direct naar inhoud van Regels
Plan: Havenstraat - Hemkade
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3801BP-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Havenstraat - Hemkade met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3801BP-0301 van de gemeente Zaanstad;

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aanleggen:

het uitvoeren van werk(en), geen bouwwerk(en) zijnde, of van werkzaamheden;

1.4 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijke gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.5 achtergevel:

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.6 achtergevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw, evenwijdig aan het openbaar gebied, tot aan de perceelsgrenzen;

1.7 activiteit:

een activiteit als bedoeld in de genoemde functies in dit omgevingsplan;

1.8 afgraven en ophogen van de bodem:

het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd dan wel verhoogd. Hieronder wordt niet begrepen:

  • a. de werkzaamheden, die in het kader van het normale onderhoud worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
  • b. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weer te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
  • c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden);
1.9 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de (mogelijk) in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.10 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingsbeeld:

het aanzicht van bebouwing dat wordt bepaald door:

  • de langs een wegzijde of binnen een samenhangend cluster van bebouwing aanwezige gevelbreedten;
  • kavelgrootten;
  • grondvlakken;
  • goot- en nokhoogtes;
  • voorgevelrooilijnen - die bepalend zijn voor de afstand tussen bebouwing en buitenruimte-, nokrichting, kapvormen en maaswijdten tussen bouwwerken (doorzichten);
1.13 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in deze regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.14 bed & breakfast:

gebruik dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en hoofdzakelijk gericht is op het verschaffen van tijdelijk nachtverblijf in een gedeelte van een woning en/of bijgebouwen, betreffende niet meer dan 6 slaapplaatsen;

1.15 bedrijf:

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen/of en verhandelen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huisgebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.16 bedrijfsactiviteit:

het product- of dienstenaanbod van de onderneming;

1.17 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

1.18 bedrijfsverzamelgebouw:

een gebouw dat dient om verschillende bedrijven in te huisvesten, gericht op innovatie doordat bedrijven kunnen profiteren van elkaars expertise, arbeid en netwerken alsmede elkaar kunnen inspireren;

1.19 beeldbepalend pand:

een gebouw dat op culturele of historische gronden bescherming geniet van de gemeente;

1.20 beperkt kwetsbaar object:

beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.21 bestaand (in relatie tot bebouwing):

bebouwing aanwezig ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van ter inzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.22 bestaand (in relatie tot gebruik):

gebruik dat legaal bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.23 bestemmingsgrens/functiegrens:

de grens van een bestemmingsvlak dan wel een functievlak, waarbij een bestemmingsgrens van toepassing is op het consoliderende plandeel en functiegrens op het transformerende plandeel;

1.24 bestemmingsplanactiviteit:

activiteit waarvoor in het omgevingsplan een vergunningplicht is gecreëerd en regels zijn gesteld, op basis van het bepaalde in artikel 2.1 lid 1 sub c en sub g Wabo;

1.25 bestemmingsvlak/functievlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming dan wel functie, waarbij een bestemmingsvlak van toepassing is op het consoliderende plandeel en functievlak op het transformerende plandeel;

1.26 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.27 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.28 bijbehorende bouwwerken:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand ondergeschikt gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.29 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.30 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat bestaat uit één of meer ruimten waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen, zulks met uitsluiting van zolders of souterrains die niet beloopbaar zijn;

1.32 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.33 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.34 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.35 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.36 bunkerschip:

een aangemeerd schip voorzien van een bedrijfswoning en brandstofbunkers ten behoeve van het opslaan en distribueren van brandstof(fen) voor de scheepvaart;

1.37 bunkerstation:

een drijvend, maar niet zelfstandig varend, bedrijf met als hoofdactiviteit de opslag en de levering van brandstof voor voortstuwing van schepen, inclusief op het bunkerstation gerealiseerde bebouwing als een ondergeschikte scheepswinkel en ruimten ten behoeve van de administratie van het eigen bunkerstation en tevens voor het afmeren van bij het bedrijf behorende bunkerschepen en leurschepen;

