Bentwoudlaan inclusief aftrek ex. artikel 110g Wgh. In de figuur is op een afstand van 35 meter van de Bentwoudlaan een lijn weergegeven. Deze 35 meter wordt vrijgehouden van woningbouw.
 
Figuur 1: Lden inclusief aftrek t.g.v. de Bentwoudlaan in dB
 
Uit figuur 1 blijkt dat voor het grootste deel van het plangebied de geluidsbelasting lager of gelijk is aan 48 dB (met groen aangegeven). Binnen dit deel van het plangebied vormt de Bentwoudlaan geen belemmering. Binnen een klein deel (buiten de 35 meter) van het plangebied ligt de geluidsbelasting tussen 48 en 53 dB. Voor woningen binnen dit deel dienen hogere waarden vastgesteld te worden. Figuur 2 geeft een overzicht van gedetailleerde resultaten voor het meest zuidelijke deel van het plangebied.
 
Figuur 2: Detail Lden inclusief aftrek t.g.v. de Bentwoudlaan in dB
 
Uit figuur 2 blijkt dat op een afstand groter dan 35 meter uit het hart van de Bentwoudlaan de geluidsbelasting ten hoogste 50 dB bedraagt.
 
Voordat een hogere waarde kan worden vastgesteld dient eerst een maatregelenonderzoek plaats te vinden. Dit onderzoek dient er op gericht te zijn om de geluidsbelasting zoveel mogelijk terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Maatregelen zijn onder te verdelen in:
  • Bronmaatregelen.
  • Overdrachtsmaatregelen.
  • Maatregelen bij de ontvanger. 
Bronmaatregel optie 1. Als bronmaatregel kan gekozen worden om de maximale rijsnelheid terug te brengen naar bijvoorbeeld 30 km/u. Hierdoor zal de geluidsbelasting afnemen maar zal de weg zijn functie als ontsluitingsweg verliezen. Deze maatregel stuit op bezwaren van verkeerskundige aard.
 
Bronmaatregel optie 2. Het toepassen van zogenaamd stil asfalt op de locatie in de directe nabijheid van een rotonde zal leiden tot meer onderhoud. Als gevolg van het optrekken en afremmen voor en na de rotonde zal het asfalt gaan kruipen. In deze situatie kan fysiek slechts een zeer beperkt aantal woningen gebouwd worden binnen het betreffende deel (met geel aangegeven in figuur 1). Gesteld kan worden dat het toepassen van deze maatregelen stuit op bezwaren van financiële aard.
 
Overdrachtsmaatregel. Het toepassen van geluidsschermen in een binnenstedelijke situatie is niet wenselijk. Tevens zal het geluidsscherm op diverse plekken onderbroken moeten worden voor verschillende aansluitingen op andere wegen. Hierdoor zal de werking van een geluidsscherm minder effectief worden. Tevens zal een scherm ter plaatse van kruisingen leiden tot verkeersonveilige situaties. Deze maatregel stuit op bezwaren van verkeerskundige en financiële aard.
 
Omdat de geluidsbelasting ten gevolge van de Bentwoudlaan niet uitkomt boven de 53 dB volgen er geen aanvullende eisen vanuit het hogere waardenbeleid van de gemeente Alphen aan den Rijn ten aanzien van een geluidsluwe gevel en buitenruimte.
 
Gevelmaatregelen. Via artikel 3.3 lid 1 van het Bouwbesluit bestaat er een koppeling tussen de vastgestelde hogere waarde voor een woning en de minimale gevelwering om te kunnen voldoen aan 33 dB binnen.
 
Vast te stellen hogere waarde. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat voor 20 woningen in het gebied onder de 48 dB en boven de lijn '35 meter uit het hart van de Bentwoudlaan' een hogere waarde vastgesteld kan worden van 50 dB.
 
Westzijdeweg 60 km/u deel
Figuur 3 geeft een overzicht van de contouren als gevolg van de Westzijdeweg inclusief aftrek ex. artikel 110g Wgh. In de figuur is op een afstand van 35 meter van de Bentwoudlaan een lijn weergegeven. Deze 35 meter wordt vrijgehouden van woningbouw.
 
Figuur 3: Lden inclusief aftrek t.g.v. de Westzijdeweg in dB
 
Uit figuur 3 blijkt dat voor het gehele plangebied de geluidsbelasting lager of gelijk is aan 48 dB (met groen aangegeven). Binnen het plangebied vormt de Westzijdeweg (60 km/u deel) geen belemmering.
 
Cumulatieve geluidsbelasting Wet geluidhinder
De gecumuleerde geluidsbelasting volgens de methodiek van de Wet geluidhinder is gelijk aan de geluidsbelasting van alleen de Bentwoudlaan. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een onaanvaardbare geluidsbelasting. Het woon- en leefklimaat binnen het plangebied varieert van goed tot matig.
 
Conclusie
Uit de rekenresultaten blijkt dat alleen de Bentwoudlaan relevant is gezien vanuit de Wet geluidhinder. Binnen een klein deel van het plangebied, verder dan 35 meter uit de weg, komt de geluidsbelasting ten gevolge van de Bentwoudlaan uit boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
 
Voor de geluidgevoelige bestemmingen moet tegelijk met het bestemmingsplan een hogere waarde procedure doorlopen worden. Maatregelen voor de reductie van de geluidsniveaus stuiten op bezwaren van verkeerskundige en financiële aard. Voor circa 20 woningen dient een hogere waarde vastgesteld te worden van 50 dB. Het besluit hogere waarden Wet geluidhinder is als bijlage opgenomen (zie bijlagen bij toelichting 4).
 
Gezien de geluidsbelasting hoeft niet aan de aanvullende eisen uit de Beleidsregel Hogere waarden Regio Midden-Holland voldaan te worden.
 
De procedure voor het hogere waardebesluit moet gelijk lopen met de bestemmingsplanprocedure. Het definitieve hogere waarde besluit moet genomen zijn voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.
 
5.3 Spoorwegverkeerslawaai
Het plangebied Bentwijck is gelegen buiten de wettelijke zone van de HSL. Spoorweglawaai is voor dit plangebied niet verder onderzocht.
 
Conclusie
Het aspect spoorwegverkeerslawaai staat de vaststelling van het bestemmingsplan Bentwijck niet in de weg.
 
5.4 Industrielawaai
Door de Omgevingsdienst Midden-Holland is een rapportage opgesteld “Akoestisch onderzoek Bentwijck te Benthuizen Gemeente Alphen aan den Rijn” d.d. 16 mei 2018 ter bepaling van de geluidsniveaus binnen het plangebied als gevolg van het bedrijventerrein Verbreepark. Dit komt nader aan bod in paragraaf 5.6. Bedrijven en Milieuzonering.
 
In de directe omgeving van het plangebied is geen gezoneerd industrieterrein aanwezig. De Wet geluidhinder is voor het onderdeel industrielawaai niet van toepassing.
 
Conclusie
Het aspect industrielawaai vormt geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan Bentwijck.
 
5.5 Luchtkwaliteit
 
5.5.1 Beleidskader
Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.
 
Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide en fijn stof. De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in tabel 9.
 
stof
jaargemiddelde
uurgemiddelde
24-uursgemiddelde
opmerkingen
Stikstofdioxide (NO2)
40 µg/m³
200 µg/m
n.v.t.
Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden
Fijn stof (PM10)
40 µg/m³
n.v.t.
50 µg/m³
24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden
Fijn stof (PM2,5)
25 µg/m³
n.v.t.
n.v.t.
 
Tabel 9: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit
 
De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien:
  1. de luchtkwaliteit ten gevolge van de plannen per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  2. de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% verstaan;
  3. de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde;
  4. gevoelige bestemmingen (waaronder scholen en zorginstellingen) niet binnen 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg worden gerealiseerd (of indien binnen deze zones geen sprake is van een (dreigende) overschrijding).  
Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden, te weten: 
  • Woningbouw: ≤ 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en ≤ 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
  • Kantoorlocaties: ≤ 100.000 m² bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en ≤ 200.000 m² bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.  
In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen zal middels een berekening moeten worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden.
 
Tevens is in het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
 
5.5.2 Onderzoek en conclusie
Met de NIBM-tool op de site van Infomil is nagegaan wat de berekende maximale bijdrage aan luchtemissies van de verkeersgeneratie van de ontwikkeling is. Hierbij is ervan uitgegaan dat de ontwikkeling maximaal 1293,6 extra auto's per dag aantrekt (mvt/weekdagetmaal), waarvan 13 vrachtwagens (bijlagen bij toelichting bijlage 5 geeft een overzicht van de berekening van de verkeersgeneratie).
 
Figuur 4 geeft een overzicht van de ligging van de Bentwijck inclusief de verkeersintensiteiten per weg.
 
Figuur 4: Ligging Bentwijck inclusief totale verkeersintensiteiten (inclusief ontwikkeling)
 
Figuur 5 geeft een overzicht van de berekening met de NIBM-tool.
Figuur 5: Overzicht berekening NIBM-tool
 
Uit figuur 5 blijken de emissies van NO2 met 1,12 µg/m³ en PM10 met 0,22 µg/m³ onder de NIBM grens van 1,2 µg/m³ te blijven. Gesteld kan worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt. 
De luchtkwaliteit in de nabijheid van de Bentwijck is in onderstaand figuur aan hand van de NSL-monitoringstool 2018 (www.nsl-monitoring.nl), die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, inzichtelijk gemaakt. Het figuur geeft een indruk van de luchtkwaliteit langs de wegen nabij het plangebied. Voor vier toetspunten grenzend aan het plangebied Bentwijck zijn de concentraties weergegeven.
 
Figuur 6 Rekenresultaten NSL-monitoringstool 2018
 
Uit figuur 6 blijkt dat de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide ten hoogste 19,4 μg/m³ bedraagt. De jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) bedraagt ten hoogste 19,2 μg/m³. De concentraties liggen daarmee onder de wettelijke grenswaarde van 40 μg/m³. Voor PM2,5 geldt dat de hoogste concentratie 11,7 μg/m³ bedraagt en ligt daarmee onder de wettelijke waarde van 25 μg/m³.
 
De totale concentraties inclusief Bentwijck bedragen:
  • NO2: 19,4 + 1,12 = 20,5 µg/m³.
  • PM10: 19,2 +0,22 = 19,4 µg/m³.
Hierbij wordt ook nog voldaan aan de wettelijke grenswaarden. Tevens zullen de concentraties in de komende jaren verder afnemen.
 
Conclusie
Op basis van het onderzoek naar de luchtkwaliteit kan worden gesteld dat ter plaatse van de Bentwijck, geen overschrijding van de wettelijke grenswaarden plaatsvindt.    
Ook als wordt voldaan aan de normen kan luchtkwaliteit significante effecten hebben op de gezondheid. In deze situatie ligt de concentratie PM10 nog onder de WHO advies waarden (20 µg/m³).
 
Het voldoen aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit betekent niet dat het woon- en leefklimaat goed is. Blootstelling aan een concentratie luchtverontreiniging moet dan ook zoveel mogelijk worden voorkomen, aangezien langdurige blootstelling gezondheidsrisico’s voor iedereen oplevert.
 
5.6 Bedrijven en milieuzonering
 
5.6.1 Beleidskader
Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.
Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer en de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.
 
De te beoordelen situaties zijn in te delen in drie groepen met bijbehorende aanpak, te weten:
  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven.
  • Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies.
  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen.
 
De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven.
 
5.6.2 Onderzoek en conclusie
Op basis van de vigerende bestemmingsplannen is bepaald welke bedrijfscategorieën zich in de omgeving van het plangebied kunnen vestigen. Vervolgens is bepaald of deze planologische mogelijkheden conflicteren met de beoogde ontwikkeling. Daar waar dit het geval is, is de specifieke en feitelijke situatie verder bekeken.
Daarnaast is geïnventariseerd of er bedrijven in de nabijheid zijn gevestigd die mogelijk een belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling. Voor deze bedrijven zijn de milieuzones bepaald op basis van Bedrijven en Milieuzonering en gegevens uit milieuvergunningen en het Activiteitenbesluit milieubeheer.
 
