Plan: | Eerste partiële herziening Landelijk gebied Assendelft |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3809BP-0301 |
De toelichting van het bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt, in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken.
De toelichting van deze eerste partiële herziening is als volgt opgebouwd. In dit eerste hoofdstuk wordt een inleiding gegeven op het bestemmingsplan. De aanleiding, het plangebied en de vigerende regeling worden achtereenvolgens behandeld. In Hoofdstuk 2 worden de locaties en ontwikkelingen die tot aanpassing hebben geleid nader toegelicht. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van deze herziening.
Op 5 september 2013 heeft de gemeenteraad van Zaanstad het bestemmingsplan Landelijk Gebied Assendelft vastgesteld. Tegen de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn enkele beroepen ingesteld. Op 28 januari 2015 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan (201309767/1R1). Deze uitspraak is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting. Eén van de beroepen is deels gegrond verklaard. Een deel van het raadsbesluit van 5 september 2013 is hiermee vernietigd. Deze uitspraak is onder andere de aanleiding voor deze eerste partiële herziening. Daarnaast vormt een vijftal (recente) ontwikkelingen, waarvoor deels toezeggingen zijn gedaan door de gemeente in de beroepszaak, danwel reeds vergunning is verleend ook een aanleiding voor deze herziening. Tot slot wordt een aantal onvolkomenheden uit het bestemmingsplan Landelijk gebied Assendelft hersteld met deze herziening.
Deze partiële herziening bestaat uit regels en een verbeelding en is voorzien van onderhavige toelichting. Omdat het hier om een herziening gaat, moet dit plan in samenhang met het moederplan worden gelezen. Wanneer in deze herziening wordt gesproken over het 'moederplan', dan wordt daarmee het bestemmingsplan Landelijk Gebied Assendelft, zoals vastgesteld op 5 september 2013 bedoeld.
Deze herziening heeft betrekking op aanpassingen van zowel de verbeelding als een aantal regels. De herziening van de verbeelding heeft betrekking op een aantal percelen die verspreid liggen in het gebied. Het betreft de percelen:
- Zeedijk tegenover 4b;
- Kagerweg 3c (inclusief 2b, 3, 3a, 3b);
- Kagerweg 15;
- Kanaalweg 4;
- Zaandammerweg 30;
- omgeving Nauerna (geluidzones).
Daarnaast wordt een deel van de regels die gelden voor het plangebied van het moederplan herzien. Het gaat hier om de agrarische bestemmingen, de groenbestemming en de dubbelbestemming Waarde - Ecologie. De plancontour van deze herziening is daarom grotendeels gelijk aan de plancontour van het moederplan. Het gedeelte van het plangebied van het moederplan, waarvoor inmiddels het ontwerpbestemmingsplan 'Nauernasche Polder en omgeving' ter inzage heeft gelegen, valt buiten deze herziening.
Voor het plangebied geldt het volgende bestemmingsplan:
Daarnaast geldt er ten zuidoosten van het plangebied het provinciaal inpassingsplan (PIP) 'Aanpassen geluidzone Westpoort en Hoogtij'. De geluidzones uit het PIP worden één op één overgenomen in deze herziening.
De voorliggende bestemmingsplanherziening is alleen bedoeld om een aantal aanpassingen aan te brengen, welke in hoofdstuk 2 nader worden beschreven. Het bestemmingsplan Landelijk Gebied Assendelft blijft voor het overige volledig van toepassing.
Deze partiële herziening heeft betrekking op verschillende locaties en bestemmingen:
De wijzigingen met betrekking tot bovengenoemde locaties en/of planregels worden hieronder nader toegelicht.
Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen
Ter plaatse van een aantal locaties gelden op grond van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied Assendelft” (moederplan) tevens één of meerdere dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen. Dat geldt ook voor de locatie tegenover Zeedijk 4b, die is vernietigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze dubbelbestemming is niet vernietigd. Alle in het moederplan aangegeven (dubbel)bestemmingen en gebiedsaanduidingen zijn ongewijzigd van toepassing en zijn niet opgenomen in deze herziening, met uizondering van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' en de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie 1' en 'geluidzone - industrie 2'.
Het betreft hier (onder andere) een aanpassing naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling). Het moederplan is vernietigd voor zover het betreft de plandelen met de bestemmingen 'Agrarisch met waarden' en 'Groen', voor het gedeelte van de percelen zoals staat aangegeven op de onderstaande afbeelding (zwarte arcering), voor zover daarin niet planologisch is voorzien in de ontsluiting van het loonbedrijf op het perceel Zeedijk tegenover nummer 4b.
