Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Bentwijck, Benthuizen met identificatienummer NL.IMRO.0484.BHbentwijck-VA01 van de Gemeente Alphen aan den Rijn;
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aaneengebouwde woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
1.6 aan-huis-gebonden beroep
Het in een woning met bijbehorende bouwwerken beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning;
1.7 achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.8 archeologisch onderzoek
Diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
1.9 archeologisch rapport
Een verslag vervat in rapportvorm van een archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijf
Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.12 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.15 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;
1.16 bijgebouw
Een vrijstaand niet voor bewoning bestemd bijbehorend bouwwerk dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte en niet direct toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw;
1.17 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwgrens
De grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag/woonlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kap;
1.20 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 bouwwerk, geen gebouw zijnde
Elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
1.25 Brede school
Netwerk van samenwerkende scholen en instellingen met als doel het vergroten van ontwikkelingskansen van kinderen waarbij de koppeling aan buitenschoolse opvang en verlengde schoolduur met allerlei activiteiten inbegrepen is zoals kinderdagopvang, naschoolse opvang en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen en activiteiten;
1.26 deskundige
Een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;
1.27 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming die inrichting niet verbiedt;
1.29 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 geluidwerende voorziening
Maatregel in de vorm van een geluidswal en/of geluidscherm waardoor de (geprojecteerde) woningen en de school voldoen aan het Activiteitenbesluit in verband met naastgelegen bedrijfsterreinen;
1.31 gestapelde woning
Een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar is gelegen;
1.32 groenvoorzieningen
Het geheel van aanplant in een gebied - veelal in openbaar gebied - danwel het aanbrengen of voorzien van groen;
1.33 hoofdgebouw
Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.34 huishouden
Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur of kamerverhuur op een zodanige schaal dat zij als bedrijfsmatig moet worden beschouwd, wordt daaronder niet begrepen;
1.35 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.36 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.37 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand;
1.38 parkeervoorziening
Voorziening ten behoeve van het parkeren van voertuigen;
1.39 peil
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in overige gevallen, uitgezonderd bouwen in of op water: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld;
1.40 seksinrichting
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: escortservice, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.41 sociale huurwoning
Een huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid onder d van het Besluit ruimtelijke ordening;
1.42 twee-aaneen gebouwde woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee-aaneen gebouwde woningen;
1.43 voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.44 voorgevel
De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.45 voorgevelrooilijn
De denkbeeldige lijn gevormd door het verlengde van de voorgevel;
1.46 vrijstaande woning
Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.47 wonen
Het houden van een verblijf of het gehuisvest zijn in een woning;
1.48 woning
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de breedte en diepte van een gebouw
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren, op 1 meter boven peil;
2.7 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
Tussen de zijdelingse grens van het bouwwerk en een bepaald punt van een bouwwerk waar de afstand het kortst is;
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers, bruggen, stuwen, kades en taluds;
- voetpaden;
- speelvoorzieningen en straatmeubilair.
3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:
- gebouwen zijn niet toegestaan;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
- 3 m voor speelvoorzieningen;
- 6 m voor palen en masten;
- 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers, bruggen, kades en taluds;
- groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:
- gebouwen zijn niet toegestaan;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 3 m.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' tevens voor behoud en bescherming van een rijksmonument;
- aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met in achtneming van het genoemd in artikel 5 lid 3.2;
- tuinen en erven;
- (ontsluitings)paden;
- parkeervoorzieningen;
- water.
