direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - natuur en landschap
Plan: Limes
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B088limes-0003

Artikel 3 Agrarisch met waarden - natuur en landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

een en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 van deze regels.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwregels
3.2.2 Archeologisch rijksmonument

Ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden' is het verboden:

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 3.2, ten behoeve van het binnen een agrarisch bouwperceel:

  • a. gebruiken van gronden, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, als standplaats voor ten hoogste 10 en gedurende maximaal zes weken in die periode voor ten hoogste 15 kampeermiddelen;
  • b. bouwen van bijbehorende, niet voor bewoning bestemde, gebouwen, zoals sanitaire ruimten, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen van 50 m2, een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale van 5 meter, uitsluitend indien daarvoor redelijkerwijs geen ruimte beschikbaar is binnen de agrarische bedrijfsbebouwing, mits:
    • 1. daardoor de waarden als bedoeld lid 3.1 sub d, niet onevenredig worden aangetast, en;
    • 2. wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, al of niet met behulp van opgaande beplanting.
3.3.2 Toegangspoort

Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 3.2, ten behoeve van een toegangspoort voor het afsluiten van het agrarisch erf mits:

3.4 Specifieke gebruiksregels

Een vorm van verboden gebruik als bedoeld in 'Algemene gebruiksregels' is in ieder geval het gebruik van gronden buiten bouwvlakken ten behoeve van een paardenbak.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbodsbepaling

Behoudens het bepaalde in sublid 3.5.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in deze gronden de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • b. het aanleggen, verleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • c. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder begrepen het vergraven of ontgraven van bestaande kaden, dijken of taluds;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van kaden of aanlegplaatsen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3.5.2 Uitzonderingen verbodsbepaling

Het in sublid 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. het uitvoeren werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en van de gronden;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan;
  • c. werkzaamheden waarvoor een vergunning is verleend krachtens de Ontgrondingenwet;
  • d. het verharden van bestaande toegangspaden vanaf een weg tot een bouwvlak;
  • e. het verharden van gronden binnen het bouwvlak.
3.5.3 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de waarden als bedoeld in lid 3.1 sub d:

3.5.4 In te winnen advies

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in sublid 3.5.1, winnen Burgemeester en wethouders advies in van:

  • a. een door hen aan te wijzen ter zake deskundige inzake landschap en cultuurhistorie omtrent de gevolgen van voorgenomen werken en werkzaamheden voor het behoud en/of herstel van de waarden van het gebied en de eventueel te stellen voorwaarden;
  • b. het betreffende waterschap, indien de werkzaamheden betreffen het dempen of verleggen van sloten of het vergraven of ontgraven van dijken of taluds.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht het plan zodanig te wijzigen dat voor de gronden als bedoeld in lid 3.1 het aangegeven bouwvlak elders op de gronden wordt aangegeven, mits:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, en;
  • b. de waarden als bedoeld in lid 3.1 sub d, niet onevenredig worden aangetast, en;
  • c. aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, hoger dan 2 meter mogen door het wijzigen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
    • 2. de oppervlakte van het bouwvlak mag door het wijzigen tot maximaal 1,5 ha worden vergroot;
    • 3. de bebouwingsmogelijkheden dienen zoveel mogelijk achter en niet naast de hoofdgebouwen te worden gesitueerd, om bebouwingslinten niet onnodig verder te verdichten, en het zicht op de open polders te behouden;

alvorens te beslissen omtrent wijziging, waarbij het bouwvlak wordt vergroot, winnen burgemeester en wethouders advies in van een aan te wijzen ter zake deskundige.