direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Noordeinde, Wormerveer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3857BP-0302

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Aan het Noordeinde te Wormerveer, bestaat het voornemen om woningen te realiseren op een braakliggend terrein. De locatie ligt aan de westoever van de Zaan, daar waar het Noordeinde van de rivier afbuigt en in noordelijke richting overgaat in de Noorddijk. Het woningbouwplan bestaat uit maximaal 100 woningen. Op deze locatie wordt tevens de school De Toermalijn gerealiseerd.

Met voorliggend bestemmingsplan wordt een nieuw ruimtelijk regime voor het plangebied van kracht, waarmee de woningbouw binnen het plangebied planologisch mogelijk wordt gemaakt. De locatie van de school valt buiten de werking van dit bestemmingsplan.

1.2 Plangebied

In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Het plangebied is, met uitzondering van één aanwezige woning in het zuidelijk deel, onbebouwd. Deze woning betreft Het wordt begrensd door de Evertsenstraat aan de zuidzijde, de waterloop langs de De Ruijterkade en Noorddijk aan de westzijde, het perceel van 'Big L Jeans' aan de noordzijde en de Zaan aan de oostzijde. Het aangrenzende deel van de Zaan is in dit bestemmingsplan meegenomen omdat ook hier een actueel bestemmingsplan ontbreekt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3857BP-0302_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Google Maps)

1.3 Voorheen geldend bestemmingsplan

Voor het grootste deel van de gronden van het plangebied gold, voorafgaand aan dit bestemmingsplan, geen bestemmingsplan waardoor moet worden teruggegrepen op de Bouwverordening Zaanstad 2008. Voor wat betreft bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn nauwelijks beperkingen neergelegd in de bouwverordening. Om ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen en ongewenst gebruik te voorkomen is op 30 november 2017 een (nieuw) voorbereidingsbesluit genomen voor het plangebied.

Voor een klein deel van het plangebied, aan de noordzijde, is het bestemmingsplan Wormerveer op 11 juni 2015 vastgesteld door de gemeente Zaanstad. Deze gronden hebben de bestemming Groen en Verkeer - Verblijfsgebied. Deels hebben de gronden de dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering in verband met de aanwezige waterkering.

Voor de voorgenomen woningbouwontwikkeling is het gewenst (en deels noodzakelijk) dat er een nieuw ruimtelijk kader wordt vastgesteld. Hiermee wordt, in relatie tot de nu geldende bouwverordening, duidelijkheid gegeven over de toekomstige bouw- en gebruiksmogelijkheden van het gebied. Met het onderhavige bestemmingsplan is hier invulling aan gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3857BP-0302_0002.png"

Figuur 1.2: Uitsnede geldende bestemmingsplannen en begrenzing voorbereidingsbesluit (blauwe kruizen) (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan wordt een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 beschrijft het vigerende beleid, waarbij het beleid op verschillende bestuursniveaus aan bod komt. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de voorgenomen ontwikkeling in het gebied. waarna in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 worden de juridische aspecten toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de uitvoerbaarheid en ten slotte worden in hoofdstuk 8 de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de procedure uitgewerkt.

Hoofdstuk 2 Voorgaande situatie

2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis

De plaats Wormerveer is vermoedelijk ontstaan in de periode van de 14e en 15e eeuw. Hierbij lag de oudste bewoning ter hoogte van de Nederlands Hervormde Kerk aan het Noordeinde. Van de huidige kerk is de voorgang al in 1504 gesticht. Vanaf deze kerkbuurt breidde de bewoning zich in de loop van de 16e eeuw langzaam uit langs de dijk aan de westzijde van de Zaan. De oudste kern van het plangebied wordt dan ook gevormd door de dijk langs de Zaan (Noordeinde) en de daaraan parallel lopende wegsloot.

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog was dit deel van het land oorlogsgebied. De Nederlanders wierpen in 1574 op het Noordeinde een schans op waarvan de precieze ligging niet exact bekend is. Na verdrijving van de Spaans troepen werd de schans afgebroken. Deze schans zou heden ten dage wellicht nog gemarkeerd worden door de opmerkelijke bocht in de sloot en de weg ter hoogte van het plangebied.

Ook in de 17e eeuw zette de groei zich voort, totdat uiteindelijk de gehele Zaanoever tot aan het Zuideinde bebouwd en bewoond was. Waarschijnlijk was al in de 16e eeuw een pad aangelegd in de richting van Krommenie. Dat pad is er nog en staat bekend als het Krommenieërpad of Krommenieërweg. Hier kwamen in de 17e en 18e eeuw twee paden bij: het zogenaamde Sluispad en de Marktstraat.

In de 19e en 20e eeuw werden, vanwege de toenemende bevolkingsdruk, de weilanden in Wormerveer-Noord in verschillende fasen bebouwd. Een opvallende, vroeg 20e-eeuwse wijk is de Zeeheldenbuurt waar de woningen zeer fraai zijn uitgevoerd. Opmerkelijk is dat in dit gebied in de 19e eeuw ook enkele boerderijen werden gebouwd. Langs de dijk aan de Zaan stonden verder niet alleen huizen en boerderijen maar vanaf de 17e eeuw ook windmolens. Molens stonden verder in het veld ten westen van de dijk. Na 1875 werden deze molens aan de Zaan vervangen door fabrieken, die voornamelijk langs het Noordeinde en de Noorddijk kwamen te staan. In het zuidelijk deel van het plangebied stond het constructiebedrijf Klinkenberg, dat begin jaren '90 verdween terwijl in het noordelijk deel de houthandel Konijnenberg stond.

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur

De Zaan en de Zaanstreek vormen samen een uniek historisch waterlandschap. Een sponsachtig veenweidegebied dat vanaf de late middeleeuwen door de aanleg van dijken een vaste vorm heeft aangenomen. Het water uit dit gebied verzamelt zich in de Zaan, die het afvoert naar het IJ en vandaar naar de zee en het IJsselmeer. De Zaan is een echte veenrivier die nauwelijks tijverschillen of peilfluctuaties kent. Daardoor ontbreken hoge kades en oevers, tussen land en water ligt maar een verschil van enkele centimeters.

De Zaanoever ter hoogte van het Noordeinde, wordt in hoofdzaak gekenmerkt door kleinschalige, dorpse woonbebouwing. Dit is een van de delen van de Zaan waar de historische dijk direct grenst aan het water. Zo is een waterfront ontstaan met een hecht contact tussen de stad en de rivier. De oever van de overzijde en de oevers ten noorden van de Ned. Benedictweg worden gekenmerkt door een mix van kleinschalige en grootschalige bebouwing. Silo's zoals Meneba en de straalverbindingstoren domineren daar het beeld. Langs de oever van de Zaan staan platanen. Deze vormen een belangrijk kenmerk in het plangebied.

Noordeinde is onderdeel van de historische linten, paden en dijken. Dit zijn de dragers van de structuur van Zaanstad en daarmee een belangrijk kenmerk. De dijk is van regionale waarde omdat het als dragend element van een historische verkaveling, mede bepalend is geweest voor de ruimtelijke inrichting van de westelijke Zaanoever.

Langs de Zaanoevers is vrijwel overal de wegsloot verdwenen. Alleen dit kleine stukje Wormerveer langs het Noordeinde, De Ruijterkade en haaks op de Karnemelkesloot is nog over. De wegsloot is van plaatselijk belang en daarom van lokale waarde.

Ten westen van het plangebied ligt de Zeeheldenbuurt. Deze in 1916 gebouwde buurt is vanwege de architectuurhistorische waarde van lokaal belang.

Met uitzondering van één aanwezige woning, is het plangebied volledig onbebouwd. De woning betreft een Zaans huis en is aangewezen als gemeentelijk monument. Verder is het plangebied een braakliggend, grotendeels begroeid terrein. Een deel aan de noordzijde is kort in gebruik geweest als stadsstrand.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt getoetst in hoeverre de voorgenomen ontwikkeling past binnen het door de overheid vastgestelde beleid. Achtereenvolgens wordt ingegaan op het Rijks-, provinciaal en regionaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De Structuurvisie vervangt een aantal rijksbeleidsnota's waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De hoofdlijnen van de Structuurvisie gaan over bereikbaarheid, concurrentiekracht, leefbaarheid en veiligheid.

In de Structuurvisie wordt een groot deel van ruimtelijke ordeningskwesties bij de provincies en gemeenten neergelegd. Zo staat in de Structuurvisie dat afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap het Rijk aan de provincies en gemeenten overlaat, het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer ook bij provincies en gemeenten komt te liggen en gemeenten ruimte krijgen voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het beleid dat in de structuurvisie is neergelegd wordt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd in regelgeving. Hierin zijn directe regels voor provincies en gemeenten opgenomen die de rijksbelangen beschermen.

In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  • a. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • b. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • c. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Binnen deze drie hoofddoelen benoemt het Rijk onderwerpen van nationaal belang en welke instrumenten voor deze belangen worden ingezet. In de SVIR is aangegeven dat het gebied van en rond de MRA een grote ruimtedruk kent. De regio staat voor een forse woningbouwopgave, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het gebied van de Noordvleugel (exclusief het Utrechtse deel) is er tot 2040 vraag naar bijna 290.000 extra woningen om in de groei van het aantal huishoudens te voorzien.

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de hoofddoelstellingen zoals opgenomen in de Structuurvisie. Met de ontwikkeling wordt de ruimtelijke-economische structuur op lokaal niveau versterkt. Hierbij wordt een leefbare en veilige omgeving gewaarborgd met behoud van natuurlijke en cultuurhistorische waarden. De verantwoordelijkheid voor deze opgave bevindt zich echter primair op lokaal niveau. Dit beleid, en het andere rijksbeleid met betrekking tot de ruimtelijke ordening, heeft zijn doorwerking in het, meer specifieke, provinciale en gemeentelijke beleid gekregen, bijvoorbeeld in de nieuwe Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de gemeentelijke structuurvisie. Dit provinciale en gemeentelijke beleid wordt in de volgende paragrafen besproken.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft regels waar concrete ruimtelijke projecten aan moeten voldoen. Zo is in het Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is

gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte bevat en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, een motivering is opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Betekenis voor het project

De voorgenomen ontwikkeling betreft een nieuwe stedelijke ontwikkeling en is getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Woningbehoefte

In paragraaf 3.4.4 is een korte samenvatting van de Woonvisie 'Zaans Mozaïek' opgenomen waaruit de behoefte aan woningbouw blijkt. Er is beschreven dat door een toenemende woningbehoefte in de Stadsregio Amsterdam (SRA), de druk op de woningmarkt groot is. Voor geheel Zaanstad is de ambitie jaarlijks 1.000 woningen toe te voegen, de ondergrens is gesteld op 600 woningen per jaar.

In navolging op 'Zaans Mozaïek' is in 2015 de beleidsnota 'Samen verder met Zaans Mozaïek' door de raad vastgesteld. In deze beleidsnota is geconstateerd dat de vraag dermate groot is naar woningen dat er gezocht moet worden naar versnelling van de productie van woningen.

Het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020 (hierna: RAP) van de gemeenten in de SRA toont aan dat in de marktregio Zaanstreek-Waterland (inclusief Amsterdam) voor de periode 2015 - 2025 wat woningbehoefte betreft een tekort aan harde plancapaciteit aanwezig is van 31.330 woningen.

In het RAP aangegeven dat de harde plancapaciteit voor binnenstedelijke plannen onvoldoende is om aan de vraag te voldoen. De zachte potentiële plannen kunnen theoretisch in een groot deel van de vraag voorzien, maar lang niet al deze potentiële binnenstedelijke plannen kunnen en zullen ook binnen de geplande termijn tot productie komen. De voorgenomen woningbouw in het plangebied geeft invulling aan de aanwezige behoefte.

Bestaand stedelijk gebied

De ladder schrijft voor dat bekeken moet worden of in de behoefte kan worden voorzien binnen bestaand stedelijk gebied. Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bestaand stedelijk gebied: 'het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.' Ondanks dat de gronden momenteel braak liggen, kan de locatie op basis van de voormalige bedrijvigheid in het plangebied en de ruime mogelijkheden die de bouwverordening biedt wat betreft bouwen en gebruik, worden aangemerkt als bestaand stedelijk gebied.

Met het plan wordt aangesloten bij het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking waarbij de woningbehoefte zoveel mogelijk binnenstedelijk moet worden ingevuld. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2.3 Visie Erfgoed en Ruimte

De Visie Erfgoed en Ruimte 'Kiezen voor Karakter' is de vervanging voor de in 2009 verlopen 'Nota Belverdere', waarin een visie is gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan.

De Visie Erfgoed en Ruimte (VER) 'Kiezen voor Karakter', is gericht op het verbinden van de zorg voor het cultureel erfgoed met andere ruimtelijke ontwikkelingsopgaven op het gebied van onder meer economie, veiligheid en duurzaamheid. De visie zet overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijk ontwerpers er toe aan om de waarde van het cultureel erfgoed in te zetten bij de ontwikkeling van gebieden. De Visie Erfgoed en Ruimte 'Kiezen voor Karakter' is aanvullend aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarde van nationaal belang planologisch borgt. Daarnaast is met ingang van 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. Hierin is opgenomen dat in het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden.