1.38 brutovloeroppervlak (bvo):

de totale gecumuleerde vloeroppervlakte in m2 van alle bouwlagen met inbegrip van de eventueel daartoe behorende bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc. maar met uitzondering van onder maaiveld gelegen ruimten, gebouwde (on)zelfstandige parkeervoorzieningen en buitenruimten;

1.39 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.40 creatieve industrie, media en entertainment:

economische activiteiten waar kennis, informatie, innovatie en symbolische waarden centraal staan, zoals modeontwerp, architectuur, musea, productie van films en games en de beoefening en productie van podiumkunsten;

1.41 cultuur en ontspanning:

activiteiten gericht op educatie, vermaak en ontspanning, waaronder voorstellingen, en naar de aard daarbij behorende toeristische, recreatieve en culturele activiteiten, met uitzondering van evenementen, versterkte muziek en horeca maar met inbegrip van ondergeschikte horeca en leisure;

1.42 cultuurhistorische waarden:

de aan het gebied of bouwwerk toegekende waarde, op basis van tastbare elementen en structuren, in verband met de ouderdom dan wel de gebruiksgeschiedenis en historische gaafheid;

1.43 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.44 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.45 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de nok is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.46 dakloggia:

een 'omgekeerde' dakkapel. Dit is geen uitbouw van, maar een uitsparing in de kap;

1.47 dakvlak:

een hellend vlak in een dak;

1.48 detailhandel:

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt. Horeca en internethandel worden hier niet onder begrepen;

1.49 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet-commerciële diensten;

1.50 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak:

  • waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
  • waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.51 ecologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.52 eerste bouwlaag (plint):

de bouwlaag op de begane grond;

1.53 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.54 erftoegangsweg:

een weg met een buurtontsluitende of erfontsluitende functie voor verkeer (daaronder ook begrepen langzaam verkeer);

1.55 evenement:

elke voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, waaronder begrepen een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van de APV, op de weg, een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg, een klein evenement of een snuffelmarkt. Onder een evenement wordt niet verstaan een bioscoopvoorstelling, een markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet, een kansspel als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

1.56 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.57 functiescheidingslijn:

een aanduiding die de scheiding vormt tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende functies en activiteiten zijn toegestaan;

1.58 fysieke leefomgeving:

de fysieke leefomgeving omvat onder andere de volgende thema's:

  • a. bouwwerken;
  • b. infrastructuur;
  • c. watersystemen;
  • d. water;
  • e. bodem;
  • f. lucht;
  • g. landschappen;
  • h. natuur;
  • i. cultureel erfgoed;
1.59 garage:

een niet tot de openbare weg behorende of niet voor het openbaar verkeer toegankelijke, geheel of gedeeltelijk besloten of open ruimte of samenstel van ruimten, bedoeld voor en in gebruik als autostalling;

1.60 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.61 gebruik:

het gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.62 geluidsarchitect:

een door het college aan te wijzen adviseur c.q. akoestisch modelbeheerder van Hembrug, die deel uitmaakt van het supervisieteam, en zowel voorafgaand aan de aanvraag om omgevingsvergunning kan adviseren en voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning verplicht adviseert over onder andere de akoestische situatie, situering van bouwwerken en te nemen maatregelen om een zo gunstig mogelijk akoestische situatie te verkrijgen met als doel een goed woon- en leefklimaat;

1.63 geluidsgevoelige objecten:
  • woningen;
  • onderwijsgebouwen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • kinderdagverblijven;

voor zover deze geen onderdeel uitmaken van de inrichting;

1.64 geluidsluwe gevel:

de zijde van een gebouw waar de gevelbelasting de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder niet overschrijdt, dan wel een serre of loggia is gerealiseerd waardoor de voorkeursgrenswaarde op de scheidingsconstructie van de achtergelegen verblijfsruimte niet wordt overschreden;

1.65 geluidwerend vlies:

Een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen als gevolg waarvan voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder, en waarbij de afstand tussen geluidwerende vlies en gevel tenminste 0,5 meter is en waarbij er tussen geluidwerende vlies en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm³ per seconde per m² vloeroppervlak van de achterliggende woning(en).