Het beoogde woongebied komt te liggen tussen (westelijk) het bestaande woongebied van Bentlanden en (oostelijk) het bedrijventerrein Het Verbreepark. Aan de noordzijde liggen drie percelen (Heerewegh 30, 32 en 34) waarvan de bestemming in dit plan wordt gewijzigd van agrarisch naar wonen. Dit is overeenkomstig het huidige gebruik voor de percelen 30 en 34. De agrarische bebouwing op nummer 32 is inmiddels gesloopt.
 
Verbreepark
Dit bedrijventerrein is in het ODMH-geluidsrapport (rapport 23 mei 2018 met kenmerk 2018107131, zie bijlagen bij toelichting bijlage 6) beschouwd, waarbij is geconcludeerd dat geluidgevoelige functies binnen het plangebied op twee manieren kunnen worden beschermd tegen de milieuhinder van het bedrijventerrein:
  • Variant 1, een zone van ten minste 30 meter van de grens van het bedrijventerrein aanhouden, waarbinnen geen geluidgevoelige bebouwing mag plaatsvinden.
  • Variant 2, een geluidsscherm aanleggen, wanneer binnen de zone van 30 m wordt gebouwd, die in hoogte varieert van 5 meter (in het middengedeelte) en tot 3 meter (aansluitend richting het zuiden). Bij de aanleg van deze schermen dient er rekening te worden gehouden dat geluidgevoelige ruimten van woningen (slaapkamers) niet mogelijk zijn op de 2de verdieping.  
Zoals blijkt uit de door OMDH uitgevoerde akoestisch onderzoek, overeenkomstig de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999', komt de geluidbelasting buiten de richtafstand van 30 meter niet uit boven de 50 dB(A). Tevens is in dat verband het geluidsscherm verder onderzocht (optimalisatieslag). Uit deze optimalisatieslag is gebleken dat het scherm niet hoeft door te lopen tot aan de Bentwoudlaan. Voorwaarde is wel dat het meest zuidelijke deel een minimale hoogte heeft van 3 meter. Het totale scherm bestaat dus uit:
  1. Noordelijke deel (blauw in figuur 7). Lengte 225 meter en hoogte minimaal 5 meter.
  2. Zuidelijke deel (rood in figuur 7). Lengte 17 meter en hoogte minimaal 3 meter. Dit scherm is ter reductie van de geluidsniveaus als gevolg van laad- en losactiviteiten op het Verbreepark (binnen rode cirkel).
 
Figuur 7: Locatie wal/geluidsscherm t.b.v. reductie geluidsniveaus als gevolg van laad- en losactiviteiten Verbeepark
 
Uitgangspunt voor de woonwijk is dat de Bentwijck een rustige woonwijk wordt. Door de eventuele  realisatie van een geluidscherm conform het akoestisch onderzoek is enkel op de gevels van de eerstelijns bebouwing langs het Verbreepark een geluidbelasting van 50 dB(A) berekend. Daarmee wordt voldaan aan de standaard geluidvoorschriften zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit. Daarachter hebben de woningen een lagere geluidbelasting op de gevel. Op deze wijze wordt zoveel mogelijk voldaan aan het uitgangspunt dat de Bentwijck een rustige woonwijk wordt. Om te voorkomen dat woningen in gebruik worden genomen met een te hoge geluidbelasting op de gevel, is in de regels en op de verbeelding een regeling opgenomen waarmee binnen de 30 meter van het Verbreepark geen woningen in gebruik mogen zijn zolang het geluidsscherm nog niet is gerealiseerd. Wanneer een dergelijke wal/geluidscherm wordt geplaatst is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De geluidreducerende maatregelen dienen na realisatie in stand te worden gehouden.
 
Bedrijven
De bedrijven op het bedrijventerrein worden voor wat geluid betreft niet onevenredig belemmerd in hun bedrijfsvoering en eventuele uitbreidingsmogelijkheden. Voor wat betreft de aspecten geur, stof en gevaar kan gesteld worden dat de huidige bedrijven nabij het plangebied niet relevant zijn. Met het plaatsen van het geluidsscherm volgens variant 1 of 2 wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit. Verder wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek Bentlanden II van de ODMH (rapport nummer 2018107131, d.d. 23 mei 2018, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 6). Als aanvulling op de rapportage van 23 mei 2018 is een memo, “Invoer model rapport 2018107131 d.d. 23 mei 2018” d.d. 17 mei 2021 met referentie 2021136176, opgesteld waarin alle invoergegevens van het computermodel zijn opgenomen. Deze memo is opgenomen als bijlagen bij toelichting bijlage 7. Het akoestisch onderzoek is conform de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999' uitgevoerd.
 
Heerewegh 34
De drie woningen op het perceel Heerewegh 34 bevinden zich deels binnen de minimale afstand van 30 meter tot het Verbreepark.
 
Brede school
Een school is zowel een milieugevoelige als een milieubelastende bestemming.
 
School als milieugevoelige bestemming
De richtafstand voor een school ten opzichte van het naastgelegen bedrijventerrein met bedrijven in milieucategorie 3.1 is 50 meter in een rustige woonwijk. Voor een gemengd gebied geldt een richtafstand van 30 meter. De afstand tussen de brede school en de oostelijk gelegen bedrijven is circa 30 m. In verband hiermede is in het kader van de ontwikkeling van Bentwijck, waarvan de Brede School onderdeel uitmaakt, een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd door de Omgevingsdienst Midden-Holland (rapport nummer 2018107131, d.d. 23 mei 2018, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 6).
 
Uit dit onderzoek is gebleken dat ten oosten van het plangebied een geluidscherm nodig is met een hoogte van minimaal 5 meter, wanneer de school binnen 30 m van het Verbreepark wordt gerealiseerd. Dit scherm is ter reductie van de geluidsniveaus als gevolg van laad- en losactiviteiten op het Verbreepark. Dit geluidscherm is niet nodig wanneer de afstand meer dan 30 m wordt.
 
School als milieubelastende bestemming
De richtafstand voor een school ten opzichte van woningen is 30 meter in een rustige woonwijk. Voor een gemengd gebied geldt een richtafstand van 10 meter. Het plangebied van de Brede School ligt tussen het Verbreepark en de geplande woningbouw in Bentwijck, zodat de school kan worden beoordeeld als liggend in een gemengd gebied, waarvoor een afstand van 10 meter dient te worden aangehouden. Deze afstand wordt bij uitwerking van de planontwikkeling voor Bentwijck gerespecteerd. 
 
Akoestisch onderzoek stemgeluid
De Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) heeft akoestisch onderzoek uitgevoerd op het onderdeel stemgeluid als gevolg van spelende kinderen ter plaatse van woningen in de directe omgeving: 'Akoestisch onderzoek stemgeluid scholencomplex Bentwijck in Benthuizen' (definitief, 19 oktober 2020, kenmerk 2020217110, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 8).
 
Hiermee wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzicht gegeven in het effect van de komst van de Brede School op het woon- en leefklimaat in de directe omgeving. Op basis van de resultaten van een akoestisch onderzoek kan inzicht verkregen worden in het woon- en leefklimaat als gevolg van stemgeluid met behulp van de methode Miedema.
 
Uit het akoestisch onderzoek uitgevoerd blijkt dat de gecumuleerde geluidsbelasting van de twee scholen en de kinderopvang ter plaatse van de woningen, op meer dan 10 meter uit de speelpleinen, varieert van 59 dB(A) aan de noordzijde tot 64 dB(A) aan de zuidzijde. Ter vergelijking: de streefwaarde voor een rustige woonwijk is 45 dB(A) en voor een gemengd gebied 50 dB(A). Op basis van de methode Miedema (tabel 4.2) kan geconcludeerd worden dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van de Brede School varieert van matig (55-60 dB(A)) tot tamelijk slecht (60-65 dB(A)). Voor een gemengd gebied is dit acceptabel, omdat de afstand van minimaal 10 m wordt aangehouden, zodat voor deze woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
 
Heerewegh 30
Voor het perceel Heerewegh 30 wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De ontwikkeling op dit perceel moet rekening houden met de aanwezigheid van de bedrijfsbestemming aan De Werven.
 
Op grond van het vigerend bestemmingsplan Benthuizen hebben deze bedrijfspercelen een maximale milieucategorie 2. De richtafstand is in een rustige woonwijk 30 meter, in een gemengd gebied 10 meter.
 
De bouwvlakken op de percelen De Werven 4 tot en met 8, welke geheel benut zijn, zijn zo gepositioneerd dat deze het perceel Heerewegh grotendeels afschermen. Verwacht wordt dat met een afstand van 10 meter kan worden voldaan aan de normen uit het Activiteitenbesluit. Omdat de afscherming niet volledig is en omdat de ontwikkeling voorziet in de sloop van de huidige woning ten behoeve van nieuwe woningen is een nader (akoestisch) onderzoek naar de invloed van deze bedrijven op dit perceel noodzakelijk. Deze onderbouwing dient plaats te vinden bij de voorbereiding van het wijzigingsplan. Woningbouw op dit perceel is niet op voorhand uitgesloten, zodat een wijzigingsbevoegdheid kan worden opgenomen. Nader onderzoek zal uitwijzen op welke wijze de gewenste nieuwe woningen kunnen worden gepositioneerd op dit perceel.
 
Conclusie
Uit het akoestisch onderzoek (relatie woningen - Verbreepark) blijkt het volgende:
  • Voor de situatie zonder scherm: buiten de richtafstand van 30 meter komt de geluidsbelasting niet uit boven de 50 dB(A) etmaalwaarde.
  • Voor de situatie met scherm: de geluidsbelasting komt op een hoogte van 1,5 meter en 5 meter niet uit boven de 50 dB(A) etmaalwaarde.
  • Voor de situatie met een scherm van 5 meter hoog komt op een hoogte van 7,5 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van een deel van de woonblokken de geluidsbelasting ter plaatse van de gevels van de woningen niet uit boven de 50 dB(A) etmaalwaarde. Ter plaatse van een deel van de noordelijke woonblokken komt de geluidsbelasting uit tussen 50 en 51 dB(A). 
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg, mits rekening wordt gehouden met het volgende:
  • binnen de bestemming 'Woongebied' en de bestemming 'Wonen' van het perceel Heereweg 34 is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' opgenomen om veilig te stellen dat voldaan wordt aan de geluidsnormen, voor zover er woningen worden gebouwd binnen deze zone.
  • verder wordt in de regels van de bestemming 'Woongebied' opgenomen dat de afstand tussen de brede school en (nieuwe) woningen ten minste 10 meter dient te bedragen. 
5.7 Bodem
 
5.7.1 Beleidskader
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb):
  • Niet saneren: indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden.
  • Saneren: indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan te worden opgesteld en ingediend bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. In sommige gevallen kan worden volstaan met het indienen van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen). Na goedkeuring door het bevoegd gezag kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en ook dit verslag dient ter goedkeuring te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas inwerking treden nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige en spoedeisende sanering (art. 6.2. c. Wabo).
 
Een onderzoeks- en saneringstraject heeft soms grote financiële consequenties voor de beoogde plannen. Enerzijds omdat de kosten van sanering hoog kunnen zijn, anderzijds omdat deze trajecten van grote invloed kunnen zijn op de planning. In het kader van de Grondexploitatiewet dienen deze kosten tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming (historisch-) bodemonderzoek voor het hele plangebied uit te voeren. Deze bodemonderzoeken zijn ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen.
 
Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Alphen aan den Rijn beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorende Nota Bodembeheer. Uitgangspunt is dat bij hergebruik van grond de kwaliteit moet aansluiten bij de functie ter plaatse. Nagenoeg alle grond-verzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldpuntbodemkwaliteit.nl).
  
