13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende (dubbel)bestemmingen.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de in 13.1 genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
-
c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
d. het uitvoeren van grondbewerkingen/-verzet met een grotere diepte van 50 cm onder maaiveld, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, graven, aanleggen van drainage en ontginnen.
13.4.2 Uitzondering
Het verbod zoals bedoeld in 13.4.1 is niet van toepassing indien:
-
a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op betrokken locatie niet aanwezig zijn;
-
b. het werken of werkzaamheden betreffen ten diensten van archeologisch onderzoek;
-
c. het werken of werkzaamheden betreffen ten behoeve van het normale beheer en onderhoud ten dienste van de bestemming of de daar voorkomende andere bestemming(en);
-
d. het werken of werkzaamheden betreffen die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
-
e. het bodemingrepen betreffen die niet dieper zijn dan 50 cm onder het maaiveld.
13.4.3 Voorwaarden
-
a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de onder 13.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
-
b. Voor zover de onder 13.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
-
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
-
c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld.
13.4.4 In te winnen advies
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 13.4.1, winnen Burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige inzake archeologie omtrent de gevolgen van voorgenomen werken en werkzaamheden voor het behoud en/of herstel van de archeologische waarden van het gebied en de eventueel te stellen voorwaarden.