5.9 Milieukwaliteiten en ambities
Evenals bij het bestemmingsplan Buitengebied Aarlanderveen heeft de gemeente ook voor de polders binnen het bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid het plan om de planregels op een vergelijkbare wijze op te stellen. Dit betekent dat er per polder afwijkende regels zullen bestaan die elk bijdragen aan gewenste kwaliteiten van deze polder. De gewenste kwaliteiten zijn vastgelegd in de structuurvisie Buitengebied Alphen aan den Rijn. Voor de inhoud van dit hoofdstuk in het advies is deze structuurvisie het uitgangspunt.
Algemeen, geldend voor alle polders (woningbouw)
In het totale gebied kan sprake zijn van (vervangende) woningbouw of beperkte extra woningbouw in het kader van de regeling 'ruimte voor ruimte. Onafhankelijk van het gebiedseigen karakter en de wensbeelden in de afzonderlijke polders dient deze (vervangende) woningbouw te voldoen aan de volgende uitgangspunten:
- Geen belemmering/beperkingen voor de omliggende bedrijvigheid;
- De bodem dient geschikt te zijn voor het beoogde doel “wonen met tuin”;
- De gevelbelasting ten gevolge van het wegverkeer mag (in buitenstedelijk gebied) maximaal 53 dB bedragen en in (binnenstedelijk) gebied 58 dB;
- De woningen mogen niet worden gesitueerd in de contour voor het plaatsgebonden risico;
- Met betrekking tot het groepsrisico dient te worden voldaan aan de beleidsvisie externe veiligheid;
- Met betrekking tot het aspect geur moet voldaan worden aan het gestelde in de geurverordening.
Polder Steekt, ten zuiden van de N11
In het deelgebied polder Steekt, ten zuiden van de N11, is naast de traditionele agrarische bedrijven het alleen mogelijk om direct aan de agrarische bedrijfsvoering gerelateerde bedrijvigheid als (neven)activiteit toe te staan.
De (neven)activiteiten zijn mogelijk indien:
- er sprake is van een direct aan de agrarische bedrijfsvoering gerelateerde bedrijvigheid betreft. deze activiteiten passen, in termen van milieubelasting, binnen maximaal milieucategorie 3.2 zoals bedoeld in de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009);
- in het geval een activiteit op basis van de VNG publicatie in een hogere categorie moet worden ingedeeld, moet uit milieukundig onderzoek omomstotelijk vaststaan dat deze activiteit wat betreft (milieu)hinder vergelijkbaar is met een activiteit tot maximaal 3.2;
- de activiteiten mogen niet leiden een gewijzigd verkeersbeeld, ter plaatse van de gewenste locatie;
- de bodem dient geschikt te zijn voor het beoogde doel;
- de activiteiten mogen niet plaatsvinden binnen een de contour voor het plaatsgebonden risico;
- met betrekking tot het groepsrisico dient te worden voldaan aan de beleidsvisie externe veiligheid;
- met betrekking tot het aspect geur moet voldaan worden aan het gestelde in de geurverordening.
Polder Zaanse Rietveld
Naast een rendabel gebruik van het grasland is in deze polder ook ruimte voor het ontwikkelen van (neven) activiteiten zoals dag- en verblijfsrecreatie, welzijn, zorg en gezondheid. Dit betekent dat in deze polder ook activiteiten mogelijk zullen zijn zoals bijvoorbeeld een klompenmakerij, een boerencamping, een kinderboerderij, ondersteunenden horeca, zorgboerderij, kinderopvang, poldersport, boerengolf, ed.
De (neven)activiteiten zijn mogelijk indien:
- er sprake is van een direct aan de agrarische bedrijfsvoering gerelateerde bedrijvigheid betreft;
- deze activiteiten passen, in termen van milieubelasting, binnen maximaal milieucategorie 2 zoals bedoeld in de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009);
- in het geval een activiteit op basis van de VNG publicatie in een hogere categorie moet worden ingedeeld, moet uit milieukundig onderzoek omomstotelijk vaststaan dat deze activiteit wat betreft (milieu)hinder vergelijkbaar is met een activiteit tot maximaal 2;
- de activiteiten mogen niet leiden een gewijzigd verkeersbeeld, ter plaatse van de gewenste locatie;
- de bodem dient geschikt te zijn voor het beoogde doel;
- de activiteiten mogen niet plaatsvinden binnen een de contour voor het plaatsgebonden risico;
- met betrekking tot het groepsrisico dient te worden voldaan aan de beleidsvisie externe veiligheid;
- met betrekking tot het aspect geur moet voldaan worden aan het gestelde in de geurverordening;
- de activiteiten niet binnen de grenzen liggen van het aangewezen Stiltegebied. Voor activiteiten aan de rand moet worden aangetoond dat deze activiteiten niet zullen leiden tot een verslechtering binnen het Stiltegebied.