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
- in afwijking op het bepaalde in b. zijn ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' ook twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
- het aantal woningen bedraagt één woning per bouwvlak, tenzij anders met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal woningen' op de verbeelding is aangegeven;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
- de voorgevel van de woning dient ter plaatse van de figuur 'gevellijn' te worden opgericht.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen tenzij de goothoogte van de aanbouw aansluit op de bestaande eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een afwijking is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
- op bijbehorende bouwwerken is een kap toegestaan, mits de dakhelling en de dakvorm van de kap een afgeleide is van de kap van het hoofdgebouw en niet hoger dan 5 meter;
- de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 50 m²;
- voor zover de oppervlakte van de onder e bedoelde bijbehorende bouwwerken ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan reeds meer bedroeg dan 50 m², geldt de bestaande oppervlakte als maximum en geldt bij (gedeeltelijke) sloop en herbouw dat maximaal dezelfde oppervlakte mag worden herbouwd.
5.2.3 Overkappingen
Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
- overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het erf, op ten minste 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn;
- de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
- de oppervlakte bedraagt maximaal 18 m².
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 meter, gelegen achter de voorgevelrooilijn bedraagt de hoogte maximaal 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
- 5 meter voor speelvoorzieningen;
- 3 meter voor pergola's;
- 8 meter voor vlaggenmasten;
- 3 meter voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde achter de voorgevelrooilijn.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
- bewoning als afhankelijke woonruimte.
5.3.2 Beroeps- en bedrijfsuitoefening
Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
- het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende aanbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 45 m²;
- in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14;
- alleen bedrijfsactiviteiten die vallen onder inrichting type A zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit zijn toegestaan;
- het bedrijf qua aard, milieubelasting en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
- de bedrijfsactiviteiten geen detailhandel mag betreffen;
- degene die de activiteiten in de woning of het aangebouwde of uitgebouwde bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning dient te zijn.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
5.4.1 Wijzigingsgebied 1
Het bevoegd gezag is bevoegd om ter plaatse van 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' de bestemming 'Wonen' te wijzigen om nieuwe woningen mogelijk te maken, met dien verstande dat:
- de bestaande bedrijfsbebouwing en bedrijfsverharding geheel worden gesloopt c.q. verwijderd;
- het extra aantal woningen niet meer dan 18 bedraagt;
- uitsluitend aaneengebouwde woningen, twee-aaneen-gebouwde woningen en vrijstaande woningen zijn toegestaan;
- het onder b. genoemde aantal woningen past binnen het regionale woningbouwprogramma;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11m;
- het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- de regels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen in de vorm van:
- aaneengebouwde woningen, twee-aaneen gebouwde woningen en vrijstaande woningen;
- gestapelde woningen;
- aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met in achtneming van het genoemd in artikel 6 lid 5.2;
- ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' een brede school;
- tuinen en erven;
- erftoegangswegen en ontsluitingswegen;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een hoofdontsluitingsweg met een maximale wegbreedte van 7 m;
- fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers, bruggen, kades, steigers, vlonders en taluds;
- geluidwerende voorzieningen;
- objecten van beeldende kunst.
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- binnen de bestemming 'Woongebied' mogen in totaal maximaal 200 woningen worden opgericht, waarvan minimaal 54 woningen als sociale huurwoningen worden gerealiseerd;
- de op te richten hoofdgebouwen dienen minimaal 26,4 meter worden gesitueerd vanaf de bestaande kavelgrenzen van de woningen De Bentlanden 44 tot en met 78 (even), zoals deze ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan golden;
- woningen mogen gebouwd worden in de vorm van vrijstaande woningen, twee-aaneen gebouwde woningen, aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen, met dien verstande dat gestapelde woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
- de voorgevel van een woning dient ter plaatse van de figuur 'gevellijn' hierachter te worden opgericht, één en ander met inachtneming van het bepaalde onder b;
- bij vrijstaande woningen, twee-aaneen gebouwde woningen en aaneengebouwde woningen bedraagt de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw 50% van het bouwperceel;
- bij gestapelde woningen bedraagt het bebouwingspercentage maximaal 100% van het bouwperceel;
- bij vrijstaande woningen dient de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 m te bedragen;
- bij twee- aaneen gebouwde woningen dient de afstand van het hoofdgebouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 m te bedragen.
