direct naar inhoud van Regels
Plan: Noordeinde, Wormerveer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3857BP-0302

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Noordeinde, Wormerveer' met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3857BP-0302 van de gemeente Zaanstad.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daartegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.6 aanbouw

een bouwwerk met een primaire woonfunctie, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.7 aan huis verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hiermee wordt geen detailhandel of horeca bedoeld.

1.8 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.9 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.10 afhankelijke woonruimte

woonruimte welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingsgebied

achtererfgebied inclusief zijtuinen die grenzen aan openbaar gebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.13 bed & breakfast

toegestaan gebruik dat ondergeschikt is en hoofdzakelijk gericht is op het verschaffen van tijdelijk nachtverblijf in een gedeelte van een woning en/of bijgebouwen, betreffende niet meer dan 6 slaapplaatsen.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 Bruto vloeroppervlakte (bvo)

de totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.

1.25 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.26 dakloggia

een 'omgekeerde' dakkapel. Dit is geen uitbouw van, maar een uitsparing in de kap.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.28 erf

al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder een bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij.

1.32 kap

een afdekking van een gebouw, met ten minste twee schuine zijden waarbij de hellingshoekminimaal 20° en ten hoogste 60º bedraagt en waarvan de bovenzijde maximaal 33% is afgevlakt.

1.33 normaal onderhoud

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.34 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.35 ondergeschikte bouwdelen

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel van een bouwwerk. Voor een nadere omschrijving en maatvoering zie artikel 2.11.

1.36 openbaar toegankelijk gebied

de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.37 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.38 peil
  • a. voor bouwwerken waarvan de hoofdingang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein na voltooiing van de bouw, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd; het waterpeil.
1.39 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.40 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.41 speelvoorzieningen

voorzieningen voor speelgelegenheden, zoals speeltoestellen, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen/terreinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc.) en trapvelden.

1.42 uitbouw

een bouwwerk met een primaire woonfunctie, dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.43 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.44 voorgevel(rooi)lijn

denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens.

1.45 vrijstaand bijbehorend bijgebouw

een op zich zelfstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is.

1.46 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

de kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

2.2 breedte en lengte of horizontale diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.3 verticale diepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zoals genoemd onder artikel 2.11.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.10 meten:

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit een lijn op de digitale verbeelding.

2.11 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als technische installaties, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, ventilatiekanalen, airco-installaties, schoorstenen, zonnepanelen, luchtkokers, lichtkappen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voetpaden;
  • c. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen en kunstobjecten;
  • e. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en ballenvangers bedraagt maximaal 5 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. 'specifieke vorm van verkeer - 1', de gronden zijn uitsluitend bestemd voor een gecombineerd fiets- en voetpad;
  • i. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 5 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 5 Water - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water(berging);
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterstaatkundige werken
  • d. waterwegen;
  • e. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • f. palen, sluizen, kaden en andere oevervoorzieningen;
  • g. bruggen, (spoor)tunnels, dammen, taluds, steigers, duikers;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. hoofdgebouwen in de vorm van vrijstaande woningen, twee-onder-één-kapwoningen en rijwoningen;
    • 2. appartementen uitsluitend ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'gestapeld';
    • 3. bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen);
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde.
  • b. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – onbebouwd' is bouwen niet toegestaan met uitzondering van het plaatsen van een damwand.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroep en bedrijf;
  • c. tuinen en erven;
  • d. wegen, straten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. hoofdgebouwen in de vorm van vrijstaande woningen, twee-onder-één-kapwoningen en rijwoningen;
    • 2. appartementen uitsluitend ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'gestapeld';
    • 3. bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen);
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde.
  • b. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – onbebouwd' is bouwen niet toegestaan met uitzondering van het plaatsen van een damwand.
6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. het maximum aantal woningen bedraagt niet meer dan 100;
  • c. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' dient de voorgevel van de woningen op of richting deze gevellijn te worden gebouwd.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers voor de voorgevel mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. er sprake is van een strakke voorgevel;
    • 2. breedte van de erker niet meer dan 66% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
    • 3. de voorzijde van de erker niet meer dan 50% van de diepte van de afstand tussen de voorgevel tot perceelsgrens mag beslaan en niet meer dan 1,5 meter voor de voorgevel mag zijn gelegen;
    • 4. de hoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw +0,30 meter;
    • 5. een afdak boven de deur voordeur verbonden met de erker/serre is toegestaan tot een maximum van de diepte van de betreffende erker;
  • b. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 50% van het bebouwingsgebied, tot een maximum van 75m². Indien het oppervlak van het desbetreffende erf bij de woning groter is dan 300 m², mag maximaal 100m² worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van de woning +0,3 meter;
  • d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk is gelijk aan of kleiner dan die van de woning waar het bijbehorend bouwwerk bij wordt gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ligt ten minste 1,50 meter onder de bouwhoogte van de woning;
  • f. bijbehorende bouwwerken gebouwd aan de eerste bouwlaag zijn toegestaan tot een diepte van maximaal 3 meter achter de oorspronkelijke achtergevellijn;
  • g. de maximale breedte van naast de woning gelegen bijbehorende bouwwerken is 60% van de breedte van de woning met een maximum van 5 meter.
6.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij appartementen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij appartementen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt 50 m²;
  • b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,0 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6,0 meter.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag vanaf 1 meter achter de voorgevel, of het verlengde daarvan, niet meer dan 2 meter en daarvoor niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
6.2.6 Dakterrassen