Betekenis voor het project

In paragraaf 2.1 is ingegaan op de ontwikkelingsgeschiedenis van de locatie en haar omgeving. Belangrijke structuren in het gebied, zoals de wegsloot en de dijk, blijven behouden. Dit geldt ook voor het Zaans huis aan het Noordeinde 66 dat een gemeentelijk monument is. De weg Noordeinde – Noorddijk krijgt een nieuw profiel. In paragraaf 5.4 wordt nader ingegaan op de archeologische waarden in het plangebied.

3.2.4 Nationaal waterbeleid

Europese Kaderrichtlijn Water

Sinds december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. De belangrijkste doelstelling is het geven van een kader voor het beheer van oppervlaktewater en grondwater op basis van stroomgebieden en stroomgebieddistricten. De richtlijn wil het duurzaam gebruik van water bevorderen en de gevolgen van overstroming en droogte beperken. Daarnaast wil de richtlijn de aan water gebonden natuur beschermen en verbeteren met als uitgangspunt een goede ecologische toestand van het water.

De Commissie Waterbeheer 21e  eeuw heeft onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Waterbeleid voor de 21e  eeuw'. De belangrijkste aanbevelingen waren: anticiperen in plaats van reageren, meer ruimte naast techniek en 'vasthouden-bergen-afvoeren'.

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Waterbeheer 21e  eeuw, heeft het kabinet zijn standpunt bepaald in de nota 'Anders omgaan met water' (2000). Deze Nota benadrukt dat het antwoord op de problemen niet alleen ligt in technische oplossingen, maar vooral ook in het ruimte geven aan water (flexibel peilbeheer en ruimtelijke maatregelen in de vorm van calamiteitenberging, piekberging en voorraad-beheer, etc.). Daarnaast moet meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om water vast te houden. Als meer water vasthouden niet zomaar gaat, moeten er voorzieningen worden aangelegd om tijdelijk water te bergen. Pas als deze twee mogelijkheden, vasthouden en bergen, zijn gebruikt mag het overtollige water worden afgevoerd.

Nota “Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw”

Met de nota Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw wil het Rijk een ander waterbeleid realiseren. Er moet geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht.

De nota geeft twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten. Voor waterkwantiteit bestaat die uit vasthouden, bergen en afvoeren. Voor waterkwaliteit is het schoonhouden, scheiden en zuiveren. Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in aandachtspunten als: meer ruimte voor water, relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.

Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 – 2021 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid voor de komende jaren en de daarbij behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is zelf bindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofd-watersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.

In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende vijf ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • Nederlanders leven waterbewust.

Betekenis voor het project

Onderdeel van het bestemmingsplan is de watertoets. In de watertoets is aangegeven wat de gevolgen van het plan zijn voor de waterhuishouding en op welke wijze water (regen-, afval- en oppervlaktewater) wordt ingepast in het plan. De watertoets wordt afgestemd met de betreffende waterbeheerder. In paragraaf 5.2 wordt hier nader op ingegaan.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 en Provinciale ruimtelijke verordening

Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. De Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving. De provincie wil dat de kwalitatieve en kwantitatieve vraag en aanbod van werk- en woonlocaties met elkaar in overeenstemming zijn en streeft naar behoud en versterking van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en cultuurhistorie.

Het beleid van de voormalige Structuurvisie Noord-Holland 2040 is, voor zover het een bindende werking moet hebben, neergelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Sinds de vaststelling van de PRV in 2010 is deze verschillende keren op onderdelen gewijzigd. De laatste wijziging van de PRV is op 3 september 2019 door Provinciale Staten vastgesteld.

Betekenis voor het project

Omdat het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) via de Ladder voor duurzame verstedelijking al regels stelt over het aantonen nut en noodzaak en het onderzoeken van binnenstedelijke mogelijkheden, zijn deze regels niet meer in de PRV opgenomen. De regionale afstemming is centraal komen te staan in de PRV.

Artikel 5a Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Artikel 5a van de PRV bepaalt dat een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.

In de Stadsregio Amsterdam zijn de regionale woningbouwafspraken in het RAP opgenomen. Na vaststelling van het RAP is deze aangevuld met een oplegger waarin het actuele overzicht met woningbouwplannen in de periode 2017 – 2024 is opgenomen. Het woningbouwplan 'Noordeinde is in deze plancapaciteit als binnenstedelijk plan met een indicatie van 100 woningen opgenomen.

Artikel 30 Regionale waterkeringen

In artikel 30 is bepaald dat indien een bestemmingsplan mede betrekking heeft op een regionale waterkering, wordt voorzien in een bescherming van de waterkerende functie door middel van toegesneden bestemmingen en regels. In het bestemmingsplan is hierin voorzien door middel van de dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering.

Artikel 33 Energie en duurzaam bouwen

In artikel 33 is aangegeven dat bestemmingsplannen voor woningbouw, renovatie, (herstructurering) bedrijventerreinen, kantoorlocaties en glastuinbouw dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en inzet van duurzame energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van restwarmte, Warmte Koude Opslag en aardwarmte, zonne-energie, biomassa. Tevens dient een nieuwe stedelijke ontwikkeling te voldoen aan eisen van duurzaam bouwen. In paragraaf 5.12 is nader ingegaan op welke wijze invulling wordt gegeven aan duurzaamheid in het plan.

3.3.2 Provinciale woonvisie

In de provinciale woonvisie is het woonbeleid van de provincie neergelegd. De speerpunten van dit beleid zijn:

  • 1. Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning.
  • 2. Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners.
  • 3. Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

In de Gebiedsagenda Noord-West Nederland zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de ontwikkeling van de woningbouw in de periode 2010-2020. Deze Gebiedsagenda wordt betrokken bij de uitwerking van de woonvisie in de regionale actieprogramma's.

Voor Noord-Holland Noord is in de Gebiedsagenda een hoeveelheid te bouwen woningen van 24.800 voor de periode tot 2020 opgenomen.

Betekenis voor het project

Het project geeft invulling aan de speerpunten van de provinciale woonvisie. Met de woningbouwontwikkeling wordt tegemoet gekomen aan de aanwezige woningbehoefte.

3.4 Regionaal en gemeentelijk beleid

3.4.1 Regionaal Actie Programma

De gemeente Zaanstad is in het Regionale Actieprogramma Wonen (RAP) opgenomen. Doel van het RAP is regionale afstemming van de woningbouwproductie zodat vraag en aanbod goed op elkaar aansluiten. Het gaat om de kernthema's woningbouwproductie, betaalbare voorraad en woonruimteverdeling. De uitvoering van het RAP wordt opgepakt per deelregio.

Al langere tijd werken gemeenten in de Stadsregio Amsterdam met elkaar samen om de woningbouwproductie af te stemmen. Daarbij is een aantal opgaven benoemd:

  • Het bevorderen van de woningbouwproductie om tegemoet te komen aan de snel groeiende woningbehoefte en de prijzen niet te snel te laten stijgen. Doel is om 20.000 woningen naar voren te halen in de periode 2016-2020.
  • Nieuwe plekken voor woningbouw te zoeken, vooral in binnenstedelijk gebied. Transformatie en het benutten van (leegstaand) vastgoed spelen hier een belangrijke rol in.
  • Het werken aan een gezonde en diverse woningmarkt. Doel is een 'complete metropool'.
  • Aanvullend daaraan worden in dit RAP bouwstenen aangeleverd die gemeenten kunnen gebruiken bij het opstellen van de onderbouwing voor woningbouwplannen in het kader van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

Betekenis voor het project

Het RAP geeft aan dat er op dit moment een tekort is aan harde plannen. Een groot deel van de plannen waarvoor de Ladder doorlopen moet worden, past dus binnen de actuele regionale behoefte voor de komende 10 jaar. Er is nog ruimte, of beter gezegd, noodzaak voor het vaststellen van nieuwe plannen. Binnenstedelijk is onvoldoende ruimte om de behoefte op te vangen.

Na vaststelling van het RAP is deze aangevuld met een oplegger waarin het actuele overzicht met woningbouwplannen in de periode 2017 – 2024 is opgenomen. De woningbouwontwikkeling in het onderhavige plangebied is in deze oplegger opgenomen onder de naam 'MAAK N -Noordeinde – Zaanpracht' met een indicatie van 100 woningen.

3.4.2 Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 heeft de gemeenteraad de Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans' vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van de aansluiting op het openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.

Betekenis voor het project

Zaanstad heeft geen uitbreidingsmogelijkheden meer in het landelijk gebied (vanwege beschermde natuurgebieden). Ook in het regionaal ruimtelijk beleid is uitbreiding in de vorm van uitleg niet aan de orde. Voortaan kan alleen nog maar binnen bestaande stedelijke contouren gebouwd worden. De gemeentelijke strategie is tweeledig:

  • In een aantal gebieden streeft de gemeente naar intensiveren door slim en meervoudig ruimtegebruik op basis van de bestaande functies en structuren;
  • In andere gebieden wil de gemeente juist ingrijpende veranderingen tot stand brengen via transformatie.

Langs de Zaanoevers is zowel sprake van intensivering als van transformatie. Belangrijk onderdeel van de opgave tot 2020 is het scheppen van de juiste randvoorwaarden ten aanzien van milieu, bereikbaarheid en imago. Op de ontwikkelkaart 'Intensiveren | Transformeren 2020' is het plangebied aangeduid als '(gedeeltelijke) transformatie binnenstedelijke bedrijventerreinen'.

In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor het plangebied betreft het beoogde karakter, het profiel 'Zaans gebied, dorp'. Het betreft gebieden met een voor Zaanstad typerende menging van wonen en werken. Het profiel 'dorp' beschrijft de dorpslinten en de directe bebouwing rond deze linten. Met betrekking tot de openbare ruimte is beschreven dat deze kleinschalig is met een groene uitstraling. Behoud en versterking van het bestaande karakter van de openbare ruimte is de basis.

3.4.3 Ontwikkelingsplan Zaan/IJ

Het ontwikkelingsplan Zaan/IJ is door de gemeenteraad vastgesteld op 7 juni 2012. Zaanstad ziet als opgave voor de toekomst een duurzame en evenwichtige verstedelijking, waaronder de waterfrontontwikkeling van de Zaan- en IJ-oevers van Zaanstad en Amsterdam. De kernbegrippen daarbij zijn intensivering en transformatie. Met 30 kilometer waterfront biedt Zaanstad bijzondere mogelijkheden voor nieuwe karaktervolle woon- en werkgebieden aan het water. De Amsterdamse IJ- en Zaanse Zaanoevers vormen het regionale verstedelijkingsproject Zaan/IJ. Totaal gaat het om de bouw van circa 40.000 woningen en het creëren van meer dan 20.000 arbeidsplaatsen. Binnen Zaanstad gaat het om ruimte voor ongeveer 7.000 woningen en 450.000 m2 vloeroppervlak voor bedrijven en voorzieningen.

Het Ontwikkelingsplan is een staalkaart van mogelijke ontwikkelingen langs het totale waterfront van Zaanstad. Het plan maakt de kansen en de belemmeringen zichtbaar en stippelt een ontwikkelingsstrategie uit voor duurzame verstedelijking van de Zaan- en IJ-oevers.

Het ontwikkelingsplan Zaan/IJ bestaat uit:

  • het Ruimteplan op hoofdlijnen;
  • een samenvatting van het Milieuplan;
  • een economische waarde-analyse;
  • een strategie waarin de haalbaarheid van de ontwikkelingen staat beschreven en de instrumenten om het proces, samen met maatschappelijke en bestuurlijke partners, op gang te brengen.

Het Ruimteplan onderscheidt zeven Zanen met verschillende karakteristieken. Die karakteristieken moeten bewaard blijven bij stedelijke ontwikkeling. De bestaande mix van wonen en werken is onderdeel van de identiteit en kwaliteit van Zaanstad. Toch denkt Zaanstad na over de mogelijkheden als zich kansen voordoen voor transformatie naar woon-werklocaties en intensivering, om houvast te geven aan mogelijke herontwikkeling als bedrijven uit zichzelf besluiten te vertrekken. Het Ruimteplan moet in die context bezien worden.

Betekenis voor het project

Het plangebied ligt aan de 'Wormer Zaan'. De Zaan wordt hier gezien als bijzondere plek waar de dijken aan het water grenzen. Ten noorden van Wormer en Wormerveer is een mix voorzien van geschakelde woningen en grotere complexen en in Wormerveer een openbare ruimte aan de Zaan. Overal dienen doorzichten en verbindingen naar het achterland behouden blijven.

Met de planontwikkeling wordt een nieuw woongebied gecreëerd langs de oevers van de Zaan waarmee invulling wordt gegeven aan de intensiverings- en transformatieopgave uit het Ruimteplan. Conform het Ruimteplan worden de doorzichten naar de Zaan behouden en wordt voorzien in openbare voorzieningen aan het water.