6.2.2 Onderwijs
Ter plaatse van de functieaanduiding 'onderwijs' is een Brede School toegelaten waarbij de volgende regels gelden:
- de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 1.650 m²;
- het aantal bouwlagen bedraagt niet meer dan 2 (met een bouwhoogte van maximaal 8 m), met dien verstande dat in een zone met een afstandsmaat van 20 meter tot de gevel van omliggende woningen, het aantal bouwlagen niet meer bedraagt dan 1 (met een bouwhoogte van maximaal 4,5 m);
- de afstand van het terrein van de Brede School tot de gevel van woningen bedraagt minimaal 10 m.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen tenzij de goothoogte van de aanbouw aansluit op de bestaande eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een afwijking is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
- op bijbehorende bouwwerken is een kap toegestaan, mits de dakhelling en de dakvorm van de kap een afgeleide is van de kap van het hoofdgebouw en niet hoger dan 5 meter;
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel maximaal 50 m² van het achtererfgebied.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 meter, gelegen achter de voorgevelrooilijn bedraagt de hoogte maximaal 2 meter;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
- 4 meter voor speelvoorzieningen;
- 3 meter voor pergola's;
- 6 meter voor vlaggenmasten;
- 7 m voor geluidwerende voorzieningen;
- 3 meter voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde achter de voorgevelrooilijn.
6.2.5 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie
Een omgevingsvergunning voor bouwen, zoals bedoeld in lid 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals bedoeld in
artikel 6 lid 2.1 wordt niet verleend indien op eigen terrein of een aangrenzend terrein niet wordt voorzien in voldoende waterberging.
Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen:
- In het geval door de bouw van gebouwen en bouwwerken dan wel het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden op een bouwperceel meer dan 500 m² extra verhard oppervlak zal ontstaan ten opzichte van de situatie bij vaststelling van dit plan, dan dient - voordat de overschrijding plaatsvindt - 15% van het totaal aan toename van verharding te zijn gecompenseerd met open water dan wel op een alternatieve wijze dat in verbinding staat met oppervlaktewater in hetzelfde peilvak; één en ander overeenkomstig de vigerende Keur en de daarbij behorende algemene regels, beleidsregels en uitvoeringsregels van het Hoogheemraadschap van Rijnland’.
6.3.1 Ruimtelijke kwaliteit
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied als geheel, nadere eisen stellen aan de gebouwen ten aanzien van:
- de plaats van de bebouwing;
- de afmetingen van bebouwing.
Deze nadere eisen kunnen gesteld worden ten behoeve van:
- een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- een goede woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- de sociale veiligheid;
- een goede milieusituatie;
- de bescherming van de groenstructuur;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Woningaantal
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 6 lid 1 sub a waarbij het totale aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied' met maximaal 20 mag toenemen, onder de voorwaarden dat:
- de woningen passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
- er geen aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
- de stedenbouwkundige waarde van het plangebied dient te zijn gewaarborgd;
- de bebouwingskarakteristiek niet wordt aangetast.
6.4.2 Afwijken oppervlakte hoofdgebouw op bouwperceel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 6 lid 2.1 sub g voor het overschrijden van de maximaal toegestane oppervlakte van een hoofdgebouw op een bouwperceel, met dien verstande dat:
- de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 75% van het bouwperceel;
- er geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de bebouwing en aan het straatbeeld;
- er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt.
6.4.3 Afwijken zijdelingse perceelgrens voor vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 6 lid 2.1, sub h en i om een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen aan te houden, met dien verstande dat:
- de afstand tot de aan het openbare gebied gelegen zijdelingse perceelgrens minimaal 1 meter bedraagt;
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de stedenbouwkundige structuur en het straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende percelen.
