Plan: | Buitengebied Alphen Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.B087buitengebalpzd-0004 |
In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan is in 2013 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Hierbij is op basis van de bodemgesteldheid, het reliëf en bekende archeologische vondsten een kaart opgesteld van waar wel en waar geen archeologische resten verwacht kunnen worden.
Waarde Archeologie 1
Het plangebied ligt op de zuidelijke oever van de Rijn. De rivier de Oude Rijn is, met sterk afwisselende periodes van overstromingen en periodes van meer rust, in het gebied van grote invloed geweest. De hoge oeverafzettingen en stroomgordels langs de Rijn, de stroomgordels van de zijrivieren van de Rijn en de aangrenzende wat lagere delen van de stroomgordels waren vanwege hun hoge (semi-)droge ligging gunstige vestigingsplaatsen. Vondsten in de omgeving duiden op bewoning vanaf de late steentijd tot in de nieuwe tijd. Een van de hoge zones in het plangebied is een reeds in de Romeinse tijd verlande waterloop, de zogenaamde Zaanse Rug. Deze noord-zuid georiënteerde crevasserug vormde een mogelijkheid om vanuit het moerassige achterland door te steken naar de zuidoever van de Oude Rijn. De hoge zone in het landschap zijn op de plankaart goed begrensd en zijn vanwege de hoge archeologische verwachting aangeduid als Waarde Archeologie 1.
In het plangebied hebben vanaf de 16e eeuw twee molens gestaan. De Toegangswetering langs de Zanekade zorgde voor afwatering van de polder via de Rietveldsemolen. Deze wipmolen in polder Rietveld is een van de vroegste molens, gebouwd in 1530. In 1634 is de molen geheel vernieuwd en de opvolger, eveneens een wipmolen, heeft bestaan tot 1908. De Zaanse polder is genoemd naar de in 1563 aangebrachte Kleine Zanemolen, die waarschijnlijk in de Zaanstreek is gebouwd. De afwatering van de polder verliep via de Zaanse wetering naar de Gouwe. In 1649 werden de polder Achter de Kerk en de Zaanse polder samengevoegd tot de polder Kerk en Zanen. Dit was tevens aanleiding voor het vervangen van de Kleine Zanemolen door de Nieuwe Zanemolen op dezelfde locatie. Nadat in 1906 de windbemaling door stoombemaling werd vervangen is deze molen in dat jaar gesloopt. Resten van deze molens kunnen nog in de bodem verwacht worden. In de noordwest punt van het plangebied is de locatie van een voormalige eendenkooi weergegeven. Aan deze molenlocaties en eendenkooi is een hoge archeologische waarde toegekend en ze zijn in het bestemmingsplan aangeduid als Waarde Archeologie 1.
Waarde Archeologie 2
Ten zuiden van de oeverafzettingen van de Rijn begint het veenweidegebied dat gekenmerkt wordt door afzettingen van klei en veen. Het veen-weidegebied is in principe een laag gelegen komgebied dat dooraderd is door smalle stroomgordels en crevasseafzettingen in de diepere ondergrond. Dit gebied heeft potentie voor archeologische sporen maar deze zijn tot op heden niet aangetroffen. Bewoning kan hebben plaatsgevonden op hoog gelegen veenkussens in de komgebieden en op smalle stroomgordels in het veen/klei-gebied. De dichtheid van bewoning is echter heel laag en ook de vindplaatsen waren waarschijnlijk zeer klein van omvang. Dit gebied heeft daarom een gematigde verwachting vanwege de beperkte archeologische potentie en de lage trefkans. Deze gebieden zijn in het bestemmingsplan aangeduid als Waarde Archeologie 2.
Melding toevalsvondst
In geval bij de werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen dient dit op grond van artikel 53 van de Monumentenwet onmiddellijk te worden gemeld aan de Minister van OC&W. De vondst dient gedurende 6 maanden, te rekenen vanaf de datum van de melding, ter beschikking te worden gesteld of gehouden voor wetenschappelijk onderzoek. Voor het melden van vondsten kan gebruik worden gemaakt van het E-formulier Vondstmelding dat de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed heeft ontwikkeld of kan contact opgenomen worden met het Archismeldpunt.