5.7.2 Onderzoek en conclusie
Voor het grootste deel van het plangebied is in 2009 het 'Verkennend milieukundig bodemonderzoek, Zuidrand (Bentlanden II) te Benthuizen' (Adverbo, 18 mei 2009) uitgevoerd. Hierin worden ook voorgaande onderzoeken beschreven. Tijdens deze bodemonderzoeken werden binnen het plangebied geen noemenswaardige bodemverontreinigingen aangetoond. Het gebied werd geschikt geacht voor de toekomstige ontwikkelingen. Omdat deze bodemonderzoeken ouder zijn dan 5 jaar is een actualiserend historisch bodemonderzoek uitgevoerd. Het bodemonderzoek is uitgevoerd door Antea Group ('Historisch vooronderzoek aan de Heerewegh 30, 32 en 34 en achterliggende percelen te Benthuizen', projectnummer 442256.100, d.d. 6 maart 2019, revisie 02): zie bijlagen bij toelichting, bijlage 9.
 
Bevindingen actualiserend bodemonderzoek
Tijdens het actualiserend historisch bodemonderzoek is het plangebied ingedeeld in twee deellocaties: Deellocatie 1. Akkerland en Deellocatie 2. Bebouwde percelen. De bebouwde percelen omvatten de adressen Heerewegh 30, 32 en 34.
 
Deellocatie 1: Akkerland (blauwe contour) en deellocatie 2: Bebouwde percelen (rode contour).
(bron: Historisch vooronderzoek aan de Heerewegh 30, 32 en 34 en achterliggende percelen te Benthuizen, ODMH, 2019)
 
Uit het onderzoek blijkt het volgende.
 
Deellocatie 1. Akkerland
Algemene kwaliteit bovengrond
In de bovengrond zijn geen verhoogde gehalten aan geanalyseerde parameters aangetoond.
 
Algemene kwaliteit ondergrond
In de ondergrond ter plaatse van deellocatie 1 zijn geen verhoogde gehalten aan geanalyseerde parameters aangetoond.
 
Grondwater
In het grondwater zijn geen verhoogde concentraties aan geanalyseerde parameters aangetoond.
 
Verharding en fundatie
Ter plaatse van deellocatie 1 is een toegangsweg bestaande uit twee rijen met betonplaten aanwezig. Tussen de betonplaten zijn klinkers gelegen. Mogelijk is de toegangsweg aangelegd op het (puin)pad.
 
Asbest
Ter plaatse van het (puin)pad (toegangsweg) is een zwakke bijmenging met puin aangetroffen. Op het maaiveld en in de opgeboorde grond zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. Tijdens dit onderzoek heeft geen asbestonderzoek plaatsgevonden. Tijdens de terreininspectie zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. De aanwezigheid van zwak puin in de bodem en mogelijk fundatie van de toegangsweg bestaande uit een (puin)pad geeft aanleiding om de deellocatie als asbestverdacht te beschouwen.
 
Overige aandachtpunten
Tijdens de terreininspectie zijn ten zuidwesten op de onderzoekslocatie resten van een voormalig (grond)depot aangetroffen, waarvan het onbekend is hoe lang dit (grond)depot er heeft gelegen. Er zijn ter plaatse van het voormalig (grond)depot brokken baksteen, -beton en asfalt aangetroffen. Vermoedelijk is het (grond)depot aanwezig geweest ten tijde van de aanleg van de rotonde en weg.
 
Verdachte deellocaties
Het (puin)pad (toegangsweg) waar zwak puin in de bovengrond is aangetroffen. Mogelijk dient het depot als aandachtspunt te worden gezien indien het onbekend is bij het bevoegd gezag wat de kwaliteit van deze grond was.
 
Deellocatie 2 Bebouwde percelen
Algemene kwaliteit bovengrond
In de bovengrond zijn geen verhoogde gehalten aan geanalyseerde parameters aangetoond.
 
Algemene kwaliteit ondergrond
Ter plaatse van deellocatie 2 zijn in de ondergrond nabij het erf van Heerewegh 32 licht verhoogde gehalten aan kwik en zink gemeten.
 
Grondwater
In het grondwater zijn geen verhoogde concentraties aan geanalyseerde parameters aangetoond.
 
Tanks
Uit het onderzoek blijkt dat er binnen het plangebied één bovengrondse tank bekend is. Ter plaatse van Heerewegh 30 bevond zich een bovengrondse dieseltank. Deze tank is buiten gebruik gesteld zonder bodemonderzoek te doen. Opgemerkt wordt dat deze tank tijdens de eerder uitgevoerde bodemonderzoeken niet werd genoemd.
 
Voormalige bedrijven
Uit het onderzoek blijkt dat er in het verleden binnen het plangebied activiteiten aanwezig zijn geweest waar potentieel bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd. Ter plaatse van Heerewegh 30 is sprake van een voormalig landbouwbedrijf waarbij bovengrondse opslag van diesel plaats vond.
 
Gedempte sloten
Uit het onderzoek blijkt dat er in het verleden binnen het plangebied meerdere sloten zijn gedempt. Tijdens de voorgaande bodemonderzoeken uit 2009 zijn deze sloten onderzocht. Er zijn analytisch geen verontreinigingen in de grond en het grondwater aangetoond.
 
Verharding en fundatie
Ter plaatse van deellocatie 2 is de locatie deels verhard met asfalt betonplaten en klinkers.
 
Asbest
In de bovengrond nabij het erf (Heerewegh 32) is een zwakke bijmenging met puin aangetroffen. Op het maaiveld en in de opgeboorde grond zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. Tijdens dit onderzoek heeft geen asbestonderzoek plaatsgevonden. Op de locatie zijn zes woningen aanwezig, waarbij twee woningen (1960 en 1970) zijn gebouwd in een periode waarbij asbest in bouwmateriaal veelvuldig werd gebruikt. Een terreininspectie heeft niet plaatsgevonden op deellocatie 2. Een terreininspectie is een verplicht onderdeel van een historisch bodemonderzoek (NEN 5725:2017). Door het niet uitvoeren van een terreininspectie ter plaatse van deellocatie 2 is conform de NEN 5725:2017 de locatie onvoldoende onderzocht. De aanwezigheid van zwak puin in de bodem en woningen gebouwd in een tijd waarbij asbest in bouwmateriaal veelvuldig werd gebruikt is aanleiding om de deellocatie als asbestverdacht te beschouwen.
 
Overige aandachtpunten
Een terreininspectie heeft niet plaatsgevonden op deellocatie 2. Een terreininspectie is een verplicht onderdeel van een historisch bodemonderzoek (NEN 5725:2017). Door het niet uitvoeren van een terreininspectie ter plaatse van deellocatie 2 is conform de NEN 5725:2017 de locatie onvoldoende onderzocht.
 
Verdachte deellocaties
De bovengrond nabij het erf (Heerewegh 32), waarbij een zwakke bijmenging met puin is aangetroffen.
 
Samenvattend
Deellocatie 1
De aanwezigheid van zwak puin in de bodem ter plaatse van het (puin)pad (toegangsweg) is aanleiding om de locatie als asbestverdacht te beschouwen. Geadviseerd wordt om voorafgaand aan werkzaamheden aan het pad een verkennend asbestonderzoek uit te voeren.
Mogelijk dient het (grond)depot als aandachtspunt te worden gezien indien het onbekend is bij het bevoegd gezag wat de kwaliteit van deze grond was. Wanneer deze kwaliteit onbekend is, wordt geadviseerd om hier een verkennend bodemonderzoek uit te voeren.
 
Deellocatie 2
Voor de herinrichting zullen de percelen met bebouwing onveranderd blijven. Mochten er in de toekomst graafwerkzaamheden worden uitgevoerd ter plaatse van het erf waar voorgaand onderzoek een bijmenging met puin is aangetroffen, wordt geadviseerd om hier een verkennend asbestonderzoek uit te voeren. Tevens dient opgemerkt te worden dat in onderhavig onderzoek geen terreininspectie is uitgevoerd. Een terreininspectie is een verplicht onderdeel van een historisch bodemonderzoek (NEN 5725:2017). Door het niet uitvoeren van een terreininspectie ter plaatse van deellocatie 2 is conform de NEN 5725:2017 de locatie onvoldoende onderzocht. Derhalve wordt, conform de NEN 5725: 2017, de conclusie (deels) onbekende bodembelasting getrokken.
 
Conclusie
Met betrekking tot de bodem kan de ruimtelijke procedure voor de toekomstige bestemmingswijziging doorgang vinden. Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken worden binnen het plangebied geen (grootschalige) bodemverontreinigingen verwacht die gesaneerd dienen te worden.
 
Echter, voor de aanvraag van de omgevingsvergunning (onderdeel bouwen) moet een verkennend asbestbodemonderzoek conform NEN 5707 worden aangeleverd. Tijdens dit onderzoek dient een terreininspectie ter plaatse van Heerewegh 32 en Deellocatie 1 Akkerland te worden uitgevoerd en dienen de aanwezige puinhoudende bodemlagen te worden onderzocht. Geadviseerd wordt dit onderzoek uit te voeren na de sloop van de aanwezige opstallen en verwijdering van de aanwezige verhardingslagen zodat duidelijk is waar zich puinhoudende (fundatie)lagen bevinden.
 
Eventueel grondverzet dient plaats te vinden conform de Nota Bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart van de gemeente. Voor het plangebied geldt dat vrijkomende grond van onverdachte percelen zonder keuring in het gebied van de Omgevingsdienst Midden-Holland kan worden hergebruikt. Voor het toepassen van grond van buiten het plangebied moet worden aangesloten bij de functie die het gebied heeft. Deze functies zijn aangegeven op de kaart met toepassingswaarden (zie Atlas Midden-Holland).
 
Nagenoeg al het grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldpuntbodemkwaliteit.nl). De Omgevingsdienst Midden-Holland kan tevens als grondstromenmakelaar optreden, zodat grondverzet zo (kosten)efficiënt mogelijk kan plaatsvinden.
 
5.8 Externe veiligheid
 
5.8.1 Beleidskader
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico’s op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vormen het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico’s. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico’s zoveel mogelijk beperkt.
 
Plaatsgebonden risico (PR)
Als 'harde' afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.
 
Groepsrisico (GR)
Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedgebied. Binnen dit invloedgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.
 
De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verantwoord. Als binnen het invloedgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.
 
Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn
Op 1 juni 2016 is de beleidsvisie externe veiligheid Alpen aan den Rijn in werking getreden. Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. De term “externe” veiligheid heeft betrekking op de omgeving. Het gaat dus om risico’s waar personen aan blootgesteld worden zonder dat zij deel hebben aan de activiteiten die deze risico’s veroorzaken.
 
Het hoofddoel van het beleid is het vaststellen van concrete kaders waardoor in Alphen aan den Rijn bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en vergunningverlening op een verantwoorde manier wordt omgegaan met externe veiligheid.
 
5.8.2 Onderzoek en conclusie
In het kader van het ontwikkeling van een woonwijk en een brede school binnen het plangebied ‘Bentwijck’ is onderzocht of er relevante risicobronnen in de omgeving van het plangebied zijn. De resultaten worden hieronder besproken.
 
Inrichtingen
In figuur 8 zijn de EV relevante inrichtingen weergegeven in de omgeving van het plangebied. Aan de Bentwoudlaan is een LPG tankstation gelegen. Gezien de afstand tot plangebied (>250 meter) levert dit geen beperkingen op voor het plangebied. Daarnaast zijn op grotere afstand een aantal propaantanks gelegen. Deze leveren geen beperkingen op voor het plangebied.
 
Transport over de weg
Op ruim 300 meter afstand is de provinciale weg N209 gelegen (Nieuwe Hoefweg). Over deze weg worden in beperkte mate gevaarlijke stoffen vervoerd. Gezien de afstand tot deze weg levert dit geen beperkingen op voor het plangebied.
 