6.4.4 Afwijken situering bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel
artikel 6 lid 2.3 sub a om bijbehorende bouwwerken in het verlengde van de voorgevelrooilijn te bouwen, met dien verstande dat:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de stedenbouwkundige structuur en het straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende percelen
6.4.5 Afwijken bouwhoogte aangebouwde bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel
artikel 6 lid 2.3 sub c om een hogere bouwhoogte toe te staan, met dien verstande dat:
- een kap is toegestaan, waarbij deze architectonisch is afgestemd op het hoofdgebouw en de maximale bouwhoogte niet hoger is dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het woon- en leefmilieu;
- de stedenbouwkundige structuur en het straatbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende percelen.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Algemeen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
- bewoning als afhankelijke woonruimte.
6.5.2 Beroeps- en bedrijfsuitoefening
Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
- het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende aanbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 45 m²;
- in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14;
- alleen bedrijfsactiviteiten die vallen onder inrichting type A zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit zijn toegestaan;
- het bedrijf qua aard, milieubelasting en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
- de bedrijfsactiviteiten geen detailhandel mag betreffen;
- degene die de activiteiten in de woning of het aangebouwde of uitgebouwde bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning dient te zijn.
6.5.3 Sociale huurwoningen
- Het aantal woningen dat in het plangebied wordt gebouwd bestaat uit minimaal 54 sociale huurwoningen;
- De maximumhuurprijs en de instandhoudingstermijn van de sociale huurwoningen is 10 jaar.
6.5.4 Ontsluiting
Ter plaatse van de aanduiding 'Ontsluiting' zijn de gronden bestemd voor de hoofdontsluiting van het woongebied.
6.5.5 Geluidgevoelige ruimten
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' is het wonen in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken waarin zich geluidgevoelige ruimten bevinden niet toegestaan.
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' zijn geluidgevoelige ruimten van de Brede School niet toegestaan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b. wanneer middels een akoestisch onderzoek - waarin eventueel benodigde geluidreducerende overdrachtsmaatregelen zijn opgenomen - kan worden aangetoond dat:
- het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevels van de te bouwen geluidgevoelige gebouwen bevinden niet hoger is dan 50 dB(A), 45 dB(A) en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode vanwege de bedrijfsactiviteiten van bedrijven op het Verbreepark;
- het maximale geluidsniveau als gevolg van deze bedrijfsactiviteiten niet hoger is dan 70 dB(A), 65 dB (A) en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode;
met dien verstande, dat
- rekening wordt gehouden met de maximale planologische mogelijkheden van de bedrijven op het Verbreepark;
- de benodigde geluidreducerende maatregelen in stand worden gehouden.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
- Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 7 lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van lid artikel 7 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
- Tevens mogen op deze gronden bouwwerken worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in dit bestemmingsplan, mits de bepalingen van lid artikel 7 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbodsbepaling
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming '
Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verlagen van het waterpeil;
- het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
- het heien van palen en slaan van damwanden.
- De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, overlegt bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
- De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
7.3.2 Uitzonderingen verbodsbepaling
- de werken of werkzaamheden niet dieper dan 0,5 meter onder het maaiveld of over een totale oppervlakte kleiner dan 100 m² worden uitgevoerd;
- het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
de werken of werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
7.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
- de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
- de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
7.3.4 Programma van eisen
Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in
artikel 7 lid 3.3 wordt uitgevoerd op basis van een programma van eisen. Het programma van eisen wordt opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
7.3.5 Afwijken van de onderzoeksplicht
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de archeologische onderzoeksplicht, indien uit informatie (afkomstig van de gemeente, aanvrager of anderszins) blijkt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, de archeologisch waarde naar beneden kan worden bijgesteld, of dat de archeologie niet evenredig wordt bedreigd door de voorgenomen plannen.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 5
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van de planregels.
8.2 Bouwregels
- Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 8 lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van lid artikel 8 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
- Tevens mogen op deze gronden bouwwerken worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in dit bestemmingsplan, mits de bepalingen van lid artikel 8 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbodsbepaling
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming '
Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verlagen van het waterpeil;
- het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
- het heien van palen en slaan van damwanden.