3.4.4 Woonvisie 'Zaans Mozaiek'

De raad van de gemeente Zaanstad heeft op 22 januari 2009 de woonvisie 'Zaans Mozaïek' vastgesteld en deze is in 2015 geactualiseerd. Met 'Zaans Mozaïek' sloeg Zaanstad een nieuwe koers in waarbij de focus veranderde van uitbreiding naar transformatie en van kwantiteit naar kwaliteit. Dat betekent gedifferentieerde woonmilieus, keuzevrijheid in woningaanbod, kwalitatief goede woningen en een goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken. Voor het plangebied zijn vooral de volgende thema's van belang:

Nieuwbouw

Zaanstad speelt in op de verwachte huishoudensgroei op korte en lange termijn door het faciliteren van het bouwen van minstens 600 woningen per jaar. Hierbij is vraaggericht bouwen en daarmee een divers nieuw aanbod creëren, een belangrijke pijler. Naast sociale woningbouw moeten ook huur- en koopwoningen in midden en hoge segment worden gebouwd. Op die manier ontstaat er een betaalbaar aanbod voor mensen met verschillende inkomens. Dat gebeurt door intensieve samenwerking tussen de markt en de gemeente. Daarbij blijft investeren in energiezuinige woningen voor Zaanstad ook erg belangrijk.

De parels die Zaanstad heeft – een prachtig waterrijk gebied en uniek industrieel erfgoed - will de gemeente benutten om het wonen nog aantrekkelijker te maken. Na de afronding van het centrum van Zaandam zal het ZaanIJ-gebied hieraan de grootste bijdrage moeten leveren.

Uitvoering

De ambities uit de woonvisie brengt de gemeente tot stand samen met ontwikkelaars, ondernemers, corporaties, zorgaanbieders, inwoners en andere woonpartners, en door afstemming en samenwerking in de regio. In de uitvoeringsagenda zijn daarvoor actieplannen opgenomen. Een van deze ambities is uit gewerkt in MAAK Zaanstad. MAAK Zaanstad is een platform waar bestuur, professionals en inwoners met elkaar in gesprek kunnen gaan over de toekomst van Zaanstad. De bedoeling is dat er een investerings- en uitvoeringsagenda komt die er voor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.

Betekenis voor het project

In de woonvisie is afgesproken om minimaal 600 woningen per jaar te bouwen. Dit aantal is de ondergrens om de groei van het aantal huishoudens op te vangen. Zaanstad wil echter de kansen die de groei van de regio biedt beter benutten. Vandaar de ambitie om per jaar 1.000 nieuwe woningen te bouwen, 10.000 woningen tot 2025 en nog eens 10.000 de jaren erna. Dat biedt kansen om de economie en de sociale structuur te versterken, door naast woningen voor starters en ouderen meer te bouwen voor midden- en hogere inkomensgroepen.

De grootste uitdaging ligt in het vinden van goede locaties. Vanwege de snel groeiende behoefte in de periode 2015 - 2025 is afgesproken de woningbouwproductie in de periode 2016 - 2020 te versnellen. Voor de komende 10 jaar betekent dit een verhoging van de bouwproductie in Zaanstad naar 1.000 woningen per jaar.

Om omliggende landschappelijke waarden te ontzien heeft Zaanstad als uitgangspunt dat nieuwe woningen alleen worden gebouwd binnen de stedelijke contour. Er is uitdrukkelijk voor intensiveren en transformeren van bestaand stedelijk gebied gekozen.

Om tegemoet te komen aan de vraag van de verschillende groepen woningzoekenden is meer aanbod nodig in alle typen en prijsklassen. Zaanstad streeft naar een veelzijdig en kwalitatief woonaanbod, zodat er op woongebied voor een ieder wat wils is.

De woningbouw binnen het plangebied is in overeenstemming met en een vervolg op deze basisuitgangspunten. Het gaat hier om een transformatie en verdichting binnen de stedelijke contour ten behoeve van woningen waaraan behoefte bestaat. Bovendien past het plan binnen de gemeentelijke ambitie voor woningbouw.

3.4.5 MAAK.Zaanstad

Onder de noemer MAAK.Zaanstad hebben inwoners, organisaties en bedrijven in Zaanstad samen met de gemeente de afgelopen jaren een ambitiedocument opgesteld. Voor Wormerveer is aangegeven dat industriecomplexen kunnen worden getransformeerd richting wonen (en werken) langs het water. De Zaan en karakteristieke gebouwen vormen een ontwikkelkwaliteit. Het ambitiedocument is in juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Hieropvolgend is een Investerings- en Uitvoeringsagenda 2017-2020 vastgesteld.

Betekenis voor het project

Het woningbouwplan Noordeinde maakt onderdeel uit van MAAK.Zaanstad. In de Investerings- en Uitvoeringsagenda is het project Noordeinde benoemd. Samen met de projecten 'Brokking' en 'Meneba' kunnen deze projecten de kwaliteit van het gebied verder versterken.

3.4.6 Groen- en waterplan Zaanstad

Het Groen- en waterplan is vastgesteld in februari 2018 en geeft regels over hoe om te gaan met het groen en water bij projecten. De waarden die het groen en water hebben staan beschreven en de ambitie is om bij ontwikkelingen deze kwaliteiten te versterken. Daarnaast beschrijft het plan mogelijkheden die inwoners zelf op kunnen pakken om groen en water beter tot hun recht te laten komen. De ambitie is om de schaarse ruimte van groen en water binnen het stedelijk gebied bij ontwikkelingen zo efficiënt mogelijk in te richten. Bij een toenemende verstedelijking is de kwaliteit van de openbare ruimte en het groen in toenemende mate van belang voor een prettige woonomgeving.

Betekenis voor het project

Bij de ontwikkeling van het plangebied wordt aangesloten bij de ambitie uit het Groen- en waterplan. De centrale open ruimte in het plangebied wordt als groene verblijfsplek ingericht. Deze locatie maakt onderdeel uit van de groene ambiance aan de De Ruijterkade met zicht op het water. Langs de Zaan wordt, met uitzondering van het noordelijk deel van het plangebied, een openbaar wandelpad aangelegd. Uitgangspunt is dat de bomen aan de Zaan en de Noorddijk zoveel mogelijk worden behouden. Bij eventuele kap, worden er bomen herplant in de vorm van grote platanen.

3.4.7 Bedrijven in woonhuizen

Het beleid omtrent bedrijven in woonhuizen is vastgelegd in een bijlage bij het door de gemeenteraad op 29 januari 1988 vastgestelde 'Evaluatie vrijstellingenbeleid ruimtelijke ordening'. Het beleid omtrent bedrijven in woonhuizen houdt het volgende in: ten aanzien van die gebieden waar alleen een pure woonbestemming geldt, wordt vanuit de Gemeente Zaanstad een terughoudend selectief beleid gevoerd met betrekking tot de vestiging van bedrijven in woonhuizen, ongeacht of het dienstverlening, detailhandel of een ambachtelijke branche betreft. In zo'n situatie staat de woonfunctie voorop, zowel wat de woning als de wijk betreft en hierop mag zo min mogelijk inbreuk worden gemaakt. De bedrijfsvestiging moet daarom ten opzichte van het woonhuis van ondergeschikte betekenis zijn. Van ondergeschiktheid is sprake, indien de vestiging beperkt blijft tot 65 m² en maximaal een derde van de vloeroppervlakte van het woonhuis.

Het uitoefenen van beroep-aan-huis mag geen negatieve invloed hebben op de omgeving, zowel ten aanzien van het functioneren op zich, als ten aanzien van de neveneffecten (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast). Het beroep-aan-huis moet een activiteit betreffen die in principe kleinschalig is, ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en die niet aanzet tot een verdringing van de woonfunctie.

De vestiging van bedrijven in detailhandel en ambachtelijke bedrijven met verkoopactiviteiten mag alleen plaatsvinden in de daartoe geschikte gebieden. Dit zijn de specifieke winkelcentra en de gebieden waar een vermenging van functies ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is.

Betekenis voor het project

In het plangebied worden beroepen en bedrijven-aan-huis onder voorwaarden toegestaan. De uitstraling van deze kleine bedrijven in combinatie met wonen heeft geen negatieve invloed op de woonkwaliteit en de omliggende natuurlijke kwaliteiten. In aansluiting op de Zaan is het wenselijk andere bedrijvigheid zoveel als mogelijk te beperken.

3.4.8 Nota Archeologie Zaanstad 2009

In deze nota zijn de uitgangspunten van de Monumentenwet 1988 verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aangeeft. Voor bodemverstorende werkzaamheden die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager de vindplaatsen op moeten laten graven.

Betekenis voor het project

In paragraaf 5.4 wordt nader ingegaan op de archeologische waarden in het plangebied.

3.4.9 Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016

Voldoende parkeerruimte is een randvoorwaarde voor bijna elke ruimtelijke ontwikkeling. De gemeente stelt daarom als voorwaarde bij ruimtelijke ontwikkelingen dat er in afdoende mate in parkeerruimte wordt voorzien. Het parkeerbeleid wordt uitgewerkt in deze Uitvoeringsnota 'Parkeren Zaanstad 2016'. De nota beschrijft in detail hoe de gemeente bouwplannen en gebruikswijzigingen toetst op het parkeren van auto's en fietsen.

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte volgens de gemeentelijke berekeningsmethode dienen een aantal stappen gevolgd te worden, voor zowel auto als fiets. Per vervoerswijze verschillen deze stappen en berekeningsmethode.

Betekenis voor het project

In de planregels van dit bestemmingsplan is geborgd dat zal worden voldaan aan de parkeernormen uit de Uitvoeringsnota 'Parkeren Zaanstad 2016'.

3.4.10 Samen verder met Zaans Mozaïek

In navolging op 'Zaans Mozaiek' is  in 2015 de beleidsnota 'Samen verder met Zaans Mozaiek' door de raad vastgesteld. In deze beleidsnota is geconstateerd dat de vraag dermate groot is naar woningen dat er gezocht moet worden naar versnelling van de productie van woningen. 

Niet alleen om kwaliteit aan het bestaande woningaanbod toe te voegen, maar ook om nog beter in de huidige en toekomstige woonbehoefte te kunnen voorzien, zodat meer mensen een geschikte woning kunnen vinden, doorstroming op gang komt en starters in Zaanstad kunnen blijven wonen.

Betekenis voor het project

In de actualisatie zijn geen kwantitatieve nieuwe doelstellingen opgenomen, hiervoor blijft de woonvisie 'Zaans Mozaïek' van toepassing.

3.5 Conclusie beleidskader

Op basis van voorgaande paragrafen wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied naar een woonlocatie met aanvullende functies, passend is en invulling geeft aan de beleidskaders op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Deelgebieden

De totaalontwikkeling gaat de volgende deelgebieden aan

  • Schoolkavel: ca. 3.750 m² (geen onderdeel van dit bestemmingsplan);
  • Zuidelijk deel: ca. 8.300 m²;
  • Middendeel: ca. ca. 2.000 m²;
  • Noordelijk deel: ca. 6.000 m²;
  • Bestaande weg Noordeinde / Noorddijk: ca. 6.500m²;
  • Centrale open ruimte: ca.2.300 m²;

In onderstaande figuur is de ligging van de bovengenoemde deelgebieden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3857BP-0302_0003.png"

Figuur 4.1: Overzicht deelgebieden

4.2 Ruimtelijke en functionele structuur

4.2.1 Uitgangspunten

De locatie Noordeinde is onderdeel van de duurzame waterfrontontwikkeling ZaanIJ. Belangrijk in de ontwikkeling van ZaanIJ is het toevoegen van kwalitatief goede, zich onderscheidende woon(werk)milieus ter versterking van de (inter)nationale concurrentiepositie van Zaanstad in de Metropoolregio van Amsterdam. Het Ruimteplan (bouwsteen van het ontwikkelingsplan ZaanIJ) is de referentie voor ruimtelijke ontwikkelingen langs Zaan en IJ.

Vanuit verschillende beleidsvelden gaat kwaliteit voor kwantiteit, zeker op een vooraanstaande locatie langs de Zaan zoals Noordeinde. Het realiseren van een goede ruimtelijke kwaliteit is cruciaal, niet alleen vanuit het oogpunt van de locatie en de te realiseren wijk zelf, maar ook in het realiseren van een logische en goede relatie met de bestaande achterliggende buurten, zowel ruimtelijk als functioneel. De toegankelijkheid en beleefbaarheid van de Zaan is hierin vanzelfsprekend een belangrijk motief.

De plek is cultuurhistorisch gezien bijzonder te noemen vanwege de eerder genoemde vermoedelijke ligging van de Wormerveerder Schans. Belangrijke structuren in het gebied, zoals de wegsloot en de dijk, blijven behouden. Dit geldt ook voor het Zaans huis aan het Noordeinde 66. De weg Noordeinde – Noorddijk krijgt een nieuw profiel. De ligging van de as van de weg blijft onveranderd.