Transport over het water
In de nabijheid van het plangebied zijn geen vaarwegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Figuur 8: Ligging plangebied ten opzichte van risicovolle inrichtingen en wegen
 
Transport per buisleiding
In figuur 9 is te zien dat er ten oosten van het plangebied meerdere buisleidingen zijn gelegen die relevant zijn voor externe veiligheid. Op ongeveer 270 meter afstand van het plan is een CO2 leiding gelegen (aangegeven met ‘Ocap’). Gezien deze afstand geeft deze leiding geen beperkingen voor het plangebied. Op ruim 950 meter afstand ten oosten van het plangebied zijn verschillende hogedruk aardgasleidingen gelegen. Zoals in figuur 9 is te zien, is het plangebied buiten de invloedsgebieden van deze gasleidingen gelegen en leveren deze geen beperkingen op voor het plangebied.
 
Transport over het spoor
In de nabijheid van het plangebied zijn geen spoorwegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Figuur 9: Ligging plangebied ten opzichte van EV relevante buisleidingen
 
Conclusie
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen, (spoor)wegen, vaarwegen en buisleidingen gelegen, die in het kader van externe veiligheid een beperking vormen voor het plangebied.
 
Verantwoording groepsrisico
Zoals in de Beleidsvisie EV van Alphen aan den Rijn opgenomen is de enige maatregel in dit verband het kunnen uitschakelen met één druk op de knop van de mechanische ventilatie in gebouwen waar mensen verblijven. Dit kan ook bereikt worden door de stekker van de mechanische ventilatie op een bereikbare plek te situeren. Deze verplichting wordt opgenomen in het ‘Besluit bouwwerken leefomgeving’ (Bbl) (artikel 4.124 onder lid 4), welke onderdeel uitmaakt van de Omgevingswet. Deze wet treedt naar verwachting op 1 januari 2022 in werking. Deze verplichting zal dan als voorwaarde worden opgenomen in te verlenen omgevingsvergunningen. Het groepsrisico is hiermee voldoende verantwoord.
 
5.9 Flora en fauna
  
5.9.1 Beleidskader
Om natuurwaarden in Nederland te beschermen gelden de volgende landelijke wetten: de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Indien beschermde natuurwaarden aanwezig zijn in een plangebied dient met behulp van een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of het voornemen redelijkerwijs uitvoerbaar is, en:
  • er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing soortbescherming Wnb);
  • er mogelijk significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing aan Wnb gebiedsbescherming, ook wel voortoets genoemd);
  • er wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) aangetast worden, maar ook of provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot door de provincie aangewezen ‘belangrijke weidevogelgebieden’ aan de orde is. 
Indien deze beschermde natuurwaarden niet worden aangetast, wordt het project conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht. In dat geval dient rekening te worden gehouden met de algemeen geldende zorgplicht (artikel 1.11) van de Wnb. De zorgplicht bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is maatregelen te nemen die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt.
 
5.9.2 Onderzoek en conclusie
Op basis van het literatuuronderzoek en een veldbezoek is een inschatting gemaakt van de eventuele effecten van de voorgenomen aanleg op mogelijk aanwezige beschermde soorten (toetsing soortenbescherming Wet natuurbescherming) en op de beschermde gebieden (voortoets en toetsing Natura2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland. Hieruit volgt een conclusie ten aanzien van de aanvaardbaarheid van de effecten of een aanbeveling tot nader onderzoek of vervolgprocedures. Met behulp van een literatuurstudie is gekeken of er relevante waarnemingen uit het verleden zijn gedaan van beschermde soorten in en rond het plangebied.
 
Quickscan ecologie
Een quickscan, zoals is uitgevoerd voor het toekomstige woongebied, inclusief de locatie van de Brede school (ODMH, 24 juni 2018, zie bijlagen bij toelichting bijlage 10), is een verkennend ecologisch onderzoek en betreft geen uitgebreide inventarisatie, waardoor slechts in beperkte mate uitsluitsel gegeven kan worden over de aan- en afwezigheid van beschermde soorten.
Dit onderzoek heeft geen betrekking op de percelen Heerewegh 30 en 34. Voor de Heerewegh 30 kan een ecologisch onderzoek aan de orde zijn, als gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. De quickscan voor de Heerewegh 34 wordt later in deze paragraaf behandeld.
 
Het veldbezoek is 26 juni 2018 uitgevoerd, het weer was half tot zwaarbewolkt met 22 graden Celsius en het was nagenoeg windstil. Een gedegen soorteninventarisatie vereist dat op verschillende momenten veldinventarisaties plaatsvinden, omdat iedere soort zijn eigen optimale periode kent. In het geval van strikt beschermde soorten, wordt een verkennend onderzoek als onderbouwing bij de aanvraag van een ontheffing door Omgevingsdienst Haaglanden nooit afdoende geacht. Aanvullend veldonderzoek, op die tijdstippen in het seizoen die voor de verscheidene soorten het meest gunstig zijn, is dan noodzakelijk. De quickscan richt zich voornamelijk op de geschiktheid van het plangebied voor strikt beschermde soorten. Indien het geschikt blijkt, kan aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn voor de juiste juridische onderbouwing binnen de toelichting van het bestemmingsplan.
De conclusies van de uitgevoerde quickscan zijn de volgende:
 
- Soortenbescherming
Aanvullend onderzoek naar vogels met jaarrond beschermde nesten, vissen, rugstreeppad, platte schijfhoren en vleermuizen met verblijfplaatsen en het foerageren ervan is nog nodig om de ontheffingsplicht vast te kunnen stellen. Het onderzoek kan worden uitgevoerd, terwijl de bestemmingsplanprocedure loopt, maar dient te zijn afgerond om bij definitieve vaststelling van het plan te kunnen concluderen of het bestemmingsplan haalbaar is voor de Wet natuurbescherming.
 
- Gebiedsbescherming
Het plangebied Bentwijck maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied, het NatuurNetwerk Nederland (NNN) en/of beschermde weidevogelgebieden. De afstand tot Natuurnetwerk Nederland (NNN) bedraagt ca. 2,9 km. Het plangebied bevindt zich op een afstand van ca. 3,6 km van het Natura 2000-gebied 'De Wilck' en circa 14 km van de Natura2000-gebieden 'Meijendel & Berkheide' en 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck'. Voor de beoogde ontwikkeling is een stikstofberekening uitgevoerd om de mogelijke effecten op de omliggende Natura 2000-gebieden in beeld te brengen. De stikstofberekening wordt later in deze paragraaf behandeld.
 
- Maatregelen
Een aantal maatregelen is nodig om overtredingen te voorkomen. Zo kan niet worden gesloopt/gekapt in broedseizoen (zonder aanvullende controle). Verlichting van bouwterreinen kan niet ’s nachts worden toegepast, om verstoring van vleermuizen te voorkomen. Verder dient zorgvuldig om de watergangen te worden gewerkt. Demping van de watergangen dient in één eind te beginnen en vanuit daar naar het andere eind van de watergang te worden uitgevoerd, zodat ringslang kan vluchten voor de activiteiten. De zorgplicht is ook van toepassing voor overige zoogdieren en niet strikt beschermde amfibieën. In de diverse goedgekeurde gedragscodes (bijvoorbeeld die van Stadswerk en de Unie van Waterschappen) zijn maatregelen opgenomen die kunnen worden toegepast om aan de zorgplicht te voldoen.
 
Nader onderzoek ecologie
Er is een nader onderzoek ecologie uitgevoerd (ODMH, 25 oktober 2019, zie bijlagen bij toelichting bijlage 11). Hierbij is onderzoek gedaan naar het gebruik van het gebied door de vleermuis, gierzwaluw, huismus, rugstreeppad, grote modderkruiper, platte schijfhoren, kerkuil en steenuil.
 
- Vleermuizen
Er zijn waarnemingen gedaan van de laatvlieger, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis. Tijdens het onderzoek zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen. De aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen binnen het plangebied is uitgesloten. De beoogde ontwikkeling heeft daarom geen negatief effect op verblijfplaatsen van vleermuizen.
 
Het plangebied werd door deze individuen niet tijdens alle bezoeken gebruikt voor foerageergedrag. Wanneer het plangebied wel werd gebruikt door deze individuen was het vaak slechts voor een korte periode waarna er elders werd gefoerageerd. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van essentieel foerageergebied voor de aangetroffen vleermuizen. In de omgeving van het plangebied is ook kwalitatief beter foerageergebied aanwezig, omdat de omgeving een groener karakter heeft dan het plangebied, met o.a. bosschages, ruige graslanden en waterpartijen.
 
Tijdens het onderzoek werden langsvliegende gewone- en ruige dwergvleermuizen en laatvliegers waargenomen in het plangebied. De vliegbewegingen in het plangebied waren diffuus waarmee er geen sprake is van een essentiële vliegroute.
 
- Gierzwaluw
Er zijn binnen het plangebied geen verblijfplaatsen van gierzwaluw aangetroffen. De aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van gierzwaluw binnen het plangebied is uitgesloten.
 
- Huismus
Er zijn binnen het plangebied geen nesten van huismus aangetroffen. Er zijn binnen het plan ook geen zingende mannetjes of paartjes huismussen waargenomen. De aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van huismus binnen het plangebied is uitgesloten. Het plangebied is geen onderdelen van de functionele leefomgeving van verblijfplaatsen van huismussen in de omgeving van het plangebied.
 
- Rugstreeppad
Er zijn binnen het plangebied geen rugstreeppadden aangetroffen en er is ook geen kooractiviteit vastgesteld. De aanwezigheid van rugstreeppad in het plangebied is uitgesloten.
 
- Platte schijfhoren en grote modderkruiper
Er zijn geen individuen van platte schijfhoren aangetroffen. Uit de DNA test blijkt dat grote modderkruiper niet in het plangebied voorkomt. De aanwezigheid van platte schijfhoren en grote modderkruiper binnen het plangebied is uitgesloten.
 
- Kerkuil en steenuil
Er zijn geen individuen, nesten of foerageergebieden vastgesteld van kerkuil en steenuil. De aanwezigheid van kerkuil en steenuil binnen bebouwing in het plangebied is uitgesloten. Ook is het uitgesloten dat de rest van het plangebied een essentiële functie heeft voor kerkuil of steenuil met een nest buiten het plangebied.
 
- Conclusie nader onderzoek
Het nader onderzoek toont aan dat het onderhavige initiatief niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten en dat het plangebied geen onderdeel is van essentieel leefgebied van deze beschermde soorten.
 
Quickscan ecologie Heerewegh 34
Voor de locatie Heerewegh 34 is een quickscan ecologie uitgevoerd (Omgevingsdienst Midden-Holland, 9 december 2020, zie bijlagen bij toelichting bijlage 12). Met de quickscan is getoetst of de voorgenomen herinrichtingsplannen op dit perceel de Wet natuurbescherming wordt overtreden, zodat kan worden bepaald of nog een vergunning/ontheffingsaanvraag nodig is. Uit deze quickscan zijn de volgende resultaten en conclusies naar voren gekomen. 
 
- Natura 2000-gebieden
Negatieve effecten door trillingen, geluid, licht et cetera op Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. Een negatief effect door de uitstoot van stikstof tijdens de bouw en gebruiksfase kan niet op voorhand worden uitgesloten. Om zeker te zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is, is een stikstofberekening (AERIUS) nodig om negatieve effecten op Natura 2000-gebieden uit te sluiten.
 
- Natuurnetwerk Nederland (NNN) en weidevogelgebieden
Negatieve effecten op Natuurnetwerk Nederland (NNN) en beschermde weidevogelgebieden worden uitgesloten. Het plangebied is niet in of direct naast zo’n gebied gelegen.
 
- Houtopstanden
Een toetsing aan beschermde houtopstanden is niet nodig onder de Wnb. In het plangebied geldt alleen de plaatselijke APV. Het plangebied bevat geen bomen die zijn opgenomen in de gemeentelijke beschermwaardige bomenlijst, waardoor een kapvergunning onder de APV niet nodig is.
 