Afbeelding 2.1: kaart behorende bij uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Daarnaaast is voor wat betreft de bestemming 'Groen' geconstateerd dat binnen deze bestemming geen enkele perceelsontsluiting mogelijk is op grond van het moederplan. Er zijn echter in de bestaande situatie meerdere percelen binnen het plangebied aanwezig die worden ontsloten via de bestemming 'Groen' richting de openbare weg. De meeste percelen hebben een onverharde of halfverharde perceelsontsluiting. Deze omissie in het moederplan wordt hersteld met deze herziening.
Het agrarisch loonbedrijf, welke een bedrijfsbestemming met functieaanduiding 'agrarisch loonbedrijf' in het moederplan heeft gekregen, op het perceel tegenover Zeedijk 4b is reeds planologisch toegestaan. Echter, dit agrarisch loonbedrijf is planologisch niet bereikbaar, omdat er geen perceelsontsluitingen zijn toegestaan binnen de aangrenzende bestemmingen. De Afdeling is van oordeel dat dit niet getuigt van een zorgvuldige voorbereiding van het besluit tot vaststelling van het plan. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling en vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het wel wenselijk deze ontsluiting alsnog mogelijk te maken. Met deze herziening wordt daarom alsnog een ontsluiting van het agrarisch loonbedrijf mogelijk gemaakt. Hetzelfde geldt voor alle overige percelen die een perceelsontsluiting naar de openbare weg via de bestemming 'Groen' (en/of 'Waarde - Ecologie') hebben.
Provinciaal beleid
Op de gronden waar perceelsontsluitingen binnen de bestemming 'Groen' en op de gronden waar specifiek een perceelsontsluiting ten behoeve van het agrarisch loonbedrijf ('Agrarisch met waarden') mogelijk wordt gemaakt is een aantal regels uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening van toepassing. De Zeedijk vormt een door de provincie aangewezen ecologische verbindingszone. Deze zone is reeds in het moederplan geborgd, door middel van een dubbelstemming Waarde - Ecologie. Deze dubbelbestemming blijft van kracht, waardoor de 'ecologische' en 'landschappelijke' belangen geborgd blijven. Ook de andere dubbelbestemmingen ten behoeve van de bescherming van de waterkering en de archeologische waarden blijven onverminderd van kracht. Hiermee wordt voldaan aan het provinciale beleid.
De perceelsontsluitingen passen voor het overige binnen de beleidsuitgangspunten van zowel rijk, provincie als gemeente.
Het gaat hier om een geringe aanpassing van het bestemmingsplan. Er wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt en ook de bedrijfsbestemming wordt niet uitgebreid. Vanuit 'milieu' en 'natuur' zijn er dan ook geen aandachtspunten. De Zeedijk vormt wel een ecologisch waardevol gebied. De ecologische belangen zijn reeds voldoende geborgd door middel van een dubbelbemming 'Waarde - Ecologie'. Hetzelfde geldt voor de belangen ten behoeve van de archeologische waarden en de waterkering in het gebied. Deze zijn reeds geborgd middels een dubbelbestemming.
In deze herziening hebben de (delen van de) percelen, welke zijn vernietigd door de Afdeling, dezelfde bestemming als in het moederplan gekregen. Het gaat om de bestemming 'Groen' en de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Ook de bestemming 'Water' is opnieuw opgenomen op de verbeelding. Hoewel deze bestemming niet is vernietigd, valt dit deel wel binnen de kaart die behoort bij de uitspraak van de Afdeling. Als aanvulling hierop heeft het perceel met de bestemming 'Agrarisch met waarden' op de verbeelding een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – 3' gekregen. Binnen deze aanduiding is maximaal één ontsluitingsweg ten behoeve van een agrarisch loonbedrijf toegestaan. Dit is in de regels van de betreffende bestemming verwerkt. Daarnaast zijn de regels van de bestemming 'Groen' (geldend voor het gehele plangebied) aangevuld met het toestaan van perceelsontsluitingen. Voor de volledigheid is ook aan de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' toegevoegd dat hier perceelsontsluitingen zijn toegestaan. Binnen deze dubbelbestemming (welke primair geldt ten opzichte van de basisbestemming) zijn in het moederplan reeds bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen toegestaan. Perceelsontsluitingen worden hier niet specifiek genoemd. Dat is met deze herziening verduidelijkt.
Het betreft hier een aanpassing van de verbeelding voor zover het betreft de functieaanduiding 'wonen uitgesloten'. Dit perceel heeft in het moederplan de bestemming 'Gemengd'. Wonen is binnen het bouwvlak reeds toegestaan binnen deze bestemming, echter alleen aan de straatzijde. De overige delen binnen deze bestemming hebben de aanduiding 'wonen uitgesloten' gekregen. Ter plaatse van het perceel Kagerweg 3b/c wordt de aanduiding 'wonen uitgesloten' iets teruggelegd, zodat de woonfunctie op dit deel van het perceel ook wat verder terug komt te liggen.