1.66 groenvoorziening:

ruimten in de open lucht in openbaar gebied, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, bermen, plantsoenen, oevervoorzieningen en open speelplekken met of zonder speeltoestellen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen;

1.67 grootschalige detailhandel:

verkoop aan particulieren van goederen in kleine hoeveelheden maar op een verkoopvloeroppervlakte (vvo) van tenminste 1.500 m2 per vestiging. Hiertoe behoren zowel supermarkten als grote meubelzaken;

1.68 handelsreclame:

iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

1.69 hogere waarde:

een bij een bestemmingsplan of omgevingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van een geluidsgevoelig object, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.70 hoofdfunctie:

de belangrijkste functie waar de kenmerkende activiteiten plaatsvinden waarvoor het hoofdgebouw en/of de gronden mogen worden gebruikt;

1.71 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.72 horeca-bedrijf:

een inrichting die in zijn algemeenheid is gericht op activiteiten, zoals de bedrijfsmatige verstrekking van dranken en/of etenswaren, en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, en/of het verlenen van logies met gehele of gedeeltelijke verzorging. Daarbij worden de volgende categorieën onderscheiden:

  • Categorie I "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
    1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca, zoals automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur;
    1b. Overige lichte horeca, zoals bistro, grand-café, restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice), hotel;
    1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zijnde bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een brutovloeroppervlakte (bvo) van meer dan 250 m², restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives);
  • Categorie 2 "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals bar, bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen);
  • Categorie 3 "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals dancing, discotheek, nachtclub en partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen;
1.73 hotel:

een horeca-bedrijf die tot doel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet- als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor de consumptie ter plaatse;

1.74 huisgebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel en/of horeca;

1.75 huisgebonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel en/of horeca;

1.76 huishouden:

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksverbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband;

1.77 incidentele festiviteit:

een activiteit binnen de inrichting van een horeca-exploitatievergunning waarbij meer geluid mag worden gemaakt dan op grond van de exploitatievergunning is toegestaan;

1.78 internethandel:

handel waarbij:

  • a. de verkoop via internet en andere media verloopt;
  • b. geen showroom aanwezig is om producten te bekijken;
  • c. er geen sprake is van fysiek contact tussen de verkopende en de kopende partij;
  • d. betaling via internet verloopt;
  • e. er opslag plaatsvindt zonder dat producten ter plaatse worden afgehaald (pick-up point);
  • f. de levering per post of koeriersdienst verloopt;
1.79 kamer(ver)huur:

Het bewonen van een deel van een woning, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren;

1.80 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.81 kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch, ontwerp technisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen;

1.82 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.83 kegelschip:

een schip dat gevaarlijke of schadelijke stoffen aan boord heeft en daarom volgens wettelijk voorschrift overdag één of meer blauwe kegels moet voeren;

1.84 kunstwerk:

een uiting van beeldende kunst van een kunstenaar;

1.85 kwaliteitsteam:

een door het college aan te wijzen team van adviseurs c.q. deskundigen dat tot doel heeft de nagestreefde ruimtelijke kwaliteit van Hembrug te bewaken en bij een omgevingsvergunningaanvraag dan wel afwijking toetst of de beoogde kwaliteit van het initiatief aansluit bij de kwaliteitseisen voor het Hembrug en adviseert over de toepassing van de ruimtelijke kwaliteitseisen. Het kwaliteitsteam staat onder leiding van de supervisor;

1.86 kwetsbare objecten:

kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.87 landschap:

een eenheid van geologische, biologisch-/ecologisch en cultuurhistorische elementen die met elkaar in een gegeven gebied een logisch geheel vormen;

1.88 leurschip:

schip dat gebruikt wordt om goederen aan schippers te verkopen door te pendelen tussen het bunkerstation en het schip dat de goederen inkoopt.