- Soortenbescherming
De beoogde ontwikkeling is mogelijk strijdig met de Wet natuurbescherming op de volgende onderwerpen:
  • Het voorkomen van algemene broedvogels in het plangebied;
  • Het voorkomen van sperwer en/of ransuil in het plangebied;
  • Het voorkomen van rugstreeppad in het plangebied;
  • Verstorende werking van licht op in de omgeving voorkomende vleermuizen.
Om die reden dienen de volgende maatregelen genomen te worden:
  • Soortgericht onderzoek is benodigd om te bepalen waar voortplantingsplaatsen van rugstreeppadden aanwezig zijn in de omgeving. Op basis van dit onderzoek dienen conclusies getrokken te worden of er negatieve effecten aanwezig zijn op voortplantingslocaties of winterrusthabitat.
  • Soortgericht onderzoek is benodigd om te bepalen of jaarrond beschermde nesten van sperwer en/of ransuil in het plangebied aanwezig zijn.
  • Werk buiten het vogelbroedseizoen (het broedseizoen loopt grofweg van maart tot september)
  • Een broedvogelcontrole voor de start van de werkzaamheden.
  • Voer de werkzaamheden uit bij daglicht, om lichtverstoring voor vleermuizen te voorkomen. Indien bij nacht gewerkt wordt, dient aan te brengen bouwplaatsverlichting niet uit te stralen richting de omgeving.
  • Neem de zorgplicht in acht, door tijdens de werkzaamheden het terrein vanuit één kant te benaderen. Hierdoor kan aanwezige fauna het terrein tijdig ontvluchten.
     
Stikstofberekening
In de Wet natuurbescherming is voorgeschreven dat voor alle activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op Natura 2000-gebieden een vergunning vereist is. Verzuring en vermesting is één van die mogelijk negatieve effecten. Voor ieder habitattype binnen een Natura 2000-gebied dat gevoelig is voor verzuring en/of vermesting is een kritische depositiewaarde (KDW) vastgesteld. De KDW geeft de grens aan waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van het habitat significant wordt aangetast door de verzurende en/of vermestende invloed van atmosferische stikstofdepositie. Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State uitspraak gedaan omtrent de PAS. De PAS mag niet meer gebruikt worden als basis voor toestemming voor ‘activiteiten’. Hiermee is de PAS buiten werking gesteld. In de nieuwe AERIUS Calculator van oktober 2020 zijn de bezwaren van de Afdeling bestuursrechtspraak zoals verwoord in de uitspraak van 29 mei 2019 weggenomen.
 
Het initiatief gaat in de gebruiks- en bouwfase gepaard met enige uitstoot van stikstof. Om die reden zijn AERIUS-berekeningen uitgevoerd, gebruik makend van de AERIUS Calculator 2020 (RHO adviseurs, 12 januari 2021, zie bijlagen bij toelichting bijlage 13). Zowel voor de gebruiksfase als de aanlegfase wordt geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar.
 
Conclusie
Uit de resultaten van de Quickscan ecologie is gebleken dat het toekomstige woongebied (incl. locatie Brede school) mogelijk geschikt is voor de aanwezigheid van beschermde soorten. Derhalve is een nader onderzoek ecologie uitgevoerd. Het nader onderzoek is gericht op het gebruik van plangebied door vleermuizen, gierzwaluw, huismussen, rugstreeppad, grote modderkruiper, platte schijfhoren, kerkuil en steenuil.
Het nader onderzoek toont aan dat er geen beschermde soorten voorkomen binnen het plangebied of de invloedsfeer van het voornemen en dat het plangebied geen onderdeel is van essentieel leefgebied van deze beschermde soorten. Het voornemen leidt daarmee niet tot negatieve effecten. Er zijn geen aanvullende onderzoeken of maatregelen nodig en een ontheffing is evenmin nodig. Om negatieve effecten op broedvogels te voorkomen wordt aanbevolen om buiten het algemene broedseizoen te werken. Wanneer er binnen het broedseizoen wordt gewerkt zijn aanvullende controles nodig om te voorkomen dat broedende vogels met de werkzaamheden worden verstoord. Wanneer er een broedende vogel wordt aangetroffen dient er een verstoringsvrijezone aangewezen te worden door een ter zake kundige ecoloog. Binnen deze verstoringsvrijezone mag er niet gewerkt worden. Dit kan betekenen dat het werk tijdelijk moet worden stilgelegd.
 
Voor de locatie Heerewegh 34 is een quickscan ecologie uitgevoerd, waaruit blijkt dat nader onderzoek nodig is ten aanzien van rugstreeppad, sperwer en ransuil.
Voor de locatie Heerewegh 30 kan, wanneer gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, een onderzoek naar flora en fauna aan de orde zijn.
 
Op basis van het onderzoek stikstofdepositie kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.
 
Geconcludeerd kan worden dat, mits enkele genoemde maatregelen getroffen worden, het aspect flora en fauna geen belemmeringen veroorzaakt voor de beoogde ontwikkeling.
 
5.10 Archeologie en cultuurhistorie
5.10.1 Beleidskader
Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd: archeologisch erfgoed betreft onvervangbaar onderdeel van ons cultureel erfgoed. De Erfgoedwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Erfgoedwet behelzen o.a. het meewegen van archeologie in de besluiten op het gebied van de Ruimtelijke Ordening (zoals omgevingsvergunning) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen.
 
De Erfgoedwet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.
 
De gemeente Alphen aan den Rijn heeft het eigen archeologiebeleid in 2018 opgesteld en in een paraplubestemmingsplan Archeologie (28 maart 2019) gevat. Aan de hand van de archeologische waardenkaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Wanneer een archeologisch onderzoek niet verplicht is, zijn er geen belemmeringen van archeologische aard voor de voorgenomen ontwikkelingen. Wanneer een archeologisch onderzoek verplicht is, dienen verschillende stappen van onderzoek en besluitvorming gevolgd te worden. Deze stappen worden beschreven in de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg.
 
5.10.2 Onderzoek
In het kader van het bestemmingsplan Bentwijck in Benthuizen wordt inzicht gegeven in de verwachtingswaarden en bijbehorend beleid in het bestemmingsplangebied. Bentwijck wordt hier onderverdeeld in drie deelgebieden: Heerewegh 32, Heerweg 30 en Heereweg 34. De volgende bronnen zijn geraadpleegd:
  • de gemeentelijke verwachtingen- en beleidskaart (2018)/Parapluplan Archeologie (2019);
  • het Archeologisch Informatie Systeem III (Archis3) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • reeds uitgevoerde archeologische onderzoeken.
Resultaten
In figuur 10 is een uitsnede van de archeologische beleidskaart van de gemeente Alphen aan den Rijn weergegeven.
 
Figuur 10: uitsnede uit beleidsadvieskaart, rode contour: deelgebieden Heerewegh 30, 32 en 34
 
Deelgebied Heerewegh 32
Volgens de Verwachtingen-en Beleidsadvieskaart geldt er in het noorden van dit deelgebied een hoge archeologische verwachting (rood). Hier worden archeologische resten verwacht die terug kunnen gaan tot de droogmaking van de Hazerswoudse Droogmakerij in 1765.Het is niet uitgesloten dat de huidige woning (nr. 32) teruggaat tot de 19e eeuw. Aangezien het oude middeleeuwse veenlandschap voor de turfwinning vergraven is tot op de kleiige en zandige ondergrond, kunnen er geen resten uit de periode 1400-1765 in situ voorkomen.
 
Figuur 2: uitsnede kadastrale minuut 1811-1832: historische bebouwing en te slopen huidige bebouwing (blauwe lijn)
 
Het Parapluplan Archeologie geeft voor het deel met een hoge archeologische verwachting de dubbelbestemming Waarde Archeologie 3: er is een onderzoek nodig voor ontwikkelingen groter dan 100 m² en ingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld.
 
Voor het overige deel van het deelgebied geldt een algemene lage archeologische verwachting (groen). Aan het oppervlak liggen kleiige en zandige wadafzettingen die in de prehistorie mogelijk bewoond kunnen zijn geweest. Het Parapluplan Archeologie geeft hier de dubbelbestemming Waarde Archeologie 5: er is een onderzoek nodig voor ontwikkelingen groter dan 10.000 m² en ingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld.
 
Deelgebied Heerewegh 32 is in 2009 archeologisch onderzocht door middel van een bureau- en verkennend booronderzoek (ArcheoMedia, kenmerk A09-056-I, augustus 2009). Uit het onderzoek blijkt dat het deelgebied op oude geulafzettingen ligt, waar in principe bewoning vanaf het Neolithicum mogelijk is geweest. Deze afzettingen bevinden zich op circa 1 tot 5 m–mv (circa 5 tot 9 m-NAP). In de top van deze geulafzettingen is de kans middelhoog op het aantreffen van sporen uit het Neolithicum. De boringen laten echter zien dat de top van de afzettingen is gedeeltelijk is verstoord als gevolg van het gebruik als landbouwgrond, waardoor de verwachting alsnog laag wordt bijgesteld. Er is op het maaiveld wel een vuursteenknol aangetroffen, het is niet duidelijk of deze in situ lag. Aangezien vuursteen niet van nature voorkomt in deze regio, moet het aangevoerd zijn door de mens. Het is niet duidelijk of dit vuursteen afkomstig is van een (aangeploegde) prehistorische vindplaats of pas aangevoerd is na de inpoldering van 1765.
 
Deelgebied Heerewegh 30 en Heerewegh 34
Voor de deelgebieden Heerewegh 30 en 34 gelden dezelfde archeologische verwachtingen als voor deelgebied Heerewegh 32. Deze twee deelgebieden vallen voor het overgrote deel in een hoge verwachting en voor een heel klein deel in een lage verwachting. De kadastrale kaart (1811-1832) geeft aan dat beide deelgebieden rond 1800 al bebouwd waren. De huidige bebouwing overlapt met de historische bebouwing. De bebouwing op nr. 30 wordt gesloopt, hier is bij verdere ontwikkeling een archeologisch onderzoek nodig. De bebouwing op nr. 34 wordt niet gesloopt.
 
Ontwikkelingen vinden plaats ten zuiden van de bestaande bebouwing. Binnen beide plangebieden worden in dit deel geen archeologische resten verwacht die ouder zijn dan 1765. Op basis van de ligging van de historische boerderijen uit de eind 18e/begin 19e eeuw en de aanwezige percelering, wordt ten zuiden van de bestaande (en historische) bebouwing geen bewoningssporen meer verwacht.
 
Figuur 3: uitsnede kadastrale minuut 1811-1832: historische bebouwing en huidige bebouwing (blauwe lijn)
 
Conclusie
Ten behoeve van de vaststelling van het gehele bestemmingsplan is het niet noodzakelijk dat een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd. Voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor ontwikkelingen ter hoogte van de historische bebouwing is dat wel het geval.
  
Deelgebieden Heerewegh 30 en 34: hier is uitsluitend een archeologisch onderzoek nodig wanneer er sloopwerkzaamheden of ontwikkelingen plaatsvinden ter hoogte van de historische bebouwing. Voor ontwikkelingen in de zuidelijke helft van deze deelgebieden is geen onderzoek nodig.
 
Bovengenoemde onderzoeken moeten worden uitgevoerd ten behoeve van de aanvraag van de omgevingsvergunning en de nieuwbouwwerkzaamheden. Indien het niet mogelijk is het gravend onderzoek uit te voeren voor de aanvraag van een omgevingsvergunning, moet er een Programma van Eisen (verplicht onderdeel van een gravend onderzoek) worden opgesteld en goedgekeurd door de gemeente en als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden toegevoegd.
 
5.10.3 Cultuurhistorie en monumenten
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Ruimtelijke plannen zijn een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen.
 
Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
 
Planspecifiek
Om te bepalen of er gemeentelijke- en/of rijksmonumenten of andere cultuurhistorisch waardevolle elementen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn, is de cultuurhistorische waardenkaart van Alphen aan den Rijn geraadpleegd.
 
Aan de Heerewegh 34, ten noorden van het plangebied, bevindt zich een rijksmonumentaal pand. Het object is gebouwd in het jaar 1842 en betreft een boerderij, en in het bijzonder een langhuisboerderij. De bouwstijl van het rijksmonument is traditioneel. Het rijksmonumentale pand blijft behouden.  
 
