Plan: | Buitengebied Aarlanderveen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.B085buitengeboost-0003 |
In het kader van het bestemmingsplan is in juni en juli 2011 door RAAP Archeologisch Adviesbureau een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek omvatte het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden en had tot doel een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen voor het plangebied. Op basis van de gespecificeerde archeologische verwachting en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolgonderzoek.
Archeologie in het bestemmingsplan
Het vastleggen van archeologische waarden en verwachtingen in het bestemmingsplan is onderdeel van de in 2007 vastgestelde Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Deze wet veranderde enkele onderdelen van de Monumentenwet 1988. Artikel 38a van deze wet geeft nu aan dat de gemeenteraad bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te houden met archeologische waarden. Gemeenten geven hier invulling aan door bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met (eventuele) archeologische waarden. Onder deze waarden vallen archeologisch waardevolle gebieden en gebieden met een verhoogde archeologische verwachting. Deze waarden krijgen een archeologische (dubbel)bestemming, die wordt vermeldt in de toelichting van het bestemmingsplan, begrensd in de verbeelding en voorzien van regels gekoppeld aan een vergunningenstelsel.
Advieskaart
In de advieskaart, behorend bij het archeologisch onderzoek, is een vierdeling gemaakt in zones met een vergelijkbaar archeologische verwachting. De verschillende archeologische verwachtingszones laten zich vertalen in verschillende adviezen ten aanzien van geplande ingrepen. Het gewenste beleid ten aanzien van deze verschillende zones alsmede archeologische terreinen en vindplaatsen is op de kaart in beknopte vorm weergegeven.
Figuur: Advieskaart behorend bij archeologisch onderzoek
Archeologische Waarde 1: bekende vindplaatsen, historische bebouwing, molens
Rond bekende vindplaatsen, bekende molenplaatsen en ter plekke van lintbebouwing op de ontginningsassen van het gebied kan gesproken worden van archeologische waarden in de bodem.
Archeologische onderzoek wordt als voorwaarde gesteld voor bodemingrepen dieper dan 35 cm -Mv, waarbij een ondergrens van 100 m² wordt aangehouden. Doel van het onderzoek is het vaststellen van de aanwezigheid van archeologische resten.
Verwachte Archeologische Waarden 1: Stroomgordel van Oude Rijn en Aar
Op stroomgordelafzettingen van de Aar en Oude Rijn en op de (zichtbare) crevasses in de Zuid- en Noordeinderpolder en de polder ten zuiden van Aarlanderveen zijn resten van bewoning te verwachten vanaf het Midden Neolithicum. Hier is sprake van een hoge archeologische verwachting. Onder de oeverafzettingen van de Oude Rijn komen ook crevasseafzettingen voor. Dit zijn potentieel archeologische niveaus die eventueel ook door bodemverstorende ingrepen kunnen worden geraakt.
Inventariserend archeologisch onderzoek wordt als voorwaarde gesteld voor bodemingrepen dieper dan 35 cm -Mv, waarbij een ondergrens van 500 m² wordt aangehouden. Doel van het onderzoek is het vaststellen van de aanwezigheid van archeologische resten.
Verwachte Archeologische Waarden 2: Komgebieden met afgedekte crevasses
In het komgebied, daar waar het niet door turfwinning is ontgraven, is sprake van een wisselende situatie. In gebieden met alleen veen is de archeologische verwachting laag. Maar inde Zuid- en Noordeinderpolder komen vanaf 1,25 m -Mv ((3,25 m -NAP) afgedekte crevasses voor die niet zichtbaar zijn op het AHN. Voor deze crevasses is sprake van een hoge archeologische verwachting. Op deze crevasses kan bewoning vanaf het Midden Neolithicum worden verwacht. Voor het komgebied wordt geadviseerd om een ondergrens te hanteren van 500 m² bij bodemingrepen die dieper reiken dan 50 cm -Mv.
Inventariserend archeologisch onderzoek wordt als voorwaarde gesteld voor bodemingrepen dieper dan 50 cm -Mv, waarbij een ondergrens van 500 m² wordt aangehouden. Aanbevolen wordt om door middel van een verkennend booronderzoek door middel van boorraaien de dieper liggende, afgedekte crevasses in de polder op te sporen. Daarna kunnen opgespoorde crevasses in het gebeid door middel van een karterend booronderzoek worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische resten.
Verwachte Archeologische Waarden 3: Droogmakerijen zonder crevasses
In de droogmakerijen, daar waar geen crevasses aanwezig zijn, is de archeologische verwachting uitgesproken laag vanwege de grootschalige turfwinning. Hier wordt voorgesteld alleen archeologisch onderzoek te laten uitvoeren bij zeer grootschalige projecten.
Inventariserend archeologisch onderzoek wordt als voorwaarde gesteld voor bodemingrepen dieper dan 50 cm -Mv, waarbij een ondergrens van 10.000 m² wordt aangehouden.