- De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, overlegt bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
- De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
8.3.2 Uitzonderingen verbodsbepaling
- de werken of werkzaamheden niet dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld of over een totale oppervlakte kleiner dan 10.000 m² worden uitgevoerd;
- het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
de werken of werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
8.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
- de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
- de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
8.3.4 Programma van eisen
Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in
artikel 8 lid 3.3 wordt uitgevoerd op basis van een programma van eisen. Het programma van eisen wordt opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd.
8.3.5 Afwijken van de onderzoeksplicht
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de archeologische onderzoeksplicht, indien uit informatie (afkomstig van de gemeente, aanvrager of anderszins) blijkt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is, de archeologisch waarde naar beneden kan worden bijgesteld, of dat de archeologie niet evenredig wordt bedreigd door de voorgenomen plannen.
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.
9.2 Bouwregels
In afwijking van het in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen en gebruik krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in
artikel 9 lid 1, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden toegestaan:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bakens en lichten, tot een hoogte van 6 meter, en
- overige voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, en gebruiksvormen.
- Het bouwen en gebruik krachtens andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in artikel 9 lid 1, mag uitsluitend geschieden voor zover de belangen van de waterkering dat gedogen en vooraf advies ingewonnen is bij de desbetreffende dijkbeheerder.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 9 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, mits daartegen uit hoofde van de bescherming van de waterstaat geen bezwaar bestaat; daartoe wordt vooraf advies ingewonnen bij de beheerder(s) van de boezem en de waterkering.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbodsbepaling
Het is verboden op of in de in
artikel 9 lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- Het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
- Het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- Het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- Diepploegen;
- Het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- Het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- Het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- Het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
9.4.2 Uitzonderingen verbodsbepaling
Het verbod zoals bedoeld in
artikel 9 lid 4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.4.3 Voorwaarden
- De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 6 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwantitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen niet wordt geschaad;
- Ter beoordeling van de toelaatbaarheid, bedoeld onder sub a, dient de aanvrager een schriftelijk advies van het hoogheemraadschap aan te leveren.
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene bouwregels
11.1 Bebouwingsgrenzen geluidsgevoelige objecten
Onverminderd het bepaalde in het plan mogen geluidgevoelige objecten slechts worden gebouwd indien voldaan kan worden aan de in de of krachtens de Wet geluidhinder gestelde grenswaarden.
11.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,2 m bedraagt.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van:
- staan- of ligplaats van onderkomens;
- staanplaats van voertuigen, waarin detailhandel plaatsvindt;
- kampeer- of caravanterrein;
- opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
- een seksinrichting;
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
- het gebruik van houtkachels, propaan tanks, open haarden en daarmee gelijk te stellen verbrandingsinstallaties.
Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
13.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop 400m
13.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m' gelden, aanvullend op de voor deze gronden aangegeven bestemmingen, nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van de waarde als landschapsbepalend element.
13.1.2 Bouwregels
Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m' bedraagt de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet meer dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
13.1.3 Afwijken van de bouwregels
In afwijking van het bepaalde in
artikel 13 lid 1.2 is het oprichten van nieuwe bebouwing mogelijk als:
- er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, óf:
- zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd.
Artikel 14 Overige regels
14.1 Parkeren
Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:
- in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
- voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
- de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
14.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 14 lid 1, indien:
- aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd en
- op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
14.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in
artikel 14 lid 1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
15.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten aanzien van:
de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een hoogte van ten hoogste 3,50 meter en met een inhoud van ten hoogste 50 m³ ten dienste van het openbaar nut, zoals:
- wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes en standbeelden;
- transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes, zulks met uitzondering van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations;
- het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens of een weg nader te bepalen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst en/of noodzakelijk is;
- het veranderen van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken met ten hoogste 10%, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze veranderingen noodzakelijk zijn.
15.2 Voorwaarde
Een omgevingsvergunning zoals genoemd in
artikel 15 lid 1 wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10 %.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Bentwijck, Benthuizen'.