Afbeelding 2.2: wijziging verbeelding voor wat betreft aanduiding 'wonen uitgesloten' (rode lijn
is nieuwe begrenzing van de aanduiding 'wonen uitgesloten'.
Daarnaast is er geconstateerd dat er in het moederplan is opgenomen dat binnen deze bestemming per bouwvlak maximaal één woning is toegestaan. Er zijn echter een aantal bestaande situaties binnen het plangebied, waarbij reeds meerdere woningen binnen het bouwvlak aanwezig zijn. Het bouwvlak is hier namelijk over meerdere percelen gelegen. Hieronder vallen in ieder geval de percelen binnen het bouwvlak van de bestemming 'Gemengd' zoals op afbeelding 2.2 is weergegeven. Deze onvolkomenheid wordt hersteld met deze herziening.
Sinds 1979 is op dit deel van het perceel een woning (zonder vergunning) aanwezig. Deze woning is wat verder teruggelegen op het perceel en ligt in het moederplan binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten'. In 1989 heeft de gemeente Zaanstad de eigenaar van dit perceel bij brief aangeschreven het strijdig gebruik van het bouwwerk als woning te beëindigen. Hiertegen heeft de eigenaar destijds bezwaar gemaakt. In 1990 zijn deze bezwaren gegrond verklaard door de gemeente. Bij brief (beschikking) van 7 september 1990 heeft de gemeente laten weten de eerder gedane aanschrijving te vernietigen. In deze beschikking heeft de gemeente aangegeven dat het belang van de gemeente bij beëindiging van het gebruik van het bouwwerk als woning niet opweegt tegen de belangen die voor de eigenaar gemoeid zijn met de handhaving van dergelijk gebruik. Volgens de brief van de gemeente had de eigenaar, gelet op alle omstandigheden, redelijkerwijs mogen verwachten dat de gemeente van de toegekende bevoegdheid geen gebruik meer wenste te maken. De gemeente heeft dus in 1990 besloten niet handhavend op te treden tegen het gebruik als woning van het bouwwerk. Tot dusverre is dit gebruik voor deze locatie niet in het bestemmingsplan opgenomen, hoewel op het betreffende perceel wel een woonfunctie is toegestaan, echter alleen aan de straatzijde. Met deze herziening wordt de feitelijke situatie, waarvan al 37 jaar sprake is, alsnog vastgelegd. Ter plaatse van de woning wordt de aanduiding 'wonen uitgesloten' teruggelegd tot de achtergevel van de woning, zodat op dit deel van het perceel tevens gewoond mag worden (en niet meer uitsluitend aan de straatzijde). Het aantal woningen mag echter niet verder toenemen. Dit is in de planregels geborgd door middel van een maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding en een aanpassing van de planregels.
Het betreft hier een aanpassing van ondergeschikte aard. Vanuit 'milieu' zijn er geen aandachtspunten. Daarnaast zijn voor het bouwen/gebruiken van een pand als woning in de planregels van het moederplan reeds voorschriften opgenomen. Zo mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan 500 m3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter. Ook voor bijbehorende bouwwerken zijn regels opgesteld, welke aansluiten op de Nota woonbebouwing Zaanstad 2012. Er zijn geen belemmeringen om de aanduiding 'wonen uitgesloten' op dit perceel terug te leggen.
Op de verbeelding is de aanduiding 'wonen uitgesloten' ongeveer 11 meter verder terug komen te liggen ter hoogte van Kagerweg 3c, zodat de betreffende woning niet meer binnen deze aanduiding valt. Daarnaast is er op dit gedeelte van het perceel tevens een maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen, waarbij in dit geval maximaal 1 wooneenheid is toegestaan, zoals in de bestaande situatie het geval is. Binnen dit bouwvlak zijn nog twee (bestaande) woningen aanwezig. De betreffende planregels van de bestemming 'Gemengd' zijn hier tevens op aangepast. Aan de planregels is tevens toegevoegd dat binnen het bouwvlak maximaal het bestaande aantal woningen is toegestaan. Dit laatste geldt voor alle percelen met een gemengde bestemming.
Het betreft hier een wijziging naar aanleiding van een reeds verleende omgevingsvergunning voor het vergroten van een bedrijfshal. Daarnaast betreft het een aanpassing (reparatie) van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1'.