Voor dakterrassen gelden de volgende regels:

  • a. het dakterras wordt vanuit de woning ontsloten;
  • b. op het dakvlak is alleen een bouwwerk geen gebouw zijnde toegestaan in de vorm van een terrasafscheiding;
  • c. het onder b. bedoelde bouwwerk is maximaal 1,5 meter hoog;
  • d. zowel het onder b. bedoelde bouwwerk als het dakterras liggen minstens 1 meter terug ten opzichte van de voorgevel;
  • e. als de zijgevel gericht is naar het openbaar toegankelijk gebied, ligt het onder b. bedoelde bouwwerk en het dakterras minstens 1 meter terug ten opzichte van de zijgevel;
  • f. Voor een dakterras op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk geldt tevens:
    • 1. als het terras vanuit een kap wordt ontsloten, is de toegang geregeld via een dakkapel of dakloggia;
    • 2. als het terras vanuit een rechte gevel wordt ontsloten, is de toegang geregeld via de bestaande, eventueel aangepaste gevel zonder verdere uitbreidingen.
6.2.7 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. dakkapellen in het voordakvlak of in een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak zijn toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer dan 1,75 meter bedraagt;
    • 2. de zijkant meer dan 0,50 meter van de erfgrens of van de zijkant van het dakvlak is gelegen;
    • 3. de bovenkant meer dan 0,50 meter van de nok is gelegen;
    • 4. de voet tussen 0,50 meter en 1 meter boven de goot is gelegen;
    • 5. de breedte niet meer bedraagt dan:
      • 50% van de voorgevel met een maximum van 4,50 meter dan wel
      • 70% van de zij- en achtergevel;
    • 6. niet meer dan twee dakkapellen per dakvlak zijn toegestaan;
    • 7. bij het bouwen van een tweede dakkapel of twee dakkapellen op een dakvlak deze op een lijn en met een minimale tussenruimte van 0,50 meter gebouwd moeten worden.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Voorwaardelijke verplichting geurbeperkende maatregelen

Het gebruik van een woning conform de bestemming binnen een van kracht zijnde geurcontour H = -1, is uitsluitend toegestaan indien geurbeperkende maatregelen in de vorm van een balansventilatie met geurfilter worden getroffen en in stand worden gehouden.

6.3.2 Voorwaardelijke verplichting industrielawaai

Het gebruik van een woning conform de bestemming is uitsluitend toegestaan indien de woning is voorzien van een dove gevel, en deze in stand wordt gehouden, tenzij:

    • 1. de woning voldoet aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde en de woning niet meer dan 55 dB(A) aan industrielawaai op de gevel van het hoofdgebouw heeft;
    • 2. of op de gevel van de woning wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder.
6.3.3 Voorwaardelijke verplichting remmingswerken

Het gebruik van gebouwen conform de bestemming is uitsluitend toegestaan indien er remmingswerken worden toegepast en in stand worden gehouden, die voldoende veiligheid bieden voor de te realiseren woningen.