4.2.2 Programma

Zoals hiervoor aangegeven bestaat de toekomstige invulling van de locatie uit een school (geen onderdeel van dit bestemmingsplan), woningbouw en een openbare centrale ruimte. Het woningbouwplan bestaat uit maximaal 100 woningen. Het programma gaat uit van een divers woningaanbod met grondgebonden woningen en appartementen, waaronder sociale huur. Minimaal 20% van de te realiseren woningen komt in de categorie sociale huur. Gestreefd wordt naar 30%. Hoewel Wormerveer een aanzienlijk deel sociale huur heeft, is nieuwbouw in deze sector goed voor vernieuwing in de wijk. Het betekent kwaliteitsverbetering in dit segment met betrekking tot bouwfysische kwaliteit en woonomgeving. In figuur 4.2 is het stedenbouwkundig plan (indicatief) weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3857BP-0302_0004.png"

Figuur 4.2: Stedenbouwkundig plan (indicatief)

In het zuidelijke plandeel wordt het karakter van het lint van de Noorddijk – Noordeinde doorgezet en een alzijdige oriëntatie gerealiseerd. Op deze wijze ontstaan doorzichten op de Zaan vanuit de bestaande straten in de Zeeheldenbuurt. De woningen worden met de achtertuinen richting een parkeerkoffer in het midden van het gebied verkaveld. Op deze wijze zijn alle woningen naar buiten toe gericht en wordt voorkomen dat woningen met achtertuinen naar de omliggende wegen gericht zijn. Dit kan namelijk tot stedenbouwkundig ongewenste situaties leiden in verband met erfafscheidingen en bijgebouwen in achtertuinen.

Ook in het centrale en noordelijke plandeel zijn de woningen zodanig verkaveld dat achtertuinen richting het openbaar gebied zoveel mogelijk wordt voorkomen. In het centrale plandeel zijn appartementen voorzien met ook hier een alzijdige oriëntatie. Het programma wordt in samenspraak tussen gemeente en ontwikkelaar bepaald. In het noordelijke plandeel wordt de verkavelingsrichting door geluidcontouren van de Ned. Benedictweg haaks op de Zaan gelegd.

De maximale bouwhoogte van grondgebonden woningen bedraagt 11 meter. Een uitzondering wordt gemaakt voor de gronden die grenzen aan het monument (Noordeinde 66) waarbij een maximum goothoogte van 6,5 meter is opgenomen. Het appartementengebouw bestaat uit maximaal 4 bouwlagen met een maximale bouwhoogte van 14 meter.

Conform de intentieovereenkomst die gesloten is tussen de gemeenten in de Metropoolregio Amsterdam zullen de woningen worden opgeleverd zonder aardgasaansluiting. Daarnaast dient de EPC-waarde 60% lager te zijn dan de huidig norm in het Bouwbesluit van EPC 0.4.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn voor de gronden waar woningbouw is voorzien globale eindbestemmingen opgenomen (zie hoofdstuk 6). De kwaliteitsborging vindt onder andere plaats in het supervisieteam ZaanIJ en de adviescommissie Welstand en Monumenten.

4.2.3 Openbare ruimte

De centrale open ruimte wordt een groene verblijfsplek. Deze locatie maakt onderdeel uit van de groene ambiance aan de De Ruijterkade. Vanaf de De Ruijterkade moet een visuele relatie met het water geborgd zijn.

Langs de Zaan wordt, met uitzondering van het noordelijk deel van het plangebied, een openbaar wandelpad aangelegd. Uitgangspunt is dat de bomen aan de Zaan en de Noorddijk zoveel mogelijk behouden blijven. Bij eventuele kap, worden er bomen herplant in de vorm van grote platanen.

De damwand langs de Zaan wordt vervangen waarbij een rechte oever ontstaat. Het water dat hiervoor gedempt wordt, wordt gecompenseerd door nieuw te graven water in het centrale deelgebied. Dit water wordt natuurvriendelijk ingericht.

De weg Noordeinde – Noorddijk wordt opnieuw ingericht en krijgt een maximum snelheid van 30km/h. Het aantal parkeerplaatsen zal volgens de gemeentelijke Parkeernota 2016 worden ingevuld. Dit is in de regels van het bestemmingsplan geborgd en in paragraaf 5.6 is hier nader op ingegaan.

4.2.4 Richtlijnen vaarwegen 2017

Op grond van de 'Richtlijnen vaarwegen 2017' wordt in het plangebied een ruimte van 5 meter langs de Zaan vrijgehouden van bebouwing. In de regels van de bestemming Woongebied is dit geborgd. Daarbij geldt dat deze strook nooit als achtererfgebied kan worden aangemerkt aangezien het grenst aan openbaar toegankelijk gebied. Voor het noordelijke plandeel is dit de Zaan (bestemming Water – 1), voor het centrale plandeel is dit het openbare wandelpad (bestemming Groen). Op grond hiervan zijn vergunningvrije bijbehorende bouwwerken ook niet toegestaan op deze gronden. Binnen de overige bestemmingen is geen regeling in het bestemmingsplan opgenomen die bouwen in deze strook verbied, aangezien voor deze gronden geldt dat de gemeente hier zelf grip op heeft.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Algemeen

Diverse milieuaspecten vormen belangrijke input bij de ontwikkeling van het plangebied. In dat verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies.

5.2 Water

De watertoets is een verplicht onderdeel van een bestemmingsplan. Het is verplicht in beeld te brengen wat de effecten van de voorgenomen activiteit op de waterhuishouding zijn. Het gaat hier zowel om de waterkwaliteit als waterkwantiteit. Het streven is er zoveel mogelijk op gericht om water (regen-, afval- en oppervlaktewater) op een goede manier in te passen in het ontwerp. In dit kader is een watertoets uitgevoerd.1 

Betekenis voor het project

Watersysteem

Het plangebied maakt onderdeel uit van het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Aan de oostkant is de Zaan gelegen met een streef waterpeil van NAP -0,50 m (onderdeel Schermerboezem). Het waterpeil in de Zaan kan stijgen tot NAP-0,00 meter. Aan de westkant van het plangebied is de poldersloot gelegen binnen polder Westzaan, met waterpeil NAP -1,04 m. Het noordelijke deelgebied ligt daarbij buiten de waterkering (buitendijks) en het zuidelijke deel in het polderpeilgebied (binnendijks). De waterkering (Noordeinde - Noorddijk) ligt ten hoogte van het zuidelijke deel op circa NAP +0,40m en bij het noordelijke deel op circa NAP 0,00 m. Voor het noordelijke deel geldt dat deze (net) niet voldoet aan de hoogtetoets van het HHNK. Echter gezien de aanwezigheid van het voorland en de damwand langs de Zaan heeft HHNK hier geen urgente versterkingsopgave.

Het plangebied wordt, alvorens het kan worden bebouwd, eerst functioneel gesaneerd. Voor het noordelijke deel geldt dat er circa 0,5 meter vanaf het huidige maaiveld wordt ontgraven, waarna er een leeflaag van 1 meter wordt aangebracht. De toekomstige maaiveldhoogte, na eventuele zettingen, wordt hier circa NAP +0,50m.

Voor het zuidelijke deel geldt dat de maaiveldhoogte in de huidige situatie erg varieert met een gemiddelde van circa NAP -0,25 m. Hierop wordt een leeflaag aangebracht tot een toekomstig maaiveldhoogte, na eventuele zettingen, van circa NAP +0,40m (een en ander afhankelijk van de daadwerkelijk optredende zettingen). Voor de schoolkavel is dit reeds uitgevoerd.

Waterkwantiteit

Door toename van verhard oppervlak wordt het regenwater sneller afgevoerd, waardoor de werking van het ontvangende oppervlaktewatersysteem negatief wordt beïnvloed met snellere en hogere peilstijgingen en afvoer. Om een goed functionerend watersysteem te garanderen en te behouden is er een compensatieplicht voor de toename van het verhard oppervlak. De toename van verhard oppervlak is getoetst aan de hand van de “Keur 2016” van HHNK.

In de Keur van het HHNK staat dat er compensatieplicht geldt in de volgende gevallen;

  • 10% watercompensatie van de toename in verhard oppervlak, wanneer er meer dan 800m2 en minder dan 2.000m2 verhard oppervlak wordt aangebracht;
  • Maatwerkberekening bij verhardingstoename boven de 2.000m2.

In het verleden was het plangebied geheel verhard. Ten opzichte van deze referentiesituatie neemt de verharding met het nieuwe plan niet toe. Hieruit kan worden vastgesteld dat er geen compenserende waterberging dient te worden gegraven voor de aan te leggen verharding (wegen, daken, etc.).

De damwand langs de Zaan wordt vervangen. De oeverlijn is erg grillig door onder andere achterloopsheid. In het plan wordt een nieuwe damwand geplaatst. Deze damwand wordt net voor de oude damwand geplaatst waarbij de oever wordt rechtgetrokken. Hierdoor wordt water gedempt (620 m2). Hiervoor geldt de beleidsregel “dempen = graven”. Om dit te compenseren wordt op boezempeil minimaal 620 m2 water gegraven in het centrale gebied.

Er vinden geen wijzigingen plaats aan de sloot aan de polderzijde door de ontwikkeling. Deze sloot is aan de kant van de Zeeheldenbuurt (ook) goed bereikbaar voor beheer en onderhoud.

Waterkering

Binnen het profiel van vrije ruimte van de waterkering mogen geen opstallen komen die eventueel een belemmering vormen voor de toekomstige verbeteringen van de regionale waterkering. De toekomstige bebouwing wordt niet in het profiel van vrije ruimte gesitueerd. Wel zal er binnen de beschermingszone worden gebouwd. Woningen binnen deze beschermingszone kunnen conform het beleid van het hoogheemraadschap geen kelder krijgen.

Riolering

In de huidige situatie is aan de rand van de weg (Noordeinde - Noorddijk) een (gemengd) vrij-verval riolering van de gemeente Zaanstad aanwezig. Ten noorden van het zuidelijk gebied begint het riool aan de westkant van de weg, waarna deze de weg (waterkering) kruist naar de andere kant van de weg en afstroomt richting het noorden.

Voor de afvoer van het hemelwater geldt het volgende:

  • Het hemelwater van het noordelijke deelgebied (buitendijks) dient te worden afgevoerd naar De Zaan (boezempeil NAP -0,50 m);
  • Het hemelwater van het zuidelijke gebied (binnendijks) dient te worden afgevoerd naar het polderwater (streefpeil NAP -1,04 m). Dit wordt verder uitgewerkt in het rioleringsplan.

Hiermee wordt voorkomen dat de waterkering wordt doorsneden met een regenwaterriool.

Daarnaast is er de mogelijkheid om een deel van de wegen in het zuidelijk gebied via het oppervlak af te laten wateren in de berm. Hierdoor kan er meer water worden geborgen in de bodem waardoor de effecten van piekbuien worden verminderd. De grondwaterkwaliteit mag als gevolg van hemelwaterinfiltratie niet verslechteren. Hierdoor dienen er niet uitlogende bouwmaterialen te worden gebruikt en is het niet toegestaan om gebruik te maken van bestrijdingsmiddelen.

Door de gemeente Zaanstad wordt het riool vervangen in de weg Noordeinde – Noorddijk. Hierbij dient voor het tracé van het DWA en RWA het volgende in acht te worden genomen:

  • In het noordelijk gedeelte dient het riool aan de buitenzijde van de waterkering (aan de boezemzijde) te worden gesitueerd;
  • In het zuidelijk gedeelte dient het tracé aan de binnenzijde van de waterkering (aan de polderzijde) te worden gesitueerd.

Voor het huidige riool in de Noordeinde – Noorddijk geldt dit ook al. Hiermee wordt voorkomen dat de waterkering te veel wordt doorsneden met leidingen.

De nieuwe ontwikkeling heeft invloed op de afvalwaterproductie. Als gevolg van de maximaal 100 te bouwen woningen is de verwachte extra productie 3 m³/uur. Vanwege afvalwaterproductie in het verleden en gezien het feit dat geen regenwater op het riool wordt aangesloten, is de verwachting dat er feitelijk geen sprake is van een toename van de afvalwaterproductie. Er zijn dan ook geen nadelige effecten te verwachten voor het ontvangende stelsel.

Ruimtelijke adaptatie

HHNK adviseert om in het ontwerp van het plan het principe van ruimtelijke adaptatie op te nemen. Het plan biedt mogelijk uitstekende kansen hiertoe. Zo zou kunnen worden gedacht aan het aanbrengen van 'groene daken' op nieuwe gebouwen, eventueel met meervoudig ruimtegebruik en waterberging capaciteit. Ook kan bij bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen / parkeerkoffers gebruik worden gemaakt van waterdoorlatende verharding met bijbehorende afvoer vertragende onderlaag of waterberging op straat en in verlaagde groenstroken.