De (ruimtelijke) onderbouwing van deze aanpassing heeft reeds plaatsgevonden bij het verlenen van de omgevingsvergunning (projectafwijkingsbesluit) en is als Bijlage 2 toegevoegd aan deze Toelichting. Daarnaast is er op 2 juli 2015 een voorbereidingsbesluit vastgesteld en op 9 juli 2015 in werking getreden. Dit voorbereidingsbesluit is 1 jaar geldig, zodat op deze locatie niet alsnog nieuwe bebouwing opgericht kan worden en de ruimtelijke kwaliteit is veiliggesteld. Een en ander is in overleg met de eigenaar en de provincie Noord-Holland opgesteld. Zie voor een nadere toelichting de volgende subparagraaf.
Afbeelding 2.3: Verbeelding vigerend bestemmingsplan (moederplan)
Afbeelding 2.4: Verbeelding Eerste Pariële Herziening LGA
Daarnaast is binnen de agrarische bestemming de vorm van de contour van de functieaanduiding 'specfieke vorm van agrarisch - 1' aangepast. In het moederplan is deze aanduding per abuis niet juist overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan. Met deze herziening is dit alsnog hersteld.
Provinciaal beleid
Het bouwplan was in eerste instantie in strijd met de Provinciale Ruimtelijke Verordening, omdat de uitbreiding van de bedrijfshal buiten Bestaand Bebouwd Gebied is gelegen. In verband daarmee is in oktober 2014 met de eigenaar een compromis gesloten voor een verkleining en vormverandering van het bouwvlak. Doordat de ruimtelijke kwaliteit daardoor omhoog gaat en de noodzaak van deze uitbreidingsbehoefte voldoende is onderbouwd, is de provincie eind 2014 akkoord gegaan met deze maatwerkoplossing. Het totale bouwvlak wordt namelijk verkleind en de doorzichten worden beschermd. Omdat in een projectafwijkingsbesluit de afgesproken maatwerkoplossing niet kon worden geregeld, ging de provincie alleen akkoord met deze omgevingsvergunning, indien een voorbereidingsbesluit werd genomen voor dat deel van het bouwvlak dat in de maatwerkoplossing wordt weggenomen. Op deze manier wordt de ruimtelijke kwaliteit veiliggesteld, omdat ongewenste ontwikkelingen in de tussentijd worden tegengehouden.
Deze ontwikkeling is reeds onderbouwd en past binnen de beleidsuitgangspunten van zowel rijk, provincie als gemeente (zie Bijlage 1).
Uit de ruimtelijke onderbouwing, die is opgenomen in Bijlage 1, is reeds gebleken dat er vanuit 'milieu' en de overige omgevingsaspecten geen belemmeringen zijn en dat deze wijziging de kwaliteit van het gebied juist ten goede komt.
De wijziging op dit perceel houdt concreet een vormverandering van het bouwvlak in (zie afbeelding 2.3 en 2.4). Het gedeelte waar het bouwvlak is komen te liggen krijgt volledig een bedrijfsbestemming. Dat gedeelte waar het bouwvlak is vervallen heeft op de verbeelding een aanduiding 'opslag uitgesloten' gekregen. In de regels is de aanduiding 'opslag uitgesloten' opgenomen. Binnen deze aanduiding is buitenopslag uitgesloten. Daarnaast is op de verbeelding de vorm van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1' iets aangepast, zodat deze aansluit op de reeds bestaande situatie.
Het betreft hier het omzetten van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning, inclusief bijbehorend erf en met behoud van stallingverhuur (caravanstalling) in de achterliggende schuur. Het pand waarin de woning zich bevindt is tevens een splitsingswaardige woonboerderij (stolp).
In het moederplan is reeds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' naar 'Wonen' ten behoeve van het omzetten van een bestaande bedrijfswoning naar een (burger)woning. Eén van de voorwaarden om hieraan medewerking te verlenen is dat de wijzigingsbevoegdheid alleen kan worden gebruikt indien de (agrarische) bedrijfsvoering van andere bedrijven hierdoor niet wordt belemmerd. Op deze voorwaarde wordt in paragraaf 2.5.3 Omgevingsaspecten nader ingegaan.
Het gaat hier om een bestemmingswijziging van de gronden gelegen binnen het (voormalige) bouwvlak. Deze gronden krijgen een woonbestemming. De overige gronden behouden de agrarische bestemming. Het (voormalige) bouwvlak wordt aangepast en komt uitsluitend over de bestaande woning te liggen. De reden hiervoor is dat voorkomen moet worden dat er een buitenproportioneel grote woning gebouwd kan worden. De bouwregels voor bijbehorende bouwwerken bij de woning blijven wel gehandhaafd. Om het gebruik van de achterliggende schuur als caravanstalling voort te kunnen zetten heeft dit gebouw een functieaanduiding gekregen. Voor wat betreft de maximum toegestane goot- en bouwhoogte geldt dat de bestaande hoogtes zijn aangehouden in deze herziening. Voor de woning geldt een maximum goot- en bouwhoogte van 4 respectievelijk 10 meter. Voor de caravanstalling geldt een maximum goot- en bouwhoogte van 5 respectievelijk 7 meter. Voor de overige overwegingen wordt verwezen naar onderstaande subparagraaf.
