direct naar inhoud van Artikel 12 Waarde - archeologie 3
Plan: Buitengebied Aarlanderveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B085buitengeboost-0003

Artikel 12 Waarde - archeologie 3

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende (dubbel)bestemmingen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van:

  • a. bouwwerken die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de nieuwe bebouwing niet buiten het bestaande grondvlak wordt gerealiseerd;
  • c. een bouwwerk buiten het bestaande grondvlak dat zonder bodemingrepen niet dieper dan 50 cm onder het maaiveld en/of met een oppervlakte kleiner dan 500 m2 kan worden geplaatst;
  • d. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen voor tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan al is geroerd.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen, met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, een omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 12.2 voor het bouwen van bouwwerken mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek zoals genoemd in 12.2 is aangetoond dat archeologische waarden op betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek zoals genoemd in 12.2 is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek zoals genoemd in 12.2 is aangetoond dat mogelijke schade aan de archeologische waarden kan worden voorkomen indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden zijn verbonden gericht op:
    • 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteiten door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de in lid 12.1 genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen/-verzet met een grotere diepte van 50 cm onder het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, graven, aanleggen van drainage en ontginnen.

12.4.2 Uitzondering

Het verbod zoals bedoeld in 12.4.1 is niet van toepassing indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • b. het werken of werkzaamheden betreffen ten diensten van archeologisch onderzoek;
  • c. het werken of werkzaamheden betreffen ten behoeve van het normale beheer en onderhoud ten dienste van de bestemming of de daar voorkomende andere bestemming(en);
  • d. het werken of werkzaamheden betreffen die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • e. het bodemingrepen betreffen die niet dieper zijn dan 50 cm onder het maaiveld.

12.4.3 Voorwaarden
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de onder 12.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de onder 12.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld.

12.4.4 In te winnen advies

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 12.4.1, winnen Burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige inzake archeologie omtrent de gevolgen van voorgenomen werken en werkzaamheden voor het behoud en/of herstel van de archeologische waarden van het gebied en de eventueel te stellen voorwaarden.