Vergunningen en ontheffingen

Voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan oppervlaktewater, waterkeringen en wegen in het beheer van het hoogheemraadschap en het aanleggen van =800 m² verharding is een watervergunning of ontheffing van het hoogheemraadschap nodig.

Conclusie

Het plan is afgestemd met HHNK en akkoord bevonden binnen het beleid dat door HHNK wordt gehanteerd.

5.3 Bodem

In een bestemmingsplan dat nieuwe functies mogelijk maakt dient de bodemgesteldheid in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Betekenis voor het project

Het historisch gebruik van het terrein heeft geleid tot meerdere gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hierdoor is het noodzakelijk saneringsmaatregelen te treffen voordat tot het nieuwe gebruik als woongebied kan worden overgegaan. De saneringsmaatregelen dienen in een saneringsplan te worden beschreven waarmee het bevoegd gezag dient in te stemmen (afgeven beschikking) voordat kan worden overgegaan tot de uitvoering. Gezien de stapsgewijze ontwikkeling en enkele nog onbekende elementen in het plan is gekozen voor het opstellen van een saneringsplan op hoofdlijnen: een Raamsaneringsplan (RSP).2 

In het RSP zijn de diverse uitgevoerde bodemonderzoeken benoemd. De saneringsmaatregelen die in het RSP zijn uitgewerkt hebben betrekking op de immobiele en mobiele verontreiniging welke hebben geresulteerd in totaal tien gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Het betreft twee gevallen van immobiele verontreiniging en acht gevallen van mobiele verontreiniging.

Het raamsaneringsplan geeft verschillende oplossingsmogelijkheden om de sanering te realiseren. Ook hierbij wordt onderscheid gemaakt in de sanering van immobiele verontreinigingen en het saneren van mobiele verontreinigingen. De sanering zal grotendeels bestaan uit een functionele sanering door het aanbrengen van een leeflaag. Detaillering van de saneringsmaatregelen geschiedt later in op te stellen uitvoeringsplannen. Na sanering is de bodem geschikt voor de nieuwe functie. In de exploitatie van het plan is rekening gehouden met de kosten voor sanering waardoor de financiële uitvoerbaarheid niet in het geding is.

5.4 Archeologie

Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Deze nieuwe wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. Als gevolg van het verdrag van Valletta (Malta) is iedere gemeente verplicht aandacht te besteden aan de archeologie op haar grondgebied en dit te verwerken in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke instrumenten.

Betekenis voor het project

Bij de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied zullen bodemverstorende werkzaamheden plaatsvinden. In overeenstemming met het archeologisch beleid van de gemeente Zaanstad is daarom archeologisch onderzoek uitgevoerd.

In het uitgevoerde inventariserend veldonderzoek3 zijn voornamelijk resten van zeventiende tot en met negentiende eeuwse bebouwing aangetroffen. Gecombineerd met de historische gegevens levert dit veel informatie op over de bewoningsgeschiedenis van dit deel van Wormerveer. Daarnaast zijn er sporen van industriële activiteit aangetroffen in het noordelijk deel van het plangebied. Archeologische resten die de aanwezigheid van een schans en/of historische dijk konden bevestigen werden binnen het onderzochte deel van het plangebied niet aangetroffen Op die locatie is sprake van grootschalige verstoringen.

Op basis van het uitgevoerde archeologisch onderzoek zijn in totaal vier archeologische vindplaatsen gedefinieerd. De in het plangebied aangetroffen sporen en vondsten bevinden zich in de top van een tot 4 meter dik veenpakket, ingebed tussen een dunne kleilaag/ ophogingslaag, en de onder het veen gelegen holocene klei- en/of zandlagen.

Uitgangspunt bij het plan is in situ behoud van archeologische waarden. Door de combinatie met de ophoging en sanering is dit ook realistisch. Ter plekke van de toekomstige weg- en rioolcunetten wordt naar alle waarschijnlijkheid het archeologische vlak doorsneden. Bij de uitvoering van dit specifieke grondwerk dient archeologische begeleiding te worden uitgevoerd. In het Inventariserend veldonderzoek is geconcludeerd dat archeologisch vervolgonderzoek c.q. archeologische begeleiding benodigd is ter hoogte van vindplaatsen 2, en 4 indien bodemingrepen worden voorzien die dieper reiken dan het archeologisch niveau (o.a. rioolcunet). Tevens is door de gemeente aangegeven dat bovenstaande ook geldt voor vindplaats 3.

Als gevolg van voorgenomen ophoging van de gronden in verband met de aanwezigheid van zettingsgevoelige bodemlagen, zijn zettingsberekeningen uitgevoerd. Het rapport4 dat naar aanleiding van deze berekeningen is opgesteld, is met betrekking tot consequenties voor mogelijk aanwezige archeologische waarden beoordeeld door Vestigia. In het advies voor in situ behoud van de archeologische vindplaatsen in het plangebied Zaanpracht wordt gesteld dat de vindplaatsen bij de beoogde ophoging van 0,5 meter tot 1 meter duurzaam kunnen worden behouden, mits het uitvoeren van de ontgraving en het aanbrengen van de ophoging stapsgewijs en gelijkmatig over het gehele plangebied uitgevoerd zal worden. Wanneer er is opgehoogd, mag er vervolgens niet meer worden gegraven lager dan 80cm. Hier dient bij de ophoging derhalve direct rekening mee te worden gehouden voor de aanleg van riolering en kabels en leidingen.

5.5 Ecologie

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend natuuronderzoek5 uitgevoerd. Het verkennend onderzoek is er op gericht om een eerste inzicht te krijgen in de mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden in en om het projectgebied en de mogelijke vervolgstappen die moeten worden genomen met betrekking tot aanvullend veldonderzoek, nader effectonderzoek en nadere procedures.

Betekenis voor het project

Natura 2000-gebieden

De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden betreffen Polder Westzaan (0,75 km), Wormer- en
Jisperveld & Kalverpolder (0,85 km) en Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske (2
km). Andere Natura 2000-gebieden liggen op grotere afstand. Op basis van een analyse van mogelijk verstorende effecten op de beschermde gebieden, wordt geconcludeerd dat significante verstoring van Natura 2000-waarden wordt uitgesloten. Instandhoudingsdoelstellingen worden niet geschaad. In het kader van het verkennend natuurondrezoek zijn stikstofberekeningen voor de gebruiksfase en de aanlegfase uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat er dat er geen significante effecten optreden op de instandhoudingsdoelen van de betreffende Natura 2000-gebieden en was aangetoond dat geen vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming benodigd is. Op 29 mei 2019 heeft de Raad van State beslist dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet meer als toestemmingsbasis gebruikt mag worden voor stikstofveroorzakende ruimtelijke ontwikkelingen. Om die reden zijn nieuwe berekeningen uitgevoerd met de AERIUS Calculator 2019. De uitgangspunten en resultaten van de berekeningen en de uitgevoerde ecologische voortoets zijn opgenomen in een aparte rapportage6 .

Uit de berekeningen volgt dat de mogelijke effecten van stikstofdepositie als gevolg van het plan aanwezig zijn in de aanlegfase. In de gebruiksfase zijn er geen effecten groter dan 0,00 mol/ha/jaar. De toename aan stikstof als gevolg de van het plan beperkt zich tot 0,01-0,02 mol/ha/jaar gedurende de aanlegfase. Voor de habitattypen H7140B Veenmosrietlanden en H4010B Laagveenheiden wordt in de nabijgelegen Natura 2000-gebieden (Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder en Polder Westzaan) de
kritische depositiewaarde (KDW) overschreden. Op deze habitattypen zijn significante effecten uit te sluiten aangezien de toename dusdanig gering en tijdelijk is, dat deze, rekening houdend met de gebiedsspecifieke situatie redelijkerwijs niet zal leiden tot aantoonbare effecten op de kwaliteit van de vegetatie. Met de ecologische voortoets in deze notitie zijn significante effecten op Natura 2000-gebieden uit te sluiten. Daarmee is de activiteit niet vergunningplichtig onder de Wet natuurbescherming

Natuurnetwerk Nederland en overige gebieden met natuurwaarden

De voorgenomen werkzaamheden hebben geen effect op beschermde gebieden in het kader van het Natuurnetwerk Nederland of overige beschermde gebieden met natuurwaarden. Er is geen nader veldonderzoek en/of effectonderzoek noodzakelijk. Er zijn geen maatregelen nodig om effecten te voorkomen. Er is geen nadere procedure noodzakelijk in de vorm van een “nee, tenzij-toets”.

Soortenbescherming

Er zijn beschermde soorten aanwezig in of in nabijheid van het plangebied. Dit betreft vleermuizen, broedvogels en enkele vrijgestelde zoogdier- en amfibiesoorten. De voorgenomen werkzaamheden hebben mogelijk effect op niet-vrijgestelde beschermde soorten. Dit betreft effecten op vleermuizen (foerageergebied en vliegroute) en sperwer (mogelijke nestplaats). Nesten van sperwers zijn jaarrond beschermd. Er is daarom nader veldonderzoek uitgevoerd naar de sperwer7. Er is vastgesteld dat het in het plangebied aangetroffen nest niet door de sperwer wordt gebruikt als nestplaats. Een ontheffing is daarom niet nodig.

De Zaan kan fungeren als vliegroute voor vleermuizen. Niet uit te sluiten is dat door de ontwikkeling van het gebied met woningen, met name ter plaatse van het zuidelijk deel, extra verlichting vanaf de woningen (met tuin) de Zaan zal verlichten waardoor verstoring van een potentiele vliegroute zal optreden. Dit is te voorkomen door in het plan rekening te houden met de verlichting binnen het plan, indien nodig door toepassing van armaturen die lichtuitstraling voorkomen. Effecten op de potentiele vliegroute worden hiermee voorkomen.

Tevens dient voor diverse soorten de zorgplicht in acht te worden genomen. Zo dient bij werkzaamheden waarbij bosschages of bomen worden verwijderd rekening gehouden te worden met het vogelbroedseizoen, ruwweg van maart tot en met juli.

Conclusie

Het aspect flora en fauna staat de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden dient het bepaalde in de Wet natuurbescherming in acht genomen te worden, hetgeen goed mogelijk is.

5.6 Verkeer en parkeren

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient een bestemmingsplan inzicht te geven in de gevolgen van de ontwikkeling op het gebied van verkeer en parkeren.

Betekenis voor het project

Verkeer

Op dit moment wordt gewerkt aan een integrale visie voor het reconstrueren van de weg over de historische dijk naar aanleiding van de diverse ontwikkelingen aan deze dijk. Voor de weg Noordeinde – Noorddijk is reeds besloten dat deze een 30km/h-regime krijgt en als zodanig zal worden heringericht. Bij de herinrichting wordt in aanmerking genomen dat Noordeinde – Noorddijk deel uitmaakt van het primaire fietsroute netwerk. Uitgangspunt is dat de te realiseren weg direct ten zuiden van de basisschool (schoollocatie) ook zal dienen als ontsluitingsweg voor de woningbouw van het zuidelijk deel. Ter plaatse van de te realiseren school is een 'kiss & ride'-zone voorzien.

Via Noorddijk – Noordeinde wordt het plangebied ontsloten op de nabijgelegen N514. Het plan ligt ruim een kilometer van station Wormerveer met frequente verbindingen met Amsterdam en Uitgeest. Op loopafstand ligt een bushalte op de Noorderstraat met een halfuurdienst naar het station.

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie als gevolg van het plan, is gebruik gemaakt van CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Op basis van het voorgenomen woningbouwprogramma wordt uitgegaan van een 7 motorvoertuigbewegingen per woning per etmaal. Ten opzichte van de huidige situatie neemt de verkeersintensiteit als gevolg van de woningbouw met circa 700 verkeersbewegingen toe. Gelet op de verwachte toekomstige verkeersintensiteit op het Noordeinde en de Noorddijk (2.272 respectievelijk 2.972 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm) worden geen knelpunten verwacht in de toekomstige verkeersafwikkeling. Conform het Duurzaam Veilig beleid bedraagt de maximale intensiteit voor een erftoegangsweg namelijk 3.500 tot 4.500 mvt/etm.

Parkeren

De transformatie van de locatie naar woningen brengt een parkeerbehoefte met zich mee. De gemeente Zaanstad heeft hiervoor parkeernormen, die zijn vastgelegd in de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016'. Het plangebied ligt in de zone 'matig stedelijk – zone B'.

Op grond van de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 zijn voor de 98 woningen in de voorlopige verkaveling in totaal 117 parkeerplaatsen benodigd en gepland. Het plan voldoet daarmee aan de parkeereis. Van de parkeerplaatsen komen er 93 op binnenterreinen/binnenhoven en 24 op de openbare weg langs Noordeinde en Noorddijk. Alle plaatsen zijn vrij toegankelijk en door zowel bewoners als bezoekers te benutten. Dit dubbelgebruik zorgt voor een efficiënt ruimtegebruik en een beperking van het verhard oppervlak tot het noodzakelijke.