Provinciaal beleid
Het omzetten van een voormalige agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning is niet in strijd met provinciaal beleid. Wel gelden op grond van de provinciale ruimtelijke verordening bij het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning de regels inzake ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de uitgangspunten zoals vermeld in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. Deze ontwikkeling heeft geen invloed op de historische structuren en de kernkwaliteiten van het gebied. Het gaat uitsluitend om een functiewijziging (buiten bestaand bebouwd gebied), waarbij geen nieuwe bebouwing mogelijk wordt gemaakt. Bovendien blijft de bestemmingswijziging beperkt tot het bouwvlak zoals deze in het moederplan is opgenomen. De historische structuren en kwaliteiten in het gebied worden hiermee in stand gehouden. Functiewijziging mag uitsluitend plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing. Het gaat hier om een kleinschalige functiewijziging binnen de bestaande bebouwing. Wel is het erf gelegen binnen het bouwvlak tevens als 'Wonen' bestemd. Nieuwbouw wordt echter niet toegestaan op dit perceel. Het voormalige bouwvlak krijgt een woonbestemming. De bestaande caravanstalling valt binnen het bouwvlak én binnen de woonbestemming en krijgt een functieaanduiding. Ander gebruik dan ten behoeve van het stallen van caravans (bestaand gebruik) en/of het wonen wordt hiermee uitgesloten. De overige gronden op het voormalige (bouw)perceel blijven een agrarische bestemming behouden conform het provinciale beleid. Geconcludeerd kan worden dat aan het provinciaal beleid wordt voldaan.
Daarnaast wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid voor erfbebouwing bij woningen. Deze regels zijn reeds verankerd in het moederplan. Voor het overige wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten van zowel rijk, provincie als gemeente.
Voor deze ontwikkeling heeft de gemeente Zaanstad een onderbouwing van de milieuaspecten opgesteld.
Bedrijven en milieuzonering
Voor de beoordeling van de ruimtelijke inpassing is de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' gebruikt. Deze handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk is uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Deze handreiking geeft richtafstanden voor de ruimte die moet worden aangehouden tussen bedrijven en gevoelige bestemmingen van derden. Deze richtafstand is afhankelijk van de omgeving waarin de woningen zich bevinden. In het algemeen geldt dat de richtafstand tot een gevoelige bestemming in een 'rustige woonomgeving' groter moet zijn dan tot een gevoelige bestemming in 'gemengd gebied'.
De aanvraag betreft de functiewijziging van een agrarische bedrijfswoning naar een normale woning. De afstand tussen de woning en het dichtstbijzijnde bedrijf is ca 110 meter. Het betreft hier een bedrijf waarvoor in het bestemmingsplan een maximale categorie 2 is vastgelegd. Dit bedrijf geeft geen belemmering. Verder ligt op ca. 280 meter een agrarisch bouwperceel. Deze afstand voldoet ook ruimschoots. De richtafstanden geven geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.
Geluid
Een afweging voor geluid is niet aan de orde op grond van de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer de wijziging via het bestemmingsplan wordt gerealiseerd, hoeft er geen (nieuwe) hogere waarde te worden vastgesteld. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een (burger)woning. In de bestaande situatie is reeds sprake van een geluidsgevoelige bestemming.
Geur
Het project is geurgevoelig. In de omgeving bevinden zich geuremitterende agrarische bedrijven. Op basis van de richtwaarden uit de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' geven deze geen belemmering.
Luchtkwaliteit
In Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen Wet milieubeheer (Wet Luchtkwaliteit) zijn de normen voor luchtkwaliteit opgenomen. In artikel 5.16 en 5.16a Wet milieubeheer staat hoe het onderwerp luchtkwaliteit bij planvorming in acht genomen dient te worden. Op basis hiervan kunnen projecten worden uitgevoerd indien:
De bijdrage van de functiewijziging is in het licht van de luchtkwaliteit niet relevant want het is een woning en het blijft een woning. Hierdoor vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de ontwikkeling.
Natuur
In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is de Polder Westzaan als beschermd natuurgebied Natura 2000 aangewezen. De bescherming behelst de instandhouding van de flora en fauna en het landschap. Voor dit Natura 2000 gebied is een beheerplan opgesteld en zijn instandhoudingsdoelstellingen gedefinieerd.
Het project ligt niet in de buurt van het Natura 2000 gebied Polder Westzaan. De natuurbeschermingswet vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Flora en fauna
De Flora- en Faunawet ziet toe op de bescherming van beschermde planten en dieren en kent een zorgplicht voor al het leven. Het betreft hier een formele functiewijziging die geen negatieve invloed heeft op eventueel aanwezige flora en fauna.
