Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Noorderlicht, Alphen aan den Rijn met identificatienummer NL.IMRO.0484.Astationsomgblok22-ON01 van de Gemeente Alphen aan den Rijn;
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aaneengebouwde woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
1.6 aan-huis-gebonden beroep
Het in een woning met bijbehorende bouwwerken beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning;
1.7 achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.8 archeologisch onderzoek
Diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
1.9 archeologisch rapport
Een verslag vervat in rapportvorm van een archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijf
Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.12 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.15 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;
1.16 bijgebouw
Een vrijstaand niet voor bewoning bestemd bijbehorend bouwwerk dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte en niet direct toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw;
1.17 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwgrens
De grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag/woonlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kap;
1.20 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 bouwwerk, geen gebouw zijnde
Elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
1.25 deskundige
Een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;
1.26 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.28 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming die inrichting niet verbiedt;
1.29 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 geluidwerende voorziening
Maatregel in de vorm van een geluidswal en/of geluidscherm waardoor de (geprojecteerde) woningen en de school voldoen aan het Activiteitenbesluit in verband met naastgelegen bedrijfsterreinen;
1.31 gestapelde woning
Een woning in een gebouw met twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen;
1.32 hoofdgebouw
Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.33 huishouden
Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur of kamerverhuur op een zodanige schaal dat zij als bedrijfsmatig moet worden beschouwd, wordt daaronder niet begrepen;
1.34 kantoor
Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten, al dan niet met ondergeschikte baliefunctie, op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.35 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.36 maatschappelijke voorzieningen
Voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport en ontspanning, onderwijs en opvoeding, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.37 middeldure huurwoning
Huurwoning met een aanvangshuurprijs van tenminste het bedrag als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag en ten hoogste €1.000,- (prijspeil 1 januari 2022) welk bedrag jaarlijks per 1 januari wordt geïndexeerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, derde lid van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste twintig jaar na ingebruikname is verzekerd;
1.38 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.39 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.40 parkeervoorziening
Voorziening ten behoeve van het parkeren van voertuigen;
1.41 peil
het niveau gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
1.42 seksinrichting
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: escortservice, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.43 sociale huurwoning
Huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste twintig jaar na ingebruikname is verzekerd;
1.44 twee-aaneen gebouwde woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee-aaneen gebouwde woningen;
1.45 voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.46 voorgevel
De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.47 voorgevelrooilijn
De denkbeeldige lijn gevormd door het verlengde van de voorgevel;
1.48 vrijstaande woning
Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.49 watervoorzieningen
Voorzieningen die verband houden met de waterhuishouding, de aanvoer en afvoer van water en de doorstroming van water;
1.50 wonen
Het houden van een verblijf of het gehuisvest zijn in een woning;
1.51 woning
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.52 zone
Een als zodanig aangeduid gebied op de verbeelding waarvoor specifieke regels gelden;
1.53 zonegrens
De begrenzing van een zone.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.4 de breedte en diepte van een gebouw
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren, op 1 meter boven peil;
2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
Tussen de zijdelingse grens van het bouwwerk en een bepaald punt van een bouwwerk waar de afstand het kortst is;
2.6 bruto vloeroppervlakte
oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen, bepaald volgens NEN 2580;
2.7 gebruiksoppervlakte woonfunctie
de vloeroppervlakte binnen de bouwmuren van het oorspronkelijk hoofdgebouw, bepaald volgens NEN 2580;
2.8 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,2 meter wordt overschreden.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- watervoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- voet- en fietspaden;
- in- en uitritten;
- speelvoorzieningen;
- geluidwerende voorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van de planregels.
3.2 Bouwregels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- voor lichtmasten de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
- voor speelvoorzieningen de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
- voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt.
3.3 Afwijken van de bouwregels
- In uitzondering op artikel 3 lid 2 sub c bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2,5 meter;
In uitzondering op
artikel 3 lid 2 mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
- de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
- voorzieningen gericht op de verblijfs- en bestemmingsfunctie van het verkeer;
- voorzieningen ten behoeve van langzaam verkeer;
- water-, groen-, geluidwerende- en nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met uitsluiting van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van de planregels.
4.2 Bouwregels
- Gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
- de oppervlakte maximaal 15 m² per gebouw bedraagt;
- Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- voor lichtmasten, verkeerstekens en overige masten de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt;
- voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
- In uitzondering op het bepaalde in sub a en b mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
- de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de uiterlijke verschijningsvorm en inrichting van:
- verkeersvoorzieningen,
- groenvoorzieningen, en
- bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
Deze nadere eisen kunnen alleen gesteld worden met het oog op de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de beeldkwaliteit.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- watervoorzieningen;
- kunstwerken;
- bruggen, tevens bestemd voor verkeersvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van de planregels.
5.2 Bouwregels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- voor aanlegsteigers de bouwhoogte maximaal 1 meter boven waterpeil bedraagt;
- voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
- In uitzondering op het bepaalde in sub a mogen gebouwen en bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd met een maximale hoogte van 4 meter en een maximale oppervlakte van 20 m².
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, waaronder begrepen het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep, en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met in achtneming van de specifieke gebruiksregels genoemd in artikel 6 lid 4;
- ter plaatse van de aanduiding 'Gemengd' zijn de functies dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de begane grond toegestaan;
- (gebouwde) parkeervoorzieningen met in- en uitritten;
- voet- en fietspaden;
- water-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van de planregels.