Parkeerplaatsen zullen op eigen terrein en in openbaar gebied worden gemaakt. In de planregels is geborgd dat voldaan wordt aan genoemde Uitvoeringsnota.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3857BP-0302_0005.png"

Tabel 5.1: Parkeerbalans

5.7 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde wegen op de nieuwe woningen te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. Tevens is in deze wet bepaald dat akoestisch onderzoek plaats moet vinden als nieuwe geluidgevoelige functies (zoals woningen) worden geprojecteerd binnen een geluidzone van geluidgezoneerde industrieterreinen.

Betekenis voor het project

Voor het plangebied is akoestisch onderzoek8 uitgevoerd naar de geluidbelasting op de toekomstige gevels als gevolg van wegverkeerslawaai en industrielawaai.

Wegverkeerslawaai

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de N514. Omdat er geluidgevoelige bestemmingen binnen deze wettelijke geluidzones worden gerealiseerd is onderzoek naar geluid uitgevoerd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn ook de niet-gezoneerde wegen Noorddijk, Noordeinde en De Ruijterkade beschouwd.

De geluidsbelasting vanwege de N514 bedraagt op 14 woningen van de meest noordelijke bouwblokken uit het getoetste stedenbouwkundig plan 49 tot 54 dB. Het nemen van bronmaatregelen biedt onvoldoende reductie om te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Het verlagen van de maximum snelheid is vanuit verkeerskundig oogpunt niet gewenst en het nemen van overdrachtsmaatregelen stuit op landschappelijke, stedenbouwkundige, financiële en constructieve bezwaren. Omdat het nemen van maatregelen stuit op overwegende bezwaren wordt parallel aan de bestemmingsplanprocedure een procedure voor hogere waarden doorlopen. Omdat het onderhavige bestemmingsplan een globaal eindplan betreft, wordt voor 17 woningen een hogere waarde van 54 dB aangevraagd.

Voor het verkeer op de Noorddijk en het Noordeinde geldt in de toekomst een wettelijke rijsnelheid van 30 km/uur. In het kader van de Wet geluidhinder hebben deze wegen geen zone. Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeer van deze wegen. Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de De Ruijterkade de voorkeursgrenswaarde niet overschrijdt. Ten gevolge van de Noorddijk en het Noordeinde wordt de voorkeursgrenswaarde volgens de voorlopige verkaveling op 28 gebouwen overschreden. De geluidsbelasting vanwege deze wegen bedraagt maximaal 56 dB en is niet onacceptabel. Voor deze gebouwen hoeft geen hogere waarde aangevraagd te worden.

Industrielawaai

Het plangebied is gelegen binnen de wettelijke zones van industrieterrein Nieuweweg Zuidwest en Croklaan en industrieterrein Wessanen.

In het plangebied zijn volgens de voorlopige verkaveling 6 woningen binnen de geluidzone van industrieterrein Wessanen geprojecteerd. Voor het industrieterrein Wessanen is het bedrijf Wessanen de relevante geluidsbron. Wessanen is al enkele jaren gesloten, maar de geluidzone is nog steeds wettelijk van kracht. Met deze geluidzone dient voor nieuwe woningen nog steeds rekening te worden gehouden. Bronmaatregelen zijn in verband hiermee niet aan de orde en toepassing van overdrachtsmaatregelen stuit op landschappelijke en stedenbouwkundige bezwaren. Gelet op het globale eindplan wordt voor 8 woningen een procedure voor hogere waarden doorlopen voor een maximale waarde van 55 dB(A).

Binnen de geluidzone van industrieterrein Nieuweweg Zuidwest en Croklaan zijn volgens de voorlopige verkaveling 65 woningen geprojecteerd. Op de gevels van 7 woningen in deze verkaveling treedt op een hoogte van 7,5 meter boven maaiveld, aan de zijde van het industrieterrein een geluidbelasting op welke hoger is dan de ten hoogst vergunbare waarde van 55 dB(A).

Voor dit industrieterrein is op 8 november 1995 een saneringsprogramma vastgesteld. Bij de bedrijven op het industrieterrein zijn inmiddels voorzieningen getroffen, waardoor voldaan wordt aan de gestelde maximaal toegestane geluidbelasting. Hiermee is het saneringsprogramma inmiddels afgerond. Aanvullende voorzieningen kunnen bij de bedrijven niet worden geëist. Het aanbrengen van een geluidscherm is ongewenst in verband met landschappelijke en stedenbouwkundige bezwaren, mede omdat in dat geval het zicht op de Zaan zal worden ontnomen. Na afweging van bron- en overdrachtsmaatregelen blijkt dat er geen maatregelen zijn waarbij voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde.

In de regels van dit bestemmingsplan is geborgd dat voor woningen die als gevolg van een gezoneerd industrieterrein een hogere geluidbelasting hebben dan 55 dB(A), dove gevels (of delen van gevels) toegepast moeten worden. Gelet op het globale eindplan wordt tevens voor 68 woningen een procedure voor hogere waarden doorlopen voor een maximale waarde van 55 dB(A).

Cumulatie

Indien geen maatregelen genomen worden bedraagt de gecumuleerde geluidsbelasting ten hoogste 62 dB. Deze waarde is lager dan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB (wegverkeer). Hiermee voldoet de gecumuleerde geluidsbelasting aan de eisen die in het gemeentelijk ontheffingsbeleid zijn opgenomen.

5.8 Luchtkwaliteit

Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • grenswaarden niet worden overschreden;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor. Het ministerie VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie NOx, SO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling.

Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.

Betekenis voor het project

De ontwikkeling van het plangebied bevat de realisatie van minder dan 1.500 woningen. Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat onderzoek naar luchtkwaliteit voor de ontwikkeling die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt niet nodig is en dat de ontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool NSL blijkt dat de jaargemiddelde concentraties fijn stof en stikstofdioxide langs de Ned. Benedictweg onder de 35 µg/m³ liggen. Ter plaatse van het gehele plangebied zal dan ook worden voldaan aan de grenswaarden omdat de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt.

5.9 Externe veiligheid

Binnen het beleidskader externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Het plaatsgebonden risico vormt een wettelijke norm voor bestaande en nieuwe situaties. Dit is met een risicocontour ruimtelijk weer te geven. Het groepsrisico is niet in ruimtelijke contouren te vertalen, maar wordt weergegeven in een grafiek. Hierin is weergegeven hoe groot de kans is dat een groep, met een bepaalde grootte, het slachtoffer kan worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Betekenis voor het project

De Risicokaart geeft aan dat er in de nabijheid van het gebied, binnen een straal van 1 kilometer, geen risicobronnen aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3857BP-0302_0006.png"

Figuur 5.2: Uitsnede Risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)

Op de bovenstaande kaart is echter niet aangegeven dat er vervoer van gevaarlijke stoffen over de N514 plaatsvindt. Om die reden is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van het plan op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico9.

Plaatsgebonden risico

De berekeningen hebben niet geleid tot een plaatsgebonden risicocontour voor de grenswaarde van 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor het project.

Groepsrisico

De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden. Door realisatie van de woningen neemt het groepsrisico weliswaar toe, echter het groepsrisico is zowel in de huidige als de toekomstige situatie minimaal 500 keer kleiner dan de oriëntatiewaarde. Hierbij moet worden opgemerkt dat in het onderzoek is uitgegaan van de ontwikkeling van 140 woningen.

Door de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland is advies uitgebracht over het plan10. De Veiligheidsregio geeft met betrekking tot vervoer van gevaarlijke stoffen over de N514 aan dat ter hoogte van het plangebied de wegligging van de N514 verhoogt is ten opzichte van de omgeving. De N514 is tevens afgeschermd met geluidswanden. Door de ligging en geluidswanden zullen de effecten van een plasbrand vooral op de N514 blijven. De effecten van een plasbrand op de locatie zijn daardoor beperkt. Ook als gevolg van vervoer van gevaarlijke stoffen over de Zaan kan bij een calamiteit een plasbrand ontstaan.

Zelfredzaamheid

De toekomstige bewoners worden als zelfredzaam beschouwd. Een plasbrand is zichtbaar en de hittestraling is duidelijk voelbaar voor personen in het effectgebied. De effectieve strategie voor zelfredzaamheid kan door aanwezigen juist worden ingeschat. Risicocommunicatie vergroot de zelfredzaamheid.

Bestrijdbaarheid en hulpverlening

De hulpverlening kan een ongeval met gevaarlijke stoffen niet voorkomen. De gezamenlijke hulpdiensten richten zich voornamelijk op het veiligstellen van het gevarengebied, het bestrijden van branden/incidenten en het helpen van slachtoffers.
De mogelijkheden om een plasbrand te voorkomen zijn afhankelijk van de bereikbaarheid van het incident en de beschikbare voorzieningen. Bij een dreigende ontsteking van een brandbare vloeistofplas, richt de hulpverlening zich op het voorkomen van de uitbreiding van de plas en het voorkomen van ontsteking door de plas af te dekken met schuim.

Voor bestrijding van een plasbrand op water, dan wel het voorkomen van secundaire branden, is toegang naar de Zaan wenselijk. Dit is in het plan mogelijk. Bij de verdere inrichting van het plangebied/openbare ruimte is het wenselijk hierover te overleggen met de afdeling Risicobeheersing.

Basisbrandweerzorg

Voor de basisbrandweerzorg wordt uitgegaan van de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid. De bereikbaarheid voor brandweer en aanwezigheid van bluswater wordt bij de nadere uitwerking en inrichting van het plangebied verder beschouwd.

Conclusie

De in de verantwoording genoemde maatregelen kunnen de effecten van ongevallen mogelijk reduceren tot een omvang die beter beheersbaar wordt geacht door de hulpverleningsdiensten. Het bevoegd acht het restrisico acceptabel. Bij de verdere uitwerking en inrichting van het plan wordt verder in overleg getreden met de Veiligheidsregio over de verdere inrichting van een primaire bluswatervoorziening, de wegen en eventuele beheersmaatregelen voor de bereikbaarheid van hulpdiensten.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het onderhavige bestemmingsplan.

5.10 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • woonfuncties nabij bestaande en opvolgende bedrijvigheid zijn alleen mogelijk als ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd
  • bestaande bedrijven worden niet onevenredig geschaad in hun bedrijfsvoering.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype.

Betekenis voor het project

Om een goede milieuzonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. De richtafstanden uit de VNG-brochure gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer.

Het plangebied wordt ingericht met woningen. Daarnaast is op de locatie een school voorzien. Ten westen van het plangebied zijn voornamelijk woningen maar ook bedrijfsfuncties aanwezig. Aan de overzijde van de Zaan, bevindt zich veel bedrijvigheid. Het plangebied bevindt zich direct aan de Zaan. De provinciale weg N514 ligt ten noorden van het plangebied. Gelet op deze omgevingskarakteristieken kan het plangebied als 'gemengd gebied' worden aangemerkt.

In het bestemmingsplan Wormerveer dat geldt voor de gronden direct ten oosten, noorden en zuiden van het plangebied, is voor de aanwezige bedrijven uitgegaan van een gebied met functiemenging. De relevante inrichtingen in de omgeving van het plangebied zijn in een aparte bijlage opgenomen11. Per inrichting is de Sbi-code en milieucategorie opgenomen en is aangegeven of wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure.

Op basis van de bevindingen, is voor een aantal bedrijven nader onderzoek uitgevoerd. Dit betreft bedrijven op nabijgelegen gezoneerde industrieterreinen. In paragraaf 5.7 is hier reeds op ingegaan. Voor het bedrijf Cargill geldt dat naast het aspect geluid, het aspect geur relevant is. In paragraaf 5.11 wordt hier nader op ingegaan.

5.11 Geurhinder

Op 14 juli 2016 is door de raad van de gemeente Zaanstad het 'Zaans geurbeleid 2016' vastgesteld. Zaanstad is een stad waarin van oudsher de voedingsmiddelenindustrie sterk is vertegenwoordigd. De voedingsmiddelenindustrie is een belangrijke economische drager voor de stad. Historisch is een situatie ontstaan waarbij woningen en bedrijven naast elkaar staan. De combinatie van wonen en werken heeft tot gevolg dat de geuremissies van bedrijven kunnen leiden tot geurhinder. Doel van het geurbeleid is de geurhinder in Zaanstad te beperken waardoor de kwaliteit van de leefomgeving verbetert en Zaanstad voor huidige en toekomstige bewoners prettiger is om te wonen. De bedrijven passen door de geurreductie beter in de woonomgeving. Door het terugdringen van geurcontouren ontstaan meer mogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het geurbeleid biedt duidelijke kaders voor de toetsing van woningbouw en andere geurgevoelige functies.

