4.3 Bouwregels
4.3.1 Algemene bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende algemene bepalingen:
-
a. bebouwing ten behoeve van de bestemming is slechts toegestaan binnen het bouwvlak;
-
b. bestaande zichtlijnen op het perceel dienen gehandhaafd te blijven danwel te worden versterkt;
4.3.2 Specifieke bouwregels
Specifieke bouwregels ten behoeve van het agrarisch bedrijf buiten bouwvlak
-
a. per agrarisch bedrijf mag maximaal 1 schuilstal worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 20 m2, een goothoogte van 1 meter en een bouwhoogte van 2 meter;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-schuilstal' is de oppervlakte en hoogte van de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan als maximaal toelaatbaar toegestaan.
Specifieke bouwregels ten behoeve van niet-agrarische functies
bestaande bedrijven, verenigingen en aangewezen maatschappelijke danwel recreatieve voorzieningen binnen deze bestemming dienen te voldoen aan de bouwregels zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst specifieke
bouwregels voor bestaande niet-agrarische functies binnen plangebied behorende bij deze regels.
Specifieke bouwregels ten behoeve van de (agrarische) bedrijfswoning:
-
c. per bouwvlak is slechts 1 bedrijfswoning toegestaan;
-
d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag maximaal 6 meter bedragen;
-
e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag maximaal 10 meter bedragen;
-
f. de dakhelling van de bedrijfswoning ligt tussen de 35 - 65°;
-
g. de inhoud van de bedrijfswoning mag inclusief aan- en uitbouwen en exclusief vrijstaande bijgebouwen en ondergrondse bebouwing niet meer dan 750 m³ bedragen;
Specifieke bouwregels ten behoeve van de woning:
-
h. de goothoogte van de woning mag maximaal 6 meter bedragen;
-
i. de bouwhoogte van de woning mag maximaal 10 meter bedragen;
-
j. de dakhelling van de woning ligt tussen de 35 - 65°;
-
k. de inhoud van de woning mag inclusief aan- en uitbouwen en exclusief vrijstaande bijgebouwen en ondergrondse bebouwing niet meer dan 750 m³ bedragen;
-
l. per bouwvlak is slechts 1 woning toegestaan, danwel het maximum aantal wooneenheden zoals op de verbeelding weergegeven.
Specifieke bouwregels ten behoeve van verkeersvoorzieningen
-
m. de bouwhoogte van gebouwen uitsluitend ten behoeve van het bepaalde in artikel 4.2 onder g bedraagt maximaal 3 meter;
-
n. de oppervlakte van de gebouwen uitsluitend ten behoeve van het bepaalde in artikel 4.2 onder g mag niet meer bedragen dan 15 m2 per gebouw;
4.3.3 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van woning
Voor het bouwen van bijgebouwen en aan en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 1 bouwlaag, aansluitend op het hoofdgebouw;
-
b. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
-
c. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
-
d. op bijgebouwen en aan- en uitbouwen is een kap toegestaan;
-
e.
aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op tenminste 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn van de woning binnen het erf te worden gepositioneerd;
-
f. de gezamenlijke oppervlakte van bij een zelfde woning behorende vrjistaande bijgebouwen mag binnen het erf niet meer dan 40% van het oppervlakte van dat erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
-
g. indien de oppervlakte van de gronden binnen het erf meer bedraagt dan 250 m², mag de gezamenlijke oppervlakte van bij een zelfde woning behorend vrijstaand bijgebouw binnen het erf niet meer dan 20% van het oppervlakte van dat erf bedragen met een maximum van 100 m²;
-
h. indien de oppervlakte van bijgebouwen meer bedraagt dan het bepaalde in lid f. en g. dan kan de oppervlakte van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
4.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bouwhoogte voor silo's bedraagt maximaal 12 meter;
-
b. de bouwhoogte voor vlaggemasten bedraagt maximaal 6 meter;
-
c. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 meter;
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
-
d. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van mestopslag, silo's en paardenbakken zijn niet toegestaan;
-
e. de bouwhoogte voor bruggen bedraagt maximaal 3,5 meter;
-
f. de bouwhoogte voor lichtmasten, verkeerstekens, andere palen en masten uitsluitend ten behoeve van het bepaalde in artikel 4.2 onder g bedraagt maximaal 12 meter;
-
g. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 2,5 meter.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak en/of het bijbehorend erf van de functies niet-agrarische bedrijven en woningen geldt de volgende bepaling:
-
h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak, longeercirkel of stap-/trainingsmolen zijn niet toegestaan.
4.3.5 Erf- of terreinafscheidingen
Voor het bouwen van erf- of terreinafscheidingen gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de (bedrijfs)woning bedraagt maximaal 1 meter;
-
b. de bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Verbodsbepaling
Behoudens het bepaalde in artikel 4.7.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in deze gronden de volgende werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
-
b. het aanleggen, verleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
-
c. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder begrepen het vergraven of ontgraven van bestaande kaden, dijken of taluds;
-
d. het aanleggen of aanbrengen van kaden of aanlegplaatsen;
-
e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
-
f. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen de aanleg van boomgaarden als kleine landschapselementen;
-
g. werken en werkzaamheden ten behoeve van omzetting van grasland in bouwland (scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van voedergewassen);
-
h. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
i. het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde';
-
j. het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde-monument' ;
4.7.2 Uitzonderingen verbodsbepaling
Het in 4.7.1 vervatte verbod geldt niet voor:
-
a. het uitvoeren werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud van de gronden;
-
b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan;
-
c. werkzaamheden waarvoor een vergunning is verleend krachtens de Ontgrondingenwet;
-
d. het verharden van bestaande toegangspaden vanaf een weg tot een bouwvlak.
4.7.3 Toelaatbaarheid
Werken en werkzaamheden als bedoeld in 4.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de waarden als bedoeld in 4.1 en zoals weergegeven in bijlage 8 en 9:
-
a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
-
b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
-
c. een afweging van de in het geding zijnde belangen waaronder begrepen de kosten voor het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarde en monumentale waarde, tot uitkomst heeft dat een vergunning redelijkerwijs kan worden verleend;
-
d. voor het slopen van een bouwwerk, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' en 'specifieke vorm van waarde-monument' geldt voorts nog dat een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien:
-
1. geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
-
2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
-
3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
-
4. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichtzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
4.7.4 In te winnen advies
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 4.7.1 , winnen Burgemeester en wethouders advies in van:
-
a. een door hen aan te wijzen ter zake deskundige inzake landschap en cultuurhistorie en monumenten omtrent de gevolgen van voorgenomen werken en werkzaamheden voor het behoud en/of herstel van de waarden van het gebied en de eventueel te stellen voorwaarden;
-
b. het betreffende waterschap, indien de werkzaamheden betreffen het dempen of verleggen van sloten of het vergraven of ontgraven van dijken of taluds;
-
c. de betreffende leidingbeheerder(s), indien de werkzaamheden betrekking (kunnen) hebben op de bedrijfsveiligheid van bestaande leidingen.