6.3.4 Aan huis verbonden beroep en bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 65 m²;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen alleen worden gebruikt voor ondersteuning van aan huis verbonden beroep, zoals opslag.
  • c. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
  • d. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;
  • e. er mag geen buitenopslag van goederen plaatsvinden;
  • f. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
6.3.5 Gebruik van bijbehorende bouwwerken voor bewoning

Het is verboden bijgebouwen bij een woning te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

6.3.6 Gebruik van bijbehorende bouwwerken voor prostitutie

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutiebedrijf.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan;
  • b. Het onder a bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,50 meter onder het huidig maaiveld danwel 0,80 meter onder het verhoogde maaiveld en voor de bouw van een bouwwerk waarvan de maximale of totale oppervlakte kleiner is dan 50 m².
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Algemeen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 en toestaan dat bouwwerken worden gebouwd. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende enkelbestemming van toepassing.

7.3.2 Voorwaarden
  • a. omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 kan worden verleend indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd niet zal leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • b. voor zover het oprichten van het gebouw, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de reguliere omgevingsvergunning voor bouwen te stellen kwalificaties;
  • c. de omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan de bij de 7.4.2 sub c aangegeven diepte, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
7.4.2 Uitzondering

Het in lid 7.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. een oppervlakte hebben kleiner dan 50 m² of niet dieper gaan dan 0,50 meter onder het huidig maaiveld danwel 0,80 meter onder het verhoogde maaiveld.
7.4.3 Voorwaarden
  • a. de omgevingsvergunning als bedoeld in 7.4.1 kan worden verleend indien gebleken is dat de in lid 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • b. voor zover de in lid 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor:

  • a. behoud en bescherming van de waterkering en waterstaatsdoeleinden;
  • b. overige waterstaatkundige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
8.2 Bouwregels

Op of in de gronden mogen ten behoeve van de in 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 teneinde gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan.

8.3.2 Voorwaarden

Bij toepassing van het bepaalde in lid 8.3.1 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de dijk. Voorts dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de waterkeringbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Parkeren

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • 1. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  • 2. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016';
  • 3. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met deze wijziging.
10.2 In te zetten materieel
  • a. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien tijdens de uitvoering van het plan gewerkt wordt met minimaal STAGE klasse IV materieel;
  • b. Met een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 lid a indien is aangetoond dat significante effecten als gevolg van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden van de bouwactiviteiten zijn uitgesloten danwel voor de bouwactiviteiten vergunning is verleend in het kader van de Wet natuurbescherming.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Aanduidingsomschrijving
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie 1' is gelegen de geluidzone 'Nieuweweg Zuid-West en Croklaan', zoals vastgesteld bij Koninklijk besluit van 19 juli 1990;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie 2' is gelegen de geluidzone 'Meneba 2013', zoals vastgesteld bij bestemmingsplan Bedrijventerrein Noorderveld;
  • c. de aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een geluidzoneringsplichtige inrichting en het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai.
11.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functie, de nieuwvestiging van geluidgevoelige gebouwen en terreinen niet is toegestaan;
  • b. tot een gebruik, strijdig met de aanduiding 'geluidzone - industrie' wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 teneinde het bouwen van nieuwe geluidgevoelige bebouwing overeenkomstig de andere bestemmingen toe te staan, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde een gedeelte van de of de gehele 'geluidzone - industrie' als bedoeld in de zin van artikel 1 Wet geluidhinder te verwijderen of te verkleinen en de bijbehorende regels en begrippen op dit punt aan te passen indien de geluidhinder veroorzakende activiteit wordt beëindigd, dan wel indien door het nemen van technische maatregelen of uit veranderde wetgeving blijkt dat de geluidzone kan worden verkleind of kan worden verwijderd.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een parkeerplaats of fietsenstalling gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van een andere functie dan parkeren, tenzij op de betreffende locatie, of in de directe omgeving, vervangende parkeerplaatsen dan wel fietsenstallingen worden gerealiseerd van gelijke omvang;
  • b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van seksinrichtingen;
  • c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van Bevi-inrichtingen;
  • d. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van vuurwerkbedrijven of als een opslagplaats van vuurwerkverkoop;
  • e. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • f. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.;
  • g. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen en/of materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
  • h. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • i. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • j. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als permanente standplaats voor kampeermiddelen;
  • k. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, daaronder begrepen het gebruik voor bed and breakfast, mantelzorg en als zorgwoning.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen indien dit nodig is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
  • d. de regels en toestaan dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd;
  • f. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd.

13.2 Voorwaarden

De afwijking kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. waterbeheer, waterveiligheid of nautische veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere invulling van het gebied, dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Noordeinde, Wormerveer'.