Betekenis voor het project

In het plangebied zijn nieuwe geurgevoelige objecten voorzien, namelijk woningen en een school. In het Zaans geurbeleid 2016 is voor deze geurgevoelige objecten een streefkwaliteit opgenomen voor de geurbelasting. Er is onderzocht of er bedrijven zijn die geurhinder veroorzaken en of de geurhinder aanvaardbaar is.12

Het plangebied ligt in de directe omgeving van het bedrijf Cargill B.V. Dit geuremitterend bedrijf is gelegen in de gemeente Wormerland. Het bedrijf Cargill B.V. in Wormer is een cacaoproducerend bedrijf, die cacaomassa tot cacaopoeder en cacaoboter verwerkt. Uit de geldende milieuvoorschriften en het bijbehorende geurrapport blijkt dat ter plaatse van dit plangebied niet wordt voldaan aan de streefkwaliteit voor geurhinder vanwege geurimmissie door het bedrijf Cargill B.V.

Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • In het plangebied wordt niet voldaan aan de streefkwaliteit voor de woningen als gevolg van de geurbelasting door Cargill B.V. Gelet op het Zaans Geurbeleid 2016 is woningbouw wel mogelijk.
  • Op basis van het geurbeleid wordt vervolgens onderzocht of relevante factoren zijn, op basis waarvan een dergelijk ontwikkeling op deze locatie toch aanvaardbaar kan zijn. Een groot aantal factoren kunnen daarbij relevant zijn.
  • Vanwege de geurbelasting van Cargill B.V. is voor de woningen nader onderbouwd of er sprake is van een aanvaardbaar geurhinderniveau:
    • 1. de geurimmissie van Cargill B.V. in het plangebied is beter dan onaangenaam;
    • 2. er is geen sprake van onaanvaardbare cumulatie van geur;
    • 3. de geurconcentratie ter plaatse van de geurgevoelige objecten in het bestemmingsplan overschrijdt de streefkwaliteit van 2,3 OUE/m3, 98 percentiel. De geurbelasting ligt wel aanzienlijk onder de geurbelasting die in beginsel als onaanvaardbaar wordt beschouwd;
    • 4. de geurconcentratie ter plaatse van de ontwikkeling ligt binnen de geurcontour van H=-1. Cargill B.V. is gelegen binnen de gemeente Wormerland, waardoor de gemeente Zaanstad geen invloed heeft op eventuele extra maatregelen (bijvoorbeeld BBT+) aan het bedrijf.
    • 5. Hoewel er geen sprake is van een grote overschrijding is er voor gekozen om het binnenklimaat van de woningen nog verder te borgen, namelijk door de geurbeperkende maatregelen in de vorm van een balansventilatie met geurfilter te treffen en in stand te houden. Uit onderzoek blijkt, dat een geurfilter o.b.v. actief koolfiltratie uitermate geschikt is om aanvaardbaar geurhinderniveau in de woningen te bewerkstelligen. Deze maatregel is in het bestemmingsplan vastgelegd.

De ontwikkeling zal het bedrijf niet in haar milieuruimte beperken, omdat de woningen aan de kant van Wormer, met name langs de Zandweg en de Knollendammerstraat, dichter op het bedrijf liggen en een hogere geurimmissie ondervinden dan de nieuwe woningen op het Noordeinde. De woningen aan de kant van Wormer zijn bepalend voor de vergunde en in de toekomst nog te vergunnen geurimmissie. In de revisievergunning van 2007 is opgenomen, dat bij het uitbreiden van de fabriek de geurhinder niet mag toenemen: er wordt een stand still beginsel gehanteerd. Hierdoor mogen bij uitbreiding van de fabriek de geurcontouren in de gemeente Zaanstad niet worden vergroot;

Met betrekking tot een goed woon- en leefklimaat kan nog worden aangegeven, dat de locatie mooi is gelegen langs de Zaan en een school deel uitmaakt van het plangebied. Het plangebied ligt op korte afstand van het centrum van Wormerveer met veel goede voorzieningen en het sluit goed aan bij het bestaand woongebied. Deze voorzieningen vormen een goede compensatie voor de eventuele waar te nemen geurhinder. Bovendien past het in de binnenstedelijke verdichting, die in het beleid van verschillende bestuurslagen wordt gezocht.

In het plangebied wordt op dit moment en in de toekomst de streefkwaliteit overschreden. De geurimmissie is echter beter dan onaangenaam. Bij een overschrijding van de streefwaarde kan er sprake zijn van geurhinder. Als extra maatregel om eventuele geurhinder te voorkomen worden er maatregelen aan de woningen getroffen. In de regels van het bestemmingsplan wordt de voorwaarde vastgelegd om deze geurbeperkende maatregelen in de vorm van een balansventilatie met geurfilter te treffen en in stand te houden. Daarnaast zal de projectontwikkelaar in samenspraak met de gemeente de toekomstige bewoners over de aanwezigheid van het geuremitterende bedrijf Cargill B.V. informeren.

Gelet op het feit dat de geurimmissie van Cargill B.V. beter is dan onaangenaam, er geen sprake is van onaanvaardbare cumulatie van geur en in elke woning een balansventilatie met geurfilter zal worden aangebracht, wordt geconcludeerd dat er met betrekking tot het aspect geur sprake is van een aanvaardbaar geurhinderniveau.

5.12 Duurzaamheid

In de uitvoering van het bestemmingsplan zal aandacht worden besteed aan het aspect duurzaamheid. Duurzaam bouwen betreft een wijze van plannen, bestemmen, ontwerpen, bouwen, inrichten en beheren (inclusief slopen en hergebruik) van de te realiseren woningen.
Duurzaamheidsaspecten waar bij de bouw van de woningen aan moet worden gedacht zijn: energiehuishouding, materiaalgebruik, watergebruik, gezondheid, comfort, toekomstbestendigheid, etc.

Betekenis voor het project

Duurzaamheid is essentieel voor een hoogwaardige, schone, veilige en aantrekkelijke stad. De gemeente ziet duurzaamheid niet louter als norm, maar vooral als een kans. Een duurzame wijk onderscheidt zich van andere woonwijken door aandacht voor natuurontwikkeling in de woonomgeving, door een aantrekkelijk netwerk van fiets- en voetgangersroutes, door energiezuinige woningen en door gedifferentieerd, gevarieerd en duurzaam te bouwen.

Groen- en waterstructuur

Zoals in hoofdstuk 4 is beschreven krijgt de centrale openbare ruimte in het plan een groene uitstraling. Behoud en versterking van het bestaande karakter van de openbare ruimte is de basis. Tevens wordt hier water gegraven. Voor de borging is de bestemming Groen respectievelijk Water opgenomen voor deze gronden. Uitgangspunt is dat de bomen aan de Zaan en de Noorddijk zoveel mogelijk worden behouden. Bij eventuele kap, worden er bomen herplant.

Fiets- en voetgangersroutes

In de verdere uitwerking van de inrichting van het plangebied zal aandacht worden besteed aan de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid voor fietsers en voetgangers. Langs de Zaan wordt een openbaar wandelpad aangelegd. Bij de herinrichting van Noordeinde – Noorddijk wordt in aanmerking genomen dat deze route deel uitmaakt van het primaire fietsnetwerk

Energiebesparing

Doel van de nieuwe routekaart voor de Zaanse Energie Agenda is energiebesparing in de gebouwde omgeving en gebruik van duurzame energie. Duurzaam wonen betekent comfortabele energiezuinige woningen, lage woonlasten voor bewoners en verdienmogelijkheden voor ondernemers. Het gedrag van de bewoner blijft daarbij een belangrijke succesfactor.

Conform de intentieovereenkomst die gesloten is tussen de gemeenten in de Metropoolregio Amsterdam zullen de woningen worden opgeleverd zonder aardgasaansluiting.

Voor het project Noordeinde is afgesproken dat de EPC-waarde 60% lager dient te zijn dan de huidige norm in het Bouwbesluit van EPC 0,4.

Duurzaam bouwen

Een verdere invulling van duurzaam bouwen krijgt beslag in de uitvoeringsfase van het project. In de overeenkomst tussen gemeente en ontwikkelaar is bepaald dat de woningen niet worden aangesloten op het gasnet.

5.13 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (m.e.r.) opgenomen.

Uit het natuuronderzoek, zoals beschreven in paragraaf 5.5 blijkt dat de ontwikkeling naar verwachting geen invloed heeft op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De voorgenomen ontwikkeling is ook niet direct m.e.r. beoordelingsplichtig op basis van het onderdeel 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Echter, omdat de voorgenomen ontwikkeling wel valt onder de noemer van een 'stedelijk ontwikkelingsproject', is een vormvrije m.e.r.-beoordeling verplicht. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is in feite een beknopte opsomming van de beoordeling van de ontwikkeling op verschillende milieuaspecten.

Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. De wijzigingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017. Gemeenten zijn thans verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (Mer). In dit kader is een aanmeldnotitie opgesteld13. Hieronder zijn resultaten kort samengevat in een tabel.

Projectnaam   Noordeinde, Wormerveer  
Kenmerken van de projecten    
Omvang van het project (relatie met drempel D lijst)   D 11.2 Mogelijkheid tot stedelijk ontwikkelingsproject (drempelwaarde: >100 ha of > 2000 woningen of bedrijfsvloeroppervlakte > 200.000 m2)
Betreft een ontwikkeling van maximaal 100 nieuwbouwwoningen en een school.  
Cumulatie met andere projecten   Geen  
Gebruik natuurlijke hulpbronnen   Voor de bouw van de woningen en voorzieningen worden reguliere natuurlijke hulpbronnen gebruikt als bouwmateriaal (beton, hout, grond).  
Productie afvalstoffen   Enkel relevant tijdens de bouw  
Verontreiniging en hinder   Aanleg: enkel tijdens de bouw. Toename van geluid, verkeer en luchtkwaliteit leidt niet tot relevante milieu-effecten.  
Risico voor ongevallen   Nee  
Plaats van de projecten    
Bestaande grondgebruik   Braakliggend  
Rijkdom aan en kwaliteit en regeneratievermogen natuurlijke hulpbronnen van het gebied   Geen  
Opnamevermogen milieu met aandacht voor wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, H/V richtlijngebieden, gebieden waar milieunormen worden overschreden, gebieden met hoge bevolkingdichtheid, landschappelijk historisch cultureel of archeologische gebieden van belang.   Geen significant negatieve effecten op Natura 2000 gebied of andere gevoelige gebieden.
 
Kenmerken van het potentiële effect    
Bereik van het effect (geografisch en grootte getroffen bevolking)   Lokaal  
Grensoverschrijdend karakter   Nee  
Orde van grootte en complexiteit effect   Nee  
Waarschijnlijkheid effect   Geen  
Duur, frequentie en omkeerbaarheid effect   Geen  
CONCLUSIE   De bestemmingswijziging leidt niet tot relevante milieueffecten. Nadere analyse in een MER/m.e.r.-beoordelinq is niet noodzakelijk.  

5.14 Conclusie milieu- en omgevingsfactoren

Uit bovenstaande paragrafen kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen bestaan voor de woningbouwontwikkeling in het plangebied.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van de locatie juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en geeft uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de systematiek en leeswijzer bij de verbeelding en regels en de handhaafbaarheid.

6.2 Planopzet en systematiek

Het voorliggende bestemmingsplan is een combinatie van gedetailleerde bestemmingen voor de hoofdverkeersstructuur, hoofdgroenstructuur en het water en een globale eindbestemming voor de gronden waar woningbouw is voorzien. De verkeers- groen- en waterstructuur is met de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied, Groen en Water op de verbeelding vastgelegd. Er gelden dubbelbestemmingen voor de bescherming van archeologische waarden (Waarde – Archeologie 1) en voor de bescherming van de waterkering (Waterstaat – Waterkering). Voor de woonvelden is de bestemming Woongebied opgenomen. Binnen het noordelijke en zuidelijke bestemmingsvlak met de bestemming Woongebied is een gevellijn opgenomen die borgt dat de voorgevel van de woningen richting deze gevellijn gericht moet zijn. In het centrale woonvlak zijn appartementen voorzien met een alzijdige oriëntatie. De gevellijn is om die reden in dit vlak niet opgenomen.

Door de keuze voor deze planvorm wordt voldoende rechtszekerheid geboden voor de omgeving maar is er wel nog enige flexibiliteit mogelijk in de verkaveling.

6.3 Planregels

In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Groen
  • Verkeer - Verblijfsgebied
  • Water – 1
  • Woongebied
  • Waarde – Archeologie 1 (dubbelbestemming)
  • Waterstaat – Waterkering (dubbelbestemming)

Binnen de regels is sprake van positieve bestemmingen. Een positieve bestemming geeft een directe bouwtitel.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels artikelsgewijs worden besproken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit zijn de inleidende bepalingen van de regels.

geeft de betekenis aan een aantal in de regels voorkomende begrippen. Hierdoor wordt de interpretatie van de begrippen vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot.

geeft aan hoe bepaalde maten dienen te worden berekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Deze artikelen bevatten de regels welke direct verband houden met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Per bestemming en per artikel geldt in de meeste gevallen het volgende stramien:

  • a. een beschrijving van de bestemming;
  • b. de bouwregels: regels omtrent hoogte, bebouwingsdichtheid enz. De bouwregels geven aan welke bouwwerken mogen worden opgericht.
  • c. (eventueel) een mogelijkheid voor afwijken van de bouwregels;
  • d. (eventueel) een omschrijving van de specifieke gebruiksregels;
  • e. (eventueel) een mogelijkheid voor afwijken van de gebruiksregels;

De aanduidingen zijn op de verbeelding met een lettercode aangegeven, die in de regels terug zijn te vinden.