Externe veiligheid
Bij het project is een (beperkt)kwetsbaar object betrokken dat zich binnen het invloedsgebied van risicobron (een route vervoer gevaarlijke stoffen) bevindt. Verantwoording van het groepsrsico is niet aan de orde omdat de bezetting niet wijzigt. Ook komt er niet een kwetsbaarder groep te wonen.
Telecom antennes
Er komen geen woningen binnen 3 meter in het horizontale vlak en in de overige richtingen binnen 0,5 meter van een telecom antenne. Blootstelling aan elektromagnetische straling van telecom antennes vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Milieu-effectrapportage
Het Besluit milieueffectrapportage geeft regels wanneer een Milieueffectrapportage een verplicht onderdeel is van een bouwproject. Voor dit bouwproject is een onderzoek in het kader van de MER niet aan de orde omdat de functiewijziging geen effecten heeft op de omgeving.
Deze wijziging betreft uitsluitend een wijziging van de verbeelding. Het gedeelte van het perceel, welke in het moederplan binnen het bouwvlak is gelegen heeft op de verbeelding de bestemming Wonen gekregen. In het moederplan was dit de bestemming Agrarisch. Daarnaast zijn de maximum goot- en bouwhoogte aangepast. De voormalige agrarische bebouwing had een toegestane goot- en bouwhoogte van 6 resp. 15 meter. In dit plan wordt dat een goot- en bouwhoogte van 4 resp. 10 meter voor de woning. De goot- en bouwhoogte van de caravanstalling worden gewijzigd naar 5 resp. 7 meter. De bestaande caravanstalling heeft een functieaanduiding 'caravanstalling' gekregen. Op de woning ligt in het moederplan reeds een specifieke bouwaanduiding waarmee de woning onder voorwaarden gesplitst kan worden in twee wooneenheden. Deze aanduiding blijft gehandhaafd binnen de nieuwe bestemming.
Het betreft hier uitsluitend het verhogen van de goot- en bouwhoogte van het bedrijfsgebouw naar 5 respectievelijk 9 meter.
In 2010 is een omgevingsvergunning afgegeven, waarbij er een omzetting heeft plaatsgevonden van een deel van een agrarisch bouwperceel naar agrarisch loonbedrijf. Tevens is een vergunning verleend voor een gebouw met een goothoogte van 3 meter en een nokhoogte van 6 meter. Deze hoogtes zijn conform deze verleende omgevingsvergunning overgenomen in het moederplan. In het destijds ingediende (en later ingetrokken) beroepschrift (op het moederplan) wordt de noodzaak van de gevraagde verhoging van de goot- en nokhoogte gemotiveerd. In de agrarische sector wordt 'handenarbeid' tegenwoordig steeds meer vervangen door technologie c.q. gemechaniseerde dienstverlening. Daarnaast is de omvang per machine/werktuig de afgelopen jaren veelal toegenomen. Dit heeft geleid tot een behoefte aan in ieder geval hogere bedrijfsgebouwen. Veel machines en werktuigen hebben tegenwoordig een hoogte van 4 meter. Vanuit deze optiek kan de huidige stallingsruimte niet volledig benut worden. Het machinepark kan op deze wijze niet effectief en efficiënt gestald/gehuisvest worden binnen de inrichting. Een minimale goothoogte van 4,5 meter is nodig, zodat (landbouw)machines ook aan de zijkant van het gebouw (goothoogte) gestald kunnen worden en een doorgang in het gebouw mogelijk is/wordt. Naast de hoogte van de machines dient er rekening gehouden te worden met een vrije ruimte én een ruimte tussen de bovenkant van de deur én de goot, waardoor een hogere nokhoogte nodig is (minimaal 8 meter). Voor een efficiënt ruimtegebruik van het gebouw (en het terrein) is een verhoging van de goot- en bouwhoogte noodzakelijk.
Daarnaast heeft het loonbedrijf op het naastgelegen perceel (Zaandammerweg 26) reeds een toegestane goothoogte van 5 meter en een nokhoogte van 9 meter.
Een verhoging van de goot- en nokhoogte van 5 respectievelijk 9 meter wordt hiermee acceptabel geacht. Deze aanpassing doet geen afbreuk aan de ruimtelijke kwaliteit op het voormalig agrarisch bouwperceel en is verdedigbaar vanuit het gelijkheidsbeginsel.
Het betreft hier een beperkte aanpassing van het bestemmingsplan. In dat kader is dan ook geen toetsing aan het vigerende beleid opgenomen. Vanwege beperkte aanpassing en beperkte ruimtelijke impact is onderzoek naar de gevolgen voor sectorale aspecten achterwege gelaten.