Daarnaast bevinden zich aan de Heerewegh 30 en 32 waardevolle objecten. De langhuisboerderij aan de Heerewegh 30 stamt uit de periode 1900-1920 en heeft een traditionele bouwstijl.  Aan de Heerewegh 32 bevindt zich een koprompboerderij uit de periode 1920-1940. Beide gebouwen beschikken over een gemiddelde algemene waardering en zijn niet voorzien van een monumentale status.
 
Het plangebied bevindt zich deels binnen de molenbiotoop van de molen aan de Dorpsstraat 141. De molen heeft de status als rijksmonument. In toelichting paragraaf 4.2.2 is nader ingegaan op de ligging binnen de molenbiotoop. Hieruit blijkt dat er voldoende rekening wordt gehouden met de ligging ten opzichte van de molen.
   
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect cultuurhistorie geen belemmeringen veroorzaakt voor de beoogde ontwikkeling.
 
5.11 Duurzaam bouwen en klimaat
5.11.1 Beleidskader
Zowel de rijksoverheid als de gemeente Alphen aan den Rijn heeft de ambitie om in 2050 vrij te zijn van fossiele brandstoffen en energie- en klimaatneutraal te zijn. In het actieprogramma 2017 – 2020 “Doorbraakplan voor een duurzaam Alphen op weg naar 2050; een groene stad met lef!” zijn de ambities nader uitgewerkt in concrete tussendoelen:
  • In 2020 wekt Alphen aan de Rijn 14% van zijn energieverbruik duurzaam op (een verdubbeling ten opzichte van 2014);
  • In 2020 heeft Alphen 50% meer aansluitingen met zonne-energie t.o.v. 2016;
  • Vanaf 2018 is nieuwbouw aardgasloos, energieneutraal en afgestemd op de omgeving;
  • Om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen streeft Alphen aan den Rijn naar een verbeterde opvang en afvoer van regenwater en het dempen van hittestress, onder andere door groene daken en groene gevels;
  • Voor de transitie naar een circulaire economie streeft Alphen ernaar in 2025 50% van de grondstoffen circulair in te zetten en in bouwprojecten meer hergebruikte materialen in te zetten, waaronder circulair beton.
Ook in de Dorpsvisie Benthuizen, die in het voorjaar van 2019 door de gemeenteraad is vastgesteld, heeft duurzaamheid een prominente plek.
 
Sinds 1 juli 2018 de wet Voortgang Energietransitie (Wet VET) in werking is getreden, worden nieuwe kleinverbruikers (zoals woningen) in principe niet meer aangesloten op het aardgasnet. Vanaf 1 januari 2021 is de scherpere energieprestatienorm van “Bijna energieneutraal gebouwd” ofwel de BENG-norm van kracht.
 
Alphen aan den Rijn heeft het Energieakkoord Holland Rijnland 2017 – 2025 en het convenant Regionale energiestrategie 2018 – 2025 Midden-Holland ondertekend. Beide regio’s streven naar een energieneutraal, klimaatbestendige en fossiele energie vrije regio, waarin ruimte is gereserveerd voor het opwekken van duurzame energie.
 
Voorts heeft de gemeente het 'Convenant klimaatadaptief bouwen in Zuid-Holland' ondertekend. Daarin wordt het belang van klimaatadaptief bouwen benadrukt en om daarin gezamenlijk op te trekken om te leren en te versnellen. Gestreefd wordt naar minder wateroverlast, meer biodiversiteit, minder hittestress, minder langdurige droogte en minder nadelige gevolgen ervan, minder bodemdaling en minder nadelige gevolgen ervan dan er voorafgaand aan de ruimtelijke ontwikkeling van het woningbouwplan was. Vanuit de provincie zijn voorbeelden voor werkmethoden en bestekken beschikbaar.
 
Bij het maken van een nadere invulling voor duurzaamheid in nieuwbouwprojecten maakt de gemeente Alphen aan den Rijn gebruik van het instrument GPR Gebouw. Samenwerkingspartners van de gemeente kunnen ondersteuning vanuit de gemeente krijgen bij de toepassing van dit instrument.
 
5.11.2 Onderzoek en conclusie
Voor een energievoorziening zonder aardgas zijn de volgende twee opties het meest voor de hand liggend:
  • Een warmtenet op basis van warmte-koude-opslag in de bodem of warmte afkomstig uit oppervlaktewater;
  • All-electric met warmtepompen.
Warmtenet met een WKO, oppervlaktewater of lokale restwarmte 
Bij deze optie krijgen de woningen warmte aangeleverd via warmteleidingen in de grond. De warmte komt uit lokale restwarmtebronnen of bijvoorbeeld een warmte-koude-opslag of oppervlaktewater. Het kan ook een grote rioolbuis zijn.
 
All-electric met warmtepompen
Warmtepompen halen warmte uit de omgeving. Dit kan lucht, water of bodem zijn. Vanuit duurzaamheid heeft de bodem de voorkeur. Het rendement voor verwarming ligt dan hoger, zodat met minder energie verwarmd kan worden. Bovendien kan bij gebruik van bodemwarmte in de zomer op duurzame wijze worden gekoeld. Dit kost minder energie en de hittestress neemt af. Wellicht kan dan ook volstaan worden met een minder dikke elektriciteitskabel in de wijk. Uit bodemkaarten (GeoWeb) is af te leiden dat de bodem geschikt is voor gesloten bodemwarmtewisselaars en dat er geen bestaande bodemenergiesystemen in de nabijheid van het gebied liggen. 
 
Uit de kaarten blijkt verder dat de potentie voor:
  • Gesloten bodemenergiesystemen tot 80 m diep goed tot hoog is (Figuur 11);
  • Gesloten bodemenergiesystemen tot 150 m diep hoog tot zeer hoog is (Figuur 12).
 
Figuur 11: Potentie voor gesloten bodemenergiesystemen tot 80 m diep
 
Figuur 12: Potentie voor gesloten bodemenergiesystemen tot 150 m diep
 
Uit provinciale kaarten blijkt dat de bodem ook geschikt is voor een open systeem voor warmte- en koudeopslag (WKO) in de diepere ondergrond (met name 2e en 3e watervoerende pakket, zie figuur 3).
 
Figuur 13: Potentie WKO in diepere lagen
 
Uit een onderzoek naar warmte uit riool (riothermie) is een locatie op ca. 400 meter naar het westen (bij de Doctor Albert Schweitzerlaan) gevonden waar mogelijk een potentie voor riothermie aanwezig is.
 
Conclusie
De ontwikkeling van de nieuwe wijk Bentwijck biedt kansen om de duurzaamheidsambities van de gemeente Alphen aan den Rijn een stap dichterbij te brengen. De ontwikkeling houdt daarom rekening met:
 
Energie
Nieuwbouw is aardgasvrij en ten minste bijna-energieneutraal-gebouwd (BENG-norm).
  • Verwarming (en koeling) van de woningen gebeurt bijvoorbeeld met een warmtenet of met warmtepompen (bij voorkeur in combinatie met bodemenergie) of een energetisch efficiëntere techniek.
  • Mogelijkheden om duurzaam opwekken van energie in de gebouwen te integreren, worden optimaal benut.
Om de BENG-norm te halen, dient in het stedenbouwkundig programma van eisen aandacht besteed te worden aan:
  • De bezonning:
    • oriëntatie van de woningen zoveel mogelijk op de zon gericht voor een goede benutting van zonne-energie: passief (zoninval door ramen) en actief met zonnepanelen en zonneboilers;
    • strategisch plaatsen van bomen (waardoor daken met zonne-energie voldoende zonlicht blijven ontvangen);
  • Compact bouwen, waardoor minder warmte verloren gaat. Bij zongeoriënteerde woningen is oververhitting een aandachtspunt. De kans op oververhitting kan worden verkleind door vaste (passieve) zonwering in de vorm van overstekken toe te passen. Ook zal de toepassing van zonnepanelen, groene daken en bodemenergie (inclusief koeling) de kans op oververhitting verkleinen.  
Voor de geplande Brede School (twee basisscholen, een peuterspeelzaal en een buitenschoolse opvang) geldt een GPR-gebouw score van 9 – 10. Daarmee wordt de ontwikkelaar uitgedaagd een innovatief concept te ontwerpen met een laag energiegebruik een hoge energieopbrengst, een optimaal binnenklimaat en circulair materiaalgebruik.
 
Klimaatadaptatie en natuur-inclusief bouwen
Voor de thema’s klimaatadaptief en natuur-inclusief bouwen zijn de concrete richtlijnen voor de ontwikkelende partijen in Bentwijck (er zijn standaardrichtlijnen en -bestekteksten beschikbaar vanuit de Provincie Zuid-Holland):
  • Het verbeteren van de klimaatbestendigheid (water vasthouden en dempen van hittestress) zoals:
    • Een zoveel mogelijk groene inrichting met hoog en laag groen;
    • Creëren van koele en schaduwrijke plekken in de buitenruimte met bijvoorbeeld bomen, pergola’s en waterpartijen, zodat de openbare ruimte ook tijdens hittegolven aantrekkelijk verblijfsgebied blijft;
    • Bomen die gekapt worden, terug te plaatsen in de nieuwe inrichtingsplannen. Hierbij moet minimaal gewerkt worden met het 1 op 1 vervangingsprincipe;
    • Waar geluidschermen komen, worden deze zoveel mogelijk groene schermen;
    • Het toepassen van open bestrating op particulier en openbaar terrein;
    • Realisatie van extra wateropvang voor perioden met hevige regenval;
    • Creëren van nestgelegenheid voor (bedreigde) diersoorten.
Duurzame mobiliteit
  • Het bevorderen van langzaam verkeer en openbaar vervoer door:
    • Aanleggen van veilige routes voor langzaam verkeer, zo mogelijk vrij van gemotoriseerd verkeer;
    • Goede ontsluitingsroutes van en naar de wijk voor langzaam verkeer, zowel naar de dorpskern van Benthuizen als naar het omliggende buitengebied (bijvoorbeeld het Bentwoud en de polders);
    • Indien haalbaar, een bushalte in of op korte afstand van de wijk.
Duurzame inrichting van de buitenruimte
Voor de inrichting van de buitenruimte wordt gebruik gemaakt van het het progrmma van eisen in het bevroren DALI-systeem van Alphen aan den Rijn. Dat geeft aan welke duurzame materialen gebruikt worden in de openbare ruimte in het gebied.
 
5.12 Kabels en leidingen
 
5.12.1 Beleidskader
In of grenzend aan het plangebied liggen geen kabels of leidingen die in het plan als zodanig met een dubbelbestemming opgenomen moeten worden.
 
Eventueel aanwezige kabels en leidingen worden beschermd door de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION), op grond waarvan bij graafwerkzaamheden eerst een klic-melding moet worden gedaan.
 
Op de leidingentracés komen geen bomen. De gemeente Alphen aan den Rijn hanteert een standaardprofiel Kabels en Leidingen. Het riool ligt onder de rijbaan. Dit beleid is vastgelegd in het 'Handboek Ondergrondse Infrastructuur'. De realisatie van één of twee transformatorhuisjes zal in het gebied noodzakelijk zijn. Vanuit ruimtelijk oogpunt is het van belang dat deze transformatorhuisjes integraal in de planvorming wordt meegenomen en op een goede en kwalitatieve wijze in het plan worden verwerkt. De transformatorhuisjes worden bij voorkeur inpandig gerealiseerd, of vrijstaand, mits vallend binnen de rooilijnen van het bouwblok en afgestemd op de architectuur van de aangrenzende woonbebouwing.
 