Beschrijving van de bestemmingen:

Het openbaar groen in het plan is bestemd als Groen. Binnen deze bestemming zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan waaronder speelvoorzieningen.

De hoofdverkeersstructuur en openbaar verblijfsgebied is bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1', zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een gecombineerd fiets- en voetpad.

Het deel van de Zaan waar geen bestemmingsplan voor geldt evenals het te graven water is bestemd als Water. Binnen deze bestemming zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

De bestemming Woongebied is opgenomen voor de drie deelgebieden binnen het plan waar woningbouw is voorzien. Binnen de regels van de bestemming Woongebied past de voorgestelde stedenbouwkundige opzet maar is ook ruimte voor een verdere verfijning. Binnen de bestemming zijn naast woningen en de daarbij behorende huis verbonden beroepen en bedrijven tevens verkeers- en parkeervoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten, tuinen en erven en verhardingen toegestaan.

Bouwen is niet toegestaan binnen 5 meter van de Zaan. Deze gronden hebben de specifieke bouwaanduiding 'onbebouwd'. Een uitzondering geldt voor het plaatsen van een damwand.

Aantal woningen

Binnen het plangebied mogen maximaal 100 woningen worden gebouwd.

Erfbebouwingsregeling

De oppervlakte aan erfbebouwing is afhankelijk van de grootte van de kavel zodat een zekere mate van openheid op een erf behouden blijft. Hoe groter de kavel, hoe meer vierkante meters zijn toegestaan.

Bij kleine en middelgrote erven mag de gezamenlijke bebouwde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 75 m² met een maximum van 50% van het bebouwingsgebied. Dit percentage is gelijk aan hetgeen vergunningsvrij mag. In terminologie en wijze van meten is aangesloten op het Besluit omgevingsrecht. Voor de term 'bebouwingsgebied' zijn echter mede begrepen de zijtuinen die grenzen aan openbaar gebied. Op grote erven, dit zijn erven waarvan de oppervlakte van het genoemde gedeelte van het erf exclusief het bouwvlak voor de hoofdbebouwing meer is dan 300 m², mag de gezamenlijke bebouwde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken maximaal 100 m² beslaan. Binnen deze maat kan goed tegemoet gekomen worden aan gangbare wensen ten aanzien van een berging en garage bij een woning.

Erfafscheidingen

Het plaatsen van een erfafscheiding is een manier om aan de behoefte aan privacy en veiligheid tegemoet te komen. In de meeste gevallen is een erfafscheiding van 2 meter toegestaan. Met uitzondering van de gronden die voor de voorgevel zijn gelegen. Een erfafscheiding met een hoogte van meer dan 1,0 m is daar niet gewenst.

Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven. Een beroep of bedrijf aan huis mag niet meer dan 30% van het bruto woonvloeroppervlak inclusief bijbehorende bouwwerken beslaan met een maximum van 65 m².

Voorwaardelijke verplichtingen

Er zijn vier voorwaardelijke verplichtingen in de bestemming opgenomen. Deze verplichtingen zijn een voorwaarde voor het gebruik conform de bestemming. De eerste verplichting heeft betrekking op het beperken van geurhinder door de toepassing van geurbeperkende maatregelen in de woningen in de vorm van een balansventilatie met geurfilter. De tweede verplichting heeft betrekking op het toepassen van dove gevels in verband met industrielawaai, tenzij een hogere waarde is verleend of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. De derde verplichting betreft het creëren van voldoende veiligheid voor de woningen door middel van de aanleg van remmingswerken. Het werken met Stage IV materieel is als gevolg van de uitgevoerde stikstofberekeningen opgenomen als vierde verplichting.

Parkeren

In hoofdstuk 3 van de planregels is voorzien in een algemene regeling voor parkeren. Voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen moet worden voldaan aan de nu geldende gemeentelijke parkeernota of diens opvolger.

Deze dubbelbestemming ligt over het hele plangebied over alle andere bestemmingen heen, met uitzondering van de gronden van de weg Noordeinde – Noorddijk en de Zaan.. In de regels is bepaald dat voor werkzaamheden met een planomvang van meer dan 50 m2 en dieper dan 50 cm in relatie tot het huidige maaiveld, voordat werkzaamheden worden verricht, door middel van nader archeologisch onderzoek (archeologische begeleiding) moet worden aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord. Het zelfde geldt voor werkzaamheden met een planomvang van meer dan 50 m2 die dieper reiken dan 80 cm in relatie tot het toekomstig maaiveld.

De dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering is opgenomen ter bescherming van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Deze artikelen bevatten algemene regels die op de bestemmingen van toepassing zijn. De diverse artikelen zullen hieronder kort worden toegelicht.

Op grond van de antidubbeltelregel is bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft (artikel 3.2.4 Bro). Deze bepaling voorkomt dat er meer kan worden gebouwd dan wenselijk is indien een kavel wordt gesplitst en op grond daarvan een nieuw bouwperceel ontstaat. Elk bouwperceel heeft immers in principe recht op een bepaalde hoeveelheid bebouwing.

In de Algemene bouwregels is de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen moet worden voldaan aan de nu geldende gemeentelijke parkeernota of diens opvolger. Tevens is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de wijze van uitvoering waarbij is vastgelegd dat het verplicht is dat het plan wordt uitgevoerd met minimaal Stage IV materieel. Op deze wijze wordt geborgd dat met betrekking tot stikstofdepositie geen verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming worden overtreden en in dit kader sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Er is een afwijkingsbepaling opgenomen op basis waarvan het bevoegd gezag onder voorwaarden kan afwijken van deze voorwaardelijke verplichting.

In de algemene aanduidingsregels zijn regels opgenomen die gelden binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone – industrie 1 en 'Geluidzone – industrie 2'.

In de algemene gebruiksregels is opgenomen welk gebruik in ieder geval in strijd is met het onderhavige bestemmingsplan.

Met deze bepaling kan middels een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels ten aanzien van het bouwen van gebouwen ten behoeve van het overschrijden van bepalingen inzake goothoogte, hoogte, oppervlakte en inhoud van bouwwerken.

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat de laatste bepalingen van de bestemmingsregels. Hieronder worden de verschillende artikelen toegelicht.

Het overgangsrecht is tweeledig en heeft betrekking op bouwwerken en gebruik.

Dit artikel geeft de naam en datum van het bestemmingsplan aan.

6.4 Handhaafbaarheid

Een van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van een bestemmingsplan, dus ook bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan 'Noordeinde, Wormerveer', is dat de in het plan opgenomen regels handhaafbaar dienen te zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid verdient meer aandacht omdat het een voorwaarde is voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de in het plan opgenomen regels. Ten behoeve van een goede handhaving van de regels zijn de volgende factoren van belang:

  • Voldoende kenbaarheid geven aan het plan;
  • Voldoende draagvlak voor het beleid en de regelgeving in het plan;
  • Inzichtelijke en realistische regeling;
  • Handhavingsbeleid.

Hoofdstuk 7 Financiële uitvoerbaarheid

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in het kader van het bestemmingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden in hoofdstuk 8 toegelicht.

In artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is voorgeschreven dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor de gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is de definitie van bouwplan gegeven, waarbij de bouw van één of meerdere woningen als bouwplan wordt gedefinieerd. Met het tweede lid van artikel 6.12 Wro kan worden afgeweken van de plicht een exploitatieplan vast te stellen, mits het verhaal van kosten anderszins is verzekerd.

Voor de ontwikkeling van het plan is een anterieure overeenkomst gesloten met de ontwikkelaar BPD waarin is bepaald welke kosten en risico's voor rekening van de ontwikkelende partij komen ten gevolge van de gebiedsontwikkeling. De gemeente acht deze partij in staat om deze kosten te dragen. De kosten worden terugverdiend in de vorm van verkoop van woningen. Op grond van deze gegevens kan de financiële uitvoerbaarheid van het plan in voldoende mate gewaarborgd worden geacht.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Overleg

Ingevolge artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), dienen burgemeester en wethouders bij een nieuw bestemmingsplan te overleggen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. In verband hiermee is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan verschillende overlegpartners. De ontvangen overlegreacties zijn in de 'Nota van beantwoording overlegreacties en zienswijzen' samengevat en van beantwoording voorzien. Tevens is aangegeven of de overlegreacties leiden tot aanpassingen in het plan.

8.2 Participatie

Op 8 januari 2019 is een inloopavond georganiseerd waarbij het ontwerpbestemmingsplan 'Noordeinde, Wormerveer' en het ontwerpbestemmingsplan 'Basisschool De Toermalijn – Noordeinde Wormerveer' met bijbehorende stukken konden worden ingezien en vragen konden worden gesteld over het plan en de procedure. De inloopavond is door middel van een huis-aan-huis-brief in een ruim gebied rond het plangebied verspreid. Tevens heeft voorafgaand aan de procedure overleg plaatsgevonden met Cargill.

8.3 Procedure

Het ontwerpbestemmingsplan 'Noordeinde, Wormerveer' heeft, tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan 'Basisschool De Toermalijn – Noordeinde Wormerveer', op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening vanaf 13 december 2018 gedurende 6 weken ter inzage gelegen, waarbij door een ieder zienswijzen bij de gemeenteraad konden worden ingediend. Gedurende de terinzagetermijn is een ieder in de gelegenheid gesteld (schriftelijk of mondeling) zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen. Binnen deze termijn zijn in totaal op beide bestemmingsplannen 14 zienswijzen ontvangen. Op 26 februari 2019 zijn de indieners van de zienswijzen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze mondeling toe te lichten. De zienswijzen zijn in de 'Nota van beantwoording overlegreacties en zienswijzen' samengevat en van beantwoording voorzien. Tevens is aangegeven of de zienswijzen leiden tot aanpassingen in het plan.

Naast de wijzigingen die als gevolg van de ingediende zienswijzen in het bestemmingsplan zijn aangebracht, zijn de volgende ambtelijke wijzigingen doorgevoerd:

  • Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State d.d. 29 mei 2019 op het Programma Aanpak Stikstof, zijn nieuwe stikstofberekeningen uitgevoerd. Dit heeft geleid tot de volgende aanpassingen in het bestemmingsplan:
    • 1. De bijlage 'Stikstofberekening aanlegfase Noordeinde' is vervangen door de bijlage 'Toetsing effecten stikstofdepositie Noordeinde';
    • 2. Paragraaf 5.5 van de toelichting is geactualiseerd;
    • 3. De aanmeldnotitie m.e.r. is geactualiseerd op basis van de actuele onderzoeken die onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan;
    • 4. In de regels is in artikel 10 (Algemene bouwregels) een voorwaardelijke verplichting voor het bouwen opgenomen. Er dient tijdens de uitvoering gewerkt te worden met minimaal STAGE klasse IV materieel. Hiervan kan worden afgeweken indien is aangetoond dat er geen significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden optreden danwel vergunning is verleend in het kader van de Wet natuurbescherming.
  • Op de verbeelding en in de regels is binnen de bestemming Groen een aanduiding 'parkeren' toegevoegd. Parkeren binnen de groenbestemming is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding.
  • De grenzen van de bestemming Woongebied zijn aan de zijde van de Zaan op de verbeelding iets gewijzigd conform de actuele verkavelingstekening.

In de uitspraak d.d. 18 november 2020 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het besluit van de raad van de gemeente Zaanstad van 12 december 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Noordeinde, Wormerveer" vernietigd voor zover de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" in de strook westelijk van het plandeel met de bestemming "Woongebied", dat grenst aan de Evertsenstraat, binnen de voornoemde gronden ander wegverkeer mogelijk maakt dan fietsers en voetgangers. In de uitspraak is bepaald dat:

  • artikel 4, lid 4.1, onder h, van de planregels van het door de raad van de gemeente Zaanstad op 12 december 2019 vastgestelde bestemmingsplan "Noordeinde, Wormerveer" wordt vernummerd tot artikel 4, lid 4.1, onder i, en artikel 4, lid 4.1, onder h, van de planregels van dit bestemmingsplan als volgt komt te luiden: "h. "specifieke vorm van verkeer - 1", de gronden zijn uitsluitend bestemd voor een gecombineerd fiets- en voetpad;";
  • de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" in de strook westelijk van het plandeel met de bestemming "Woongebied", dat grenst aan de Evertsenstraat, zoals aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart 1, op de verbeelding wordt voorzien van de aanduiding "(sv - 1)" en deze aanduiding in de legenda te omschrijven als "specifieke vorm van verkeer - 1".

Bovenstaande aanpassingen zijn in het onderhavige bestemmingsplan verwerkt.