6.2 Bouwregels
- bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- het maximum aantal te bouwen woningen mag niet meer dan 257 bedragen, met dien verstande dat:
- minimaal 70% en maximaal 80% van het totaal aantal te bouwen woningen sociale huurwoningen betreffen; en
- minimaal 20% en maximaal 30% van het totaal aantal te bouwen woningen middeldure huurwoningen betreffen.
- de maximum bouwhoogte van hoofdgebouwen is weergegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
- het bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden;
- bijgebouwen zijn alleen binnen het bouwvlak toegestaan;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- voor overkappingen de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
- voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt.
6.3 Afwijken van de bouwregels
In uitzondering op
artikel 6 lid 2 mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzieningen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
- de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, gelden de volgende specifieke gebruiksregels:
- de bedrijfsactiviteiten mogen geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- en leefmilieu van de woonomgeving;
- de bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
- het betreft niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken. Onevenredige hinder door klantenbezoek en leveranciers moet worden voorkomen;
- de bedrijfsactiviteiten zijn ondergeschikt aan de woonfunctie;
- er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en direct in verband met het beroep;
- buitenopslag ten behoeve het bedrijf op het perceel is niet toegestaan, stalling van bedrijfsvoertuigen daarvan uitgezonderd.
Artikel 7 Leiding - Hoogspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoogspanningsverbindingen, met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van de planregels.
7.2 Bouwregels
- Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de functie 'Leiding - Hoogspanning' zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 4 meter.
- Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen zijn, in afwijking van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, niet toegestaan.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2 sub b voor bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende, bestemmingen, met dien verstande dat:
- het belang van de ondergrondse hoogspanningsverbindingen en de veiligheid van personen en goederen ter zake hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
- vooraf advies ingewonnen is bij de beheerder van de ondergrondse hoogspanningsverbinding.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming '
Leiding - Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van watergangen en -partijen;
- het wijzigen van het maaiveldniveau;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- het leggen van kabels en leidingen;
- het indrijven van voorwerpen.
De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
- het belang van de ondergrondse hoogspanningsverbindingen en de veiligheid van personen en goederen ter zake hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
- vooraf advies ingewonnen is bij de beheerder van de ondergrondse hoogspanningsverbinding.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, technische voorzieningen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,2 m bedraagt.
9.2 Bebouwingsgrenzen geluidsgevoelige objecten
Onverminderd het bepaalde in het plan mogen geluidgevoelige objecten slechts worden gebouwd indien:
- voldaan kan worden aan de in de of krachtens de Wet geluidhinder gestelde voorkeursgrenswaarden, of
- voldaan wordt aan de vastgestelde hogere grenswaarden uit het Besluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder van de ODMH en de in dit besluit opgenomen voorwaarden.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van:
- staan- of ligplaats van onderkomens;
- staanplaats van voertuigen, waarin detailhandel plaatsvindt;
- kampeer- of caravanterrein;
- opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
- een seksinrichting;
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
- het gebruik van houtkachels, propaan tanks, open haarden en daarmee gelijk te stellen verbrandingsinstallaties.
10.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt uitsluitend verleend als bij de aanvraag is aangetoond dat wordt voldaan aan de eis dat:
- Afschakelbare ventilatie in de woningen aanwezig is ter voorkoming van het naar binnen zuigen van giftige gassen.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Parkeren
Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:
- in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
- voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
- de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
11.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 11 lid 1, indien:
- aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd en
- op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
11.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in
artikel 11 lid 1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
12.1 Overige zone - parkeren
12.1.1 Algemeen
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - parkeren' geldt dat het bevoegd gezag pas een omgevingsvergunning kan verlenen voor de activiteit bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in regels strijd met ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:
- in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
- voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
- de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
12.1.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 12 lid 1.1, indien:
- aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd en
- op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
12.1.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in
artikel 12 lid 1.1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.
12.2 milieuzone - trillingshinder spoor
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - trillingshinder spoor' geldt dat het bouwen van bouwwerken voor de functie wonen conform
artikel 6 lid 1 sub a uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
- Het bouwen van bouwwerken voor de functie wonen conform artikel 6 lid 1 sub a is uitsluitend toegestaan wanneer minimaal uit een dynamische berekening van de trillingssterkte blijkt dat de streefwaarden voor Wonen nieuwe situatie, zoals bedoeld in Richtlijn deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden.
- In afwijking van de regel onder a is het bouwen van bouwwerken voor de functie wonen conform artikel 6 lid 1 sub a ook toegestaan op voorwaarde dat alle doelmatige en kosteneffectieve maatregelen om de trillingssterkte te verminderen worden getroffen en uit een dynamische berekening blijkt dat ten minste de streefwaarden voor Wonen in bestaande situatie, zoals bedoeld in Richtlijn deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
13.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten aanzien van:
de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een hoogte van ten hoogste 3,50 meter en met een inhoud van ten hoogste 50 m³ ten dienste van het openbaar nut, zoals:
- wachthuisjes, muurtjes en standbeelden;
- transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes, zulks met uitzondering van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations;
- het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens of een weg nader te bepalen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst en/of noodzakelijk is;
- de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van waterlopen, wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien waterhuishoudkundige aspecten en/of de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- het veranderen van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken met ten hoogste 2%, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze veranderingen noodzakelijk zijn.
13.2 Voorwaarde
Een omgevingsvergunning zoals genoemd in
artikel 13 lid 1 wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10 %.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Noorderlicht, Alphen aan den Rijn'.