Het betreft hier uitsluitend een aanpassing van de verbeelding. Op de verbeelding zijn de goot- en bouwhoogte aangepast van 3 naar 5 meter respectievelijk van 6 naar 9 meter. De betreffende bestemming en de overige functie- en gebiedsaanduidingen die op dit perceel liggen blijven onverminderd van toepassing.
Het betreft hier het herstel van een onvolkomenheid in het moederplan. In het moederplan zijn binnen de agrarische bestemmingen uitsluitend rijbakken binnen het bouwvlak en/of binnen de aanduiding 'specifieke vorm van sport - rijbak' toegestaan. Echter op grond van het in februari 2012 vastgestelde beleid voor paardenhouderijen zijn rijbakken behorende bij een (bedrijfs)woning en (dus) ten behoeve van hobbymatig gebruik ook toegestaan op een aangrenzende agrarische bestemming, indien binnen de woonbestemming (of de bedrijfsbestemming of de gemengde bestemming) onvoldoende ruimte aanwezig is. Per woning is één rijbaan toegestaan. Buiten het erf (en dus op agrarische bestemming) mag een buitenrijbaan niet worden afgeschermd anders dan door middel van linten of een aarden walletje van maximaal 60 centimer boven het maaiveld. Dit beleid is destijds afgestemd met de provincie Noord-Holland. De provincie heeft destijds geen zienswijzen ingediend tegen dit beleid. De mogelijkheid om rijbakken buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van sport - rijbak' op te richten is echter niet verankerd in het moederplan, terwijl dit wel was beoogd. Zo blijkt ook uit de Toelichting van het moederplan.
Met deze herziening wordt deze onvolkomenheid hersteld. Binnen de planregels van de agrarische bestemmingen is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid (van de bouwregels) opgenomen voor het onder voorwaarden toestaan van een hobbymatige rijbak behorende bij een woning. Dit kan tevens een (bedrijfs)woning zijn binnen de bestemming 'Bedrijf' of de bestemming 'Gemengd'.
Op 2 maart 2015 heeft de provincie Noord-Holland het Provinciaal Inpassingsplan (PIP) 'Aanpassen geluidzone Westpoort en Hoogtij' vastgesteld. Een deel van het PIP valt samen met het plangebied van deze herziening heen. Met het PIP zijn de geluidzones van de industrieterreinen Westpoort en Hoogtij (Bedrijvenpark Westzanerpolder) aangepast. Het PIP is een zogenaamde 'facetherziening', waarbij slechts het facet 'aanpassing geluidszone' en in verband met dezonering 'aanpassing van de contour industrieterrein' wordt geregeld. Dit betekent dat alle onderliggende bestemmingsplannen, voor zover niet strijdig met het PIP, hun werking behouden. Met de inwerkingtreding van het PIP zijn de geluidzones in het bestemmingsplan Landelijk gebied Assendelft dus komen te vervallen (met uitzondering van de geluidzone van Gascompressorstation Beverwijk).
In het PIP is vastgelegd dat de bevoegdheid van de gemeenteraden om een bestemmingsplan vast te stellen voor de gronden in het plangebied van het inpassingsplan niet worden 'bevroren' (op grond van artikel 3.26, vijfde lid Wro), voor zover met de vaststelling van een bestemmingsplan de geluidcontouren en de begrenzing van het industrieterrein Westpoort, die met het inpassingsplan worden geregeld, niet worden geraakt. De bevoegdheid van de gemeenteraden om bestemmingsplannen vast te stellen ten behoeve van het wijzigen van de geluidszone en de begrenzing van het industrieterrein Westpoort is weer ontstaan de dag na inwerkingtreding van het PIP.
Er moet echter worden voorkomen dat geluidzones als vervallen of aangepast worden beschouwd. Concreet betekent dit dat de geluidzones van Westpoort en Hoogtij en de begrenzing van Westpoort in nieuwe bestemmingsplannen overgenomen dienen te worden. In deze herziening zijn dan ook de geluidzones van de industrieterreinen Westpoort en Hoogtij, zoals vastgesteld in het PIP één op één overgenomen door middel van twee verschillende gebiedsaanduidingen ('geluidzone - industrie 1' en 'geluidzone - industrie 2') en een aanpassing van de planregels.
Het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan:
De resultaten van de reacties van dit overleg zijn in onderstaand schema opgenomen:
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegen, te weten van 16 juni 2016 tot en met 3 augustus 2016. Tijdens deze periode is een zienswijzen ingediend namens de firma Van der Stelt, Kanaalweg 16 te Assendelft.