5.12.2 Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied dient een gemaal voor de afvoer van afvalwater te worden gerealiseerd. De capaciteit dient minimaal voldoende te zijn voor het binnen het plangebied geproduceerde afvalwater Gerekend wordt met de piekafvoer verhoogd met 15%. Dit afvalwater moet via een persleiding worden getransporteerd naar put B5025 in de Bentwoudlaan, hoek Esdoorn te Benthuizen. Deze persleiding komt in een tracé langs de Bentwoudlaan te liggen, één en ander in overleg met de gemeente. Het gemaal moet op een dusdanige locatie komen te staan dat het altijd bereikbaar is (niet in rijbaan of parkeerplaatsen) en geen gevaar voor aanrijding van de besturingskast bestaat.
 
Afhankelijk van de berekeningen van Liander voor het elektriciteitsnet in relatie tot het aantal woningen, het verbruik, de teruglevering en de afstanden, zal de realisatie van één of twee transformatorhuisjes in het gebied noodzakelijk zijn. Gevraagd wordt een goede inpassing t.b.v. openbare verlichting en data. Dit komt aan bod bij de verdere uitwerkingen van het stedenbouwkundige plan.
 
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling.
6 Waterparagraaf
6.1 Beleidskader
Rijksbeleid
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
 
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem of in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.
 
Beleid Hoogheemraadschap van Rijnland
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. De drie hoofddoelen van dit beheer zijn:
  • veiligheid tegen overstromingen;
  • voldoende water;
  • gezond water.
Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten en te beheren. Daarbij wil Rijnland dat watergangen en kunstwerken zoals gemalen op orde en toekomstvast worden gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering.
   
Rijnlands taken en bevoegdheden op het gebied van gezond water betreffen het zuiveren van afvalwater en het reguleren van lozingen op oppervlaktewater. Europese regelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het voorkómen van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water.
 
Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheert Rijnland rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties.
Aan de hand van het Waterbeheersplan werkt Rijnland aan zijn ambities. In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheersfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.
 
Keur en uitvoeringsregels
Op grond van de Waterwet is het hoogheemraadschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:
  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen);
  • de bodem van kwelgevoelige gebieden. 
Maar ook aan:
  • Onttrekken en lozen van grondwater;
  • Het aanbrengen van verhard oppervlak. 
De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de uitvoeringsregels die bij de Keur horen is dit nader uitgewerkt.
 
Indien de toename aan verharding minder bedraagt dan 500 m², dan geldt alleen de algemene zorgplicht. Indien de toename meer bedraagt (t/m 5.000 m²) is in de regels opgenomen dat het oppervlak van het ter compensatie aan te leggen water, minimaal 15 % moet bedragen van het oppervlak van de toename aan verharding. Indien nieuwe compensatie moet worden gerealiseerd, moet deze voorafgaand aan het aanbrengen van de verharding zijn gerealiseerd, of gelijktijdig met het aanbrengen van de verharding worden gerealiseerd.
 
Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met het hoogheemraadschap afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat het hoogheemraadschap uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze volgorde houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto’s wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen. Bij nieuwbouw wordt gekozen voor aanleg van gescheiden stelsels voor hemel- en afvalwater.
 
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het Watertaken Programma, waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
 
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid betreffende de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater staat in het 'Gemeentelijk Watertaken Programma 2021-2024', dat in december 2020 door de raad is vastgesteld. Dit GRP bevat de uitgangspunten voor aanleg en instandhouding van gemeentelijke riolering in brede zin, dus ook voorzieningen voor hemelwater en grondwater.
 
De gemeente Alphen aan den Rijn heeft het 'Convenant Klimaatadaptief Bouwen' ondertekend. Van de ontwikkelaar wordt verwacht dat creatief wordt bekeken hoe invulling kan worden gegeven aan de doelstellingen van het convenant.
 
6.2 Watertoets
Veiligheid en waterkeringen
De navolgende afbeelding toont een uitsnede van de legger van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Hieruit blijkt dat aan de noordzijde van het plangebied, aan de Heerewegh, een regionale waterkering aanwezig is. Op deze gronden mogen uitsluiten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Het bevoegd gezag kan hier met een omgevingsvergunning van afwijken, mits het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Met het voorliggende plan liggen enkele vrijstaande woningen aan de noordzijde van het plangebied binnen de beschermingszone van de regionale waterkering.
 
Ter bescherming van de waterkering wordt in het voorliggende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen conform de legger van het Hoogheemraadschap van Rijnland.  
 
Uitsnede legger Hoogheemraadschap van Rijnland (bron: legger Hoogheemraadschap van Rijnland)
    
Toekomstige situatie/watercompensatie
Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. De watergangen aan de randen van het plangebied worden ingepast en plaatselijk uitgebreid. Een groot deel van een noordzuidwatergang, die in het geldende bestemmingsplan 'Benthuizen' voor 'Water' is bestemd, komt te vervallen. Deze wordt binnen het plangebied 1-op-1 gecompenseerd.
 
Daarnaast vindt watercompensatie plaats ten gevolge van de voorgenomen toename van verhardingen/bebouwing: minimaal 15% van het toegenomen verharde oppervlak moet worden gecompenseerd door aanleg van extra oppervlaktewater. Voor het schets ontwerp is een watertoets gedaan waaruit blijkt dat er voldoende water wordt mogelijk gemaakt om de toename van het verhard oppervlak te compenseren.
 
In casu zal er circa 6.699 m² (zijnde 15% van 44.660 m²) vervangend water moeten worden gerealiseerd binnen hetzelfde peilgebied. De planopzet is zodanig dat voldoende compensatiewater wordt gerealiseerd. Compensatie vindt plaats door middel van aanleg en verbreding van waterpartijen en sloten, alsmede mogelijk de aanleg van wadi's. De opgaven zijn in tabel 10 weergegeven. Om de watercompensatie te publiekrechtelijk te borgen is hiervoor een voorwaardelijke verplichting voor watercompensatie opgenomen in artikel 6.2.5 van de regels.
 
Waterbalans plangebiedOppervlakten (m²) (Woongebied en Heereweg 30/34)
Bestaand water2.986
Te dempen water1.388
Nieuw te graven water7.186
Netto toename Water (= graven - dempen)5.798
Toename verhard oppervlak44.660
Benodigde watercompensatie o.b.v. 15% van toename verhard oppervlak6.699
Resultaat waterbalans-901 m² (water tekort)
Toename wadi1.343 m²
Tabel 10: Wateropgave
 
Peilhoogtes
Door Hoogheemraadschap van Rijnland zijn voor dit gebied 'Watersysteemmaatregelen Bentwoud' opgesteld (definitief ontwerp, 11 oktober 2019). Verder zijn ook de nieuwe peilhoogtes in beeld gebracht, waarbij tevens voor de locatie Heerewegh 32 een voorstel is vervaardigd voor een nieuw slootpeil en -profiel.
 
In dit gebied moet men rekening houden met een waterpeil van NAP -5,65m, waarbij de breedte op de waterlijn 6.00 meter en 7.10 meter bedraagt voor een primaire watergang. Daarnaast wordt uitgegaan van, waar mogelijk, natuurvriendelijke oevers. Daar waar zicht op het water belangrijk is, kan een beschoeiing komen.
 
Vanaf de Heerewegh heeft het Hoogheemraadschap van Rijnland een inlaatvoorziening aangelegd ten behoeve van het Bentwoud. Deze voorziening komt uit in een watergang aan de noordoostkant van het plangebied. Ten zuiden van deze watergang is een stuw aangebracht met een drempelpeil van NAP -5,20 m. De inlaatvoorziening, de stuw en het gedeelte tussen inlaat en stuw zijn door het Hoogheemraadschap van Rijnland aangelegd. Alle overige ingrepen en aanpassingen in de waterhuishouding van het gebied vallen onder de verantwoordelijkheid van de ontwikkelaar.
 
Ten behoeve van een hoogwatervoorziening wordt voor de watergangen aan de noord- en noordoostkant van het plangebied de bestaande waterstand van NAP -3,89 m aangehouden. Aan de westkant van het plan ligt een primaire watergang. Behalve een functie voor Bentwijck heeft deze watergang ook een functie om water af te voeren ten behoeve van het Bentwoud naar de duiker ten westen van de rotonde in de Bentwoudlaan. De watergang mag verplaatst worden naar bv de oostkant van het plangebied. Als aanlegdiepte voor primaire watergangen wordt 1,10 m aangehouden, onder voorbehoud van kwelberekeningen en risico van opbarsten. In dit gebied moet men rekening houden met een waterpeil van NAP -5,65 m. Voorts dient voldaan te worden aan de eisen van het Hoogheemraadschap van Rijnland. 
 
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Voor de nieuwe bebouwing wordt gebruik gemaakt van niet-uitloogbare bouwmaterialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Indien desondanks gebruik wordt gemaakt van uitloogbare materialen, dienen deze te worden voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan.
 
Afvalwaterwaterketen en riolering
Voor wat betreft het afvalwater wordt zoveel als mogelijk aangesloten op de ambities van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Er wordt binnen het plangebied een rioolstelsel aangelegd die aansluit op het gemeentelijk rioleringssysteem.
 
Voor de afvoer van het hemelwater wordt uitgegaan van de volgende voorkeursvolgorde:
  1. Hemelwater vasthouden voor benutting;
  2. (in-)filtratie van afstomend hemelwater;
  3. afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  4. afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het onderhavige initiatief, waarbij voldaan wordt aan de eisen die het Hoogheemraadschap van Rijnland daar aan stelt.
 
7 Juridische planbeschrijving
7.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
 
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
 
7.2 Toelichting
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
 
7.3 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc.. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
 
7.4 Planregels
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemming op alfabetische volgorde.
 
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
7.5 Wijze van bestemmen
Inleidende regels
Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Alleen de begrippen die in aanvulling op het dagelijks spraakgebruik nadere toelichting behoeven, zijn opgenomen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
 
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe de hoogtematen, inhoud en oppervlakte die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, bepaald moeten worden. Hieronder valt tevens de wijze van peilbepaling.
 
Bestemmingen 
Groen
Er is een groenbestemming toegekend aan een zone van 35 meter aan de Bentwoudlaan en een zone met een breedte van 10 m aan de zijde van De Bentlanden. De gronden zijn tevens bestemd voor o.a. water, voetpaden en speelvoorzieningen. Er zijn geen gebouwen toegestaan. Wel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals speel- en ontmoetingsvoorzieningen, palen en masten e.d. toegelaten.
 
Water
De bestaande en in te passen watergangen zijn voorzien van de bestemming 'Water'. De betreffende gronden zijn bestemd voor water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen (duikers, bruggen, kades en taluds) en ook voor groenvoorzieningen.
Er zijn geen gebouwen toegelaten, terwijl de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter.
 
Wonen
Voor het bestaande, voormalige agrarische perceel Heerewegh 30 is de bestemming 'Wonen' opgenomen. Hierbij worden de in de gemeente gebruikelijke mogelijkheden geboden voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Er zijn bouwvlakken opgenomen met de maximale goot- en bouwhoogten (resp. 6 en 11 m). Er zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan, tenzij anders aangeduid. Het maximaal aantal woningen bedraagt één per bouwvlak, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid. Tevens worden mogelijkheden geboden voor bijbehorende bouwwerken, tot een maximum oppervlakte van 50 m², met een regeling die voorziet in situaties waarin de bestaande oppervlakte reeds meer bedraagt dan 50 m².
Verder zijn bouwwerken, geen gebouwen toegelaten.
  
Het bouwvlak van Heerewegh 30 is afgestemd op de bestaande situatie. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in de toekomst op het perceel meerdere woningen te kunnen ontwikkelen. Hiertoe is de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' opgenomen. Uitgangspunt is dat de bestaande bedrijfsloodsen en bedrijfsverharding geheel worden gesloopt c.q. verwijderd en dat ten hoogste 18 nieuwe woningen zijn toegelaten, mits passend binnen het regionale woningbouwprogramma. Verder is bepaald dat uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan met maximum goot- en bouwhoogten van resp. 6 en 11 m. Een voorwaarde is voorts dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar dient te zijn.
 
Daarnaast is voor het perceel Heerewegh 34 de woonbestemming opgenomen. Ter plaatse van het rijksmonument Heerewegh 34 is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' opgenomen voor het behoud en bescherming van het rijksmonument. Voor het zuidelijke gedeelte van het perceel is een bouwvlak opgenomen waarbinnen 3 woningen zijn toegestaan met een goot- en bouwhoogte van resp. 6 en 11 m. Hier zijn zowel vrijstaande als twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan.
 
Woongebied
De woningbouwlocatie Bentwijck is voorzien van de bestemming 'Woongebied'.  Binnen die bestemming zijn de ruimtelijke kaders vastgelegd waarbinnen de woningbouw kan worden gerealiseerd.
Bepaald is dat ten hoogste 200 woningen mogen worden gerealiseerd. De goot- en bouwhoogte van de bebouwing is ten hoogste resp. 6 en 11 meter, waarbij aan de zuidrand ook gestapelde woningbouw (appartementen) is toegelaten tot een bouwhoogte van 12 meter. Aan de zijde van de Bentwoudlaan en het noordelijke deel aan De Bentlanden is een 'gevellijn' opgenomen om veilig te stellen dat de woningen daar met de voorgevel gericht worden naar deze wegen. Ook is de in acht te nemen afstand geregeld tot de bestaande kavelgrenzen van de woningen De Bentlanden 44 tot en met 78 (even).
 
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de hoofdvorm en de situering van bouwwerken, ter waarborging van de verkeersveiligheid, de parkeercapaciteit, een evenwichtig ruimtelijk beeld en de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
Verder is de locatie aangeduid waar de hoofdontsluiting wordt gerealiseerd, aansluitend op de bestaande rotonde op de Bentwoudlaan. De overige wegenstructuur kan nader worden bepaald binnen de bestemming 'Woongebied'.
 
In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat het aantal woningen dat in het plangebied wordt gebouwd minimaal uit 54 sociale huurwoningen moet bestaan. De maximumhuurprijs en de instandhoudingstermijn voor de sociale huurwoningen is 10 jaar.
 
De beoogde Brede School is toegelaten binnen het op de verbeelding aangeduide gebied 'onderwijs'. In de regels zijn daaraan de relevante ruimtelijke voorwaarden gesteld, voor wat betreft oppervlakte, bouwhoogte en afstanden tot woningen.
 
Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied' met maximaal 20 mag toenemen. Daarbij zijn voorwaarden gesteld ten aanzien van de stedenbouwkundige waarde van het plangebied en de bebouwingskarakteristiek.
 
In het westelijke gedeelte van het plangebied is een zone van 30 meter breed opgenomen in verband met de aangrenzende bedrijvenbestemming van het Verbreepark, waar categorie 3.1-bedrijven zijn toegelaten. Binnen deze zone zijn alleen geluidgevoelige ruimten toegestaan als vast staat dat dat akoestisch verantwoord is, waarbij onderzoek moet worden uitgevoerd overeenkomstig de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999'. Voldaan moet worden aan het Activiteitenbesluit. Hiertoe is de 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' opgenomen en zijn daaraan regels gekoppeld die dat veilig stellen.
 
Waarde - Archeologie 3 en 5
De voor de dubbelbestemmingen  'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
 
Waterstaat - Waterkering
Aan het deel van het plangebied dat een waterkerende functie heeft is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gegeven.
 
Algemene regels 
Antidubbelregel
Deze regel wordt in elk bestemmingsplan opgenomen om te voorkomen dat in feite meer kan worden gebouwd dan in het bestemmingsplan bedoeld is. Dit kan zich voordoen bij woningbouw wanneer (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaar wisselen. In een dergelijk geval worden de nieuw verworven gronden niet meegeteld bij de berekening van de bouwmogelijkheden als dat al voor een in het verleden verleende omgevingsvergunning gebeurd is.
 
Algemene bouwregels
In deze regel zijn de algemene bouwregels opgenomen voor de bebouwingsgrenzen voor geluidgevoelige objecten en voor ondergeschikte bouwdelen.
 
Algemene gebruiksregels
In dit bestemmingsplan is een algemene gebruiksregeling opgenomen die expliciet beschrijft welk gebruik strijdig is met het gestelde in het bestemmingsplan.
 
Algemene aanduidingsregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400m' geldt dat het bevoegd gezag onder voorwaarden een omgevingsvergunning kan verlenen voor de activiteit bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening.
 
Overige regels
In de Overige regels is een bepaling opgenomen die er op toeziet dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid. De regeling is overgenomen uit het Parapluplan Parkeren (2019), met een verwijzing naar de vastgestelde beleidsregels,  zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning. Op dit moment is dat de 'Nota parkeernormen en parkeervoorzieningen 2020'.
 
Algemene afwijkingsregels
In dit bestemmingsplan is een algemene afwijkingsregeling opgenomen die voorziet in algemeen voorkomende bouwwerken en afwijkingen van het bestemmingsplan.
 
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Regels, die betrekking hebben op het overgangsrecht: bouwwerken die op het moment van tervisielegging van het plan bestaan, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de in het nieuwe plan gegeven bebouwingsregels.
 
Slotregel
Deze regel geeft de exacte naam van het bestemmingsplan aan.
8 Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een ruimtelijke plan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van een ruimtelijk plan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is. 
Planspecifiek
Op 2 mei 2019 hebben GB Vastgoed BV, Woningbouwvereniging Habeko Wonen en Gemeente Alphen aan  den Rijn een samenwerkingsovereenkomst ondertekend. Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van alle gronden in het plangebied. In de samenwerkingsovereenkomst zijn afspraken gemaakt ten aanzien van de verdeling van de grondopbrengsten en (plan)kosten, het realiseren en in stand houden van sociale huurwoningen en de financiële risico's (bijvoorbeeld planschade). Middels deze overeenkomst en met de verkoop van de grond heeft de gemeente haar kostenverhaal verzekerd. In dit kader is vaststelling van een exploitatieplan niet nodig.
 
Vervolgens is Van Wijnen door de gemeente Alphen aan den Rijn gecontracteerd als ontwikkelaar van de locatie. Van Wijnen is verantwoordelijk voor de verdere ontwikkeling en realisatie van het plan en koopt de gronden van de drie grondeigenaren. Habeko Wonen en GB Vastgoed BV realiseren de sociale huurwoningen in het plangebied.
9 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Er zijn wettelijke eisen met betrekking tot de voorbereiding en totstandkoming van een bestemmingsplan. Artikel 3.8 Wro bepaalt dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan de in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geregelde uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) van toepassing is. Dit houdt in dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven.
 
9.1 Vooroverleg
In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan op 22 december 2020 toegezonden aan de volgende personen en/of instanties:
  1. Provincie Zuid-Holland;
  2. Hoogheemraadschap van Rijnland;
  3. Burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer;
  4. Veiligheidsregio Hollands Midden;
  5. Stedin;
  6. TenneT;
  7. VWS Pipeline Control B.V.;
  8. Oasen N.V.;
  9. NUON;
  10. Nederlandse Gasunie.
De instanties 1, 2, 4 en 10 hebben gereageerd. De instanties onder 1, 2 en 10 hebben medegedeeld dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De reactie van de Veiligheidsregio (nummer 4) worden hieronder behandeld.
 
Veiligheidsregio Hollands Midden (VRHM)
  1. Vanuit de ingediende aanvraag blijkt niet of voldaan wordt aan de afmetingen die gesteld worden aan calamiteitenroutes. Onduidelijk is of de wegen binnen het plangebied voldoende breed en belastbaar zijn.
  2. De offensieve (primaire) bluswatervoorziening is nog niet geprojecteerd in het plangebied. Graag ontvangen wij te zijner tijd een voorstel met de projecteringstekeningen van de brandkranen en eventuele andere bluswaterwinmogelijkheden, inclusief de gereserveerde opstelplaats van het brandweervoertuig. Ook de benodigde defensieve (secundaire) bluswatervoorziening ziet de brandweer graag op een nader moment ter advisering voorgelegd. Voor een snelle bestrijding is het wenselijk de bluswaterwinplaats binnen een afstand van 160 meter vanaf de opstelplaats te situeren.
  3. Ten oosten van het plangebied is een LPG tankstation en een OCAP buisleiding waardoor het transport van kooldioxide doorheen plaatsvindt, gelegen. Ondanks dat de veiligheidscontouren van deze twee risicobronnen niet over het plangebied heen vallen, is het wel van belang dat de aanwezigen in geval van een calamiteit bij een van deze bronnen op de hoogte zijn van wat van hen verwacht wordt. Voor de brede school wordt dan ook geadviseerd om in het ontruimingsplan naast gebouwbrand, ook het scenario toxische wolk op te nemen. Voor de overige aanwezigen (bewoners woningen) wordt geadviseerd om hen te informeren (risicocommunicatie) over de aanwezigheid van deze risicobronnen.
  4. Naast risicocommunicatie over de aanwezigheid van het LPG tankstation en de OCAP leiding, wordt geadviseerd om het scenario overstroming hierin mee te nemen.
  5. De politie stelt daarnaast een aantal vragen / opmerkingen ten aanzien van de infrastructuur binnen het plangebied en de verkeersveiligheid rondom de brede school. Er wordt geadviseerd om de in het advies aangehaalde punten in het verkeersoverleg te bespreken.
 
Reactie
Ad a
Voor het plangebied is gekozen voor een globaal plan met de bestemming Woongebied. Inmiddels is er een stedenbouwkundig plan opgesteld voor de woningbouwontwikkeling en de Brede School. Bij uitwerking hiervan wordt rekening gehouden met de afmetingen en bochtstralen die worden gesteld aan de calamiteitenroutes, zoals opgenomen in de bijlage van het advies van de VRHM. De voorstellen zullen tijdig worden gecommuniceerd met de Veiligheidsregio.
 
Ad b
Wij hebben kennis genomen van deze opmerkingen, welke vooral betrekking hebben op de uitvoeringsfase van het project en niet op de reikwijdte van een bestemmingsplan. Hiermee zal rekening worden gehouden bij uitwerking van de plannen. Hierover zal tijdig overleg plaatsvinden met de VRHM.
 
Ad c en d
Deze opmerking nemen wij ter harte. Bij uitwerking van de plannen zal aandacht worden geschonken aan risicocommunicatie om omwonenden bij calamiteiten te informeren. Verder zal voor de Brede School een ontruimingsplan worden opgesteld, waarin naast gebouwbrand, ook het scenario toxische wolk wordt opgenomen.
 
Ad e
De uitvoeringsaspecten met betrekking tot de infrastructuur binnen het plangebied en de verkeersveiligheid rondom de brede school zullen wij aan de orde stellen in het reguliere verkeersoverleg. Met de adviezen zullen wij rekening houden bij uitwerking van de plannen.
 
Deze opmerkingen leiden niet tot aanpassing van het plan.
 
9.2 Communicatie
Met de bewoners van de Bentlanden, verenigd in de Bewonersvereniging “De Bentlanden”, is herhaaldelijk gesproken over de invulling van het plangebied. Dit heeft geresulteerd in het wijzigingen van de voorkeurslocatie van de Brede School (verplaatsing in oostelijke richting in het plangebied in plaats van langs de Bentlanden). Voorts wordt er een brede strook met groen en water van minimaal 23,40 (kavelgrens / kavelgrens) gerealiseerd voor een goede overgang tussen de bestaande bebouwing en de toekomstige bebouwing voor wat betreft typologie, omvang / bebouwingsdichtheid en hoogte.
 
9.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft conform de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (artikel 3.4 Algemene wet bestuursrecht) met ingang van donderdag 1 april 2021 tot en met woensdag 12 mei 2021 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Het ontwerpbestemmingsplan, met overige relevante stukken, is in deze periode digitaal raadpleegbaar geweest via www.ruimtelijkeplannen.nl. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld om naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan -mondeling, schriftelijk of digitaal via een e-formulier- een zienswijze in te dienen. Gedurende de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn 9 schriftelijke zienswijzen ontvangen. In de Nota van beantwoording zienswijzen zijn deze reacties samengevat en beantwoord, zie bijlagen bij toelichting bijlage 14 en 15.