De zienswijze houdt het volgende in.Indiener vindt het op zich logisch dat het perceel Kanaalweg 16 niet behoort tot de percelen waarvan het planologisch kader wordt aangepast bij deze partiële herziening. De ontwikkelingen die er spelen, zijn namelijk nog niet voldoende concreet dat ze konden worden meegenomen in deze herzieningsprocedure.
Desalniettemin vindt hij dat enkele aspecten van de onlangs gewijzigde Provinciale ruimtelijke verordening (PRV) een plek verdienen in het ontwerpbestemmingsplan. Als dat zou gebeuren zouden de gebruiksmogelijkheden van zijn perceel iets ruimer worden.Het betreft de artikelen 17a en 26 en het vervallen van artikel 28 PRV.
1.
Op grond van het nieuwe artikel 17a van de PRV wordt onder voorwaarden verplaatsing en uitbreiding van agrarisch aanverwante bedrijven toegestaan in het landelijk gebied.
2.
Op grond van het nieuwe artikel 26 PRV is de maximale omvang van het agrarisch bouwperceel in een gebied voor gecombineerde landbouw waarvan hier sprake is, 1,5 ha. Onder voorwaarden kan deze omvang groter worden, tot een maximum van 2 ha. Gemotiveerd moet worden dat de uitbreiding noodzakelijk is voor het primaire productieproces.
3.
Doordat artikel 28 PRV is vervallen, is het voortaan mogelijk dat niet grondgebonden agrarische activiteiten zijn toegestaan in gebieden voor gecombineerde landbouw.
Algemeen commentaar gemeente.
Op 28 januari 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) uitspraak gedaan (201309767/1R1) op de beroepen die waren ingediend tegen het op 5 september 2013 vastgestelde bestemmingsplan Landelijk gebied Assendelft. Eén van de beroepen is deels gegrond verklaard. Een deel van het raadsbesluit van 5 september 2013 is hiermee vernietigd. Deze uitspraak is onder andere de aanleiding voor deze eerste partiële herziening. Daarnaast vormt een vijftal (recente) ontwikkelingen, waarvoor deels toezeggingen zijn gedaan door de gemeente in de beroepszaak, dan wel waarvoor reeds vergunning is verleend ook een aanleiding voor deze herziening. Tot slot waren inmiddels enkele onvolkomenheden uit het bestemmingsplan Landelijk gebied Assendelft (2013) aan het licht gekomen die met deze herziening worden hersteld.
Specifiek commentaar gemeente betreffende het perceel van indiener.
Het perceel van indiener heeft op het bovenstaande geen betrekking en is om die reden niet meegenomen bij het ontwerpbestemmingsplan. Ook is door indiener geen verzoek hiervoor ontvangen. Voorts merken wij op dat de aangehaalde wijzigingen in de PRV geen betrekking hebben op de gevallen die in deze herziening zijn meegenomen. De wijzigingen van de PRV worden conform hetgeen de PRV voorschrijft, verwerkt bij de volgende integrale herziening van het gehele bestemmingsplan Landelijk gebied Assendelft. Bovendien zijn er nu nog onvoldoende aanknopingspunten om de zienswijze van indiener alsnog bij de vaststelling van het bestemmingsplan te honoreren: Zoals indiener zelf al aangeeft spelen er wel enkele ontwikkelingen maar zijn deze nog niet dermate concreet dat ze in deze herzieningsprocedure konden worden meegenomen. Van concrete uitbreidingsplannen is derhalve geen sprake. Wat betreft de inhoudelijke zaken met betrekking tot de door indiener aangehaalde wijzigingen van de PRV die naar zijn mening tot grotere gebruiksmogelijkheden van zijn perceel kunnen leiden merken wij op dat wij met indiener in constructief gesprek zijn over zijn uitbreidingswensen. In goed overleg wordt bezien hoe deze het beste juridisch- planologisch kunnen worden vormgegeven.
3.2 Economische uitvoerbaarheid
Omdat deze partiële herziening voorziet in voornamelijk ondergeschikte aanpassingen is afgezien van het opstellen van een planschaderisicoanalyse. Het is niet aannemelijk dat eventuele planschade zodanig hoog zal zijn dat dit een belemmering zal vormen voor de uitvoerbaarheid van deze herziening.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in artikel 6.2.1 een opsomming gegeven van de bouwplannen die worden beschouwd als bouwplan in de zin van artikel 6.12 Wro waarvoor een exploitatieplan dient te worden vastgesteld indien het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd. Voorliggend bestemmingsplan maakt geen bouwplannen mogelijk, die zijn benoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit betekent dat tegelijkertijd met dit bestemmingsplan geen exploitatieplan moet worden vastgesteld, waarmee de gemeente de door haar te maken kosten kan verhalen op de initiatiefnemer.