1.89 maaiveld:

bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.90 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder gezondheidszorg, jeugdopvang, buitenschoolse opvang, praktijkruimten, welzijnsinstellingen en/of zorginstellingen;

1.91 maatvoeringsvlak:

het geometrisch bepaald vlak, dat onder andere goot- en bouwhoogtes, bebouwingspercentages scheidt;

1.92 maatwerkvoorschriften:

nadere eisen als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder d van de Wro;

1.93 medische en paramedische voorzieningen:

een instelling zoals een ziekenhuis c.a., kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling, algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria en daarmee gelijk te stellen instellingen en voorzieningen;

1.94 monument:

beschermd of te beschermen overblijfsel van vroegere cultuur, nijverheid, dat valt onder de bescherming van de Erfgoedwet dan wel de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening;

1.95 monumentencommissie:

een op basis van de Monumentenwet (sinds 2016 vervangen door de Erfgoedwet) ingestelde commissie met als taak het bevoegd gezag op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet, de provinciale dan wel gemeentelijke monumentenverordening, de Wabo en dit plan;

1.96 NEN:

de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde ten tijde van het inwerkingtreden van dit plan;

1.97 nettovloeroppervlak (nvo):

de totale gecumuleerde oppervlakte in m2 van alle bouwlagen waarbij bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc. buiten beschouwing worden gelaten en met uitzondering van onder maaiveld gelegen ruimten en gebouwde (on)zelfstandige parkeervoorzieningen;

1.98 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt, gehouden of gebracht;

1.99 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes en apparatuur voor telecommunicatie;

1.100 oevervoorziening:

de grondkerende constructie aan en in de aan een watergang grenzende kant van een terrein;

1.101 omgevingsplan:

een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.102 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel als onderdeel van een hoofdactiviteit, bestaande uit:

  • a. geen groter brutovloeroppervlakte (bvo) dan 25% van het nettovloeroppervlak (nvo) van de hoofdactiviteit; en
  • b. een maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 500 m2;
1.103 ondergeschikte activiteit of voorziening (overig):

activiteit of voorziening als onderdeel van een hoofdactiviteit bestaande uit:

  • a. geen groter brutovloeroppervlak (bvo) dan 30% van de brutovloeroppervlakte (bvo) van de hoofdactiviteit; en een maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 30 m²;

met uitzondering van de ondergeschikte activiteiten als bedoeld onder 1.102, 1.104 en 1.105;

1.104 ondergeschikte horeca:

horeca als onderdeel van een hoofdactiviteit, bestaande uit:

  • a. geen groter brutovloeroppervlak (bvo) dan 50% van het nettovloeroppervlak (nvo) van de hoofdactiviteit; en
  • b. een maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 250 m2; en
  • c. uitsluitend activiteiten in de categorie 1, zoals bedoeld in 1.72;
1.105 ondergeschikte kantoren:

kantoor als onderdeel van een hoofdactiviteit, bestaande uit:

  • a. geen groter brutovloeroppervlak (bvo) dan 50% van het nettovloeroppervlak (nvo) van de hoofdactiviteit; een maximum brutovloeroppervlakte (bvo) van 500 m2;
1.106 openbaar toegankelijk gebied:

de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.107 onderdoorgang:

een op de verbeelding aangegeven gebied waarbinnen een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht, met dien verstande dat zichtlijnen gehandhaafd en gerespecteerd worden;

1.108 ondergrondse en bovengrondse technische infrastructuur:

een verzameling voorzieningen (kabels en leidingen) die nodig is voor het transport van elektronische gegevens, nutsgoederen en dergelijken die zowel boven als ondergronds gelegen kunnen zijn;

1.109 overbouwing:

het op de verdieping overkluizen van onderliggende gronden door bebouwing, met dien verstande dat zichtlijnen gehandhaafd en gerespecteerd worden;

1.110 parkeervoorziening:

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van verkeer;

1.111 peil:

onder peil wordt verstaan:

  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
  • b. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • d. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.112 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.113 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee gelijk te stellen gebied;

1.114 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.115 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.116 slopen:

het afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan;

1.117 sociale veiligheid:

de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen persoonlijk leed door misdrijven, overtredingen en overlast voor andere mensen;

1.118 sociale huurwoning:

Een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste vijfentwintig jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.119 speelvoorzieningen:

voorzieningen voor speelgelegenheden, zoals speeltoestellen, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en ouderen en sport- en speelplaatsen/-terreinen/ -tuinen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, (verharde) skatebanen, sport- en spelattributen/- toestellen (doelwanden, basketbalpalen, ballenvangers, beweegtoestellen etc.) en trapvelden;

1.120 steiger:

constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor één of meerdere plezier- (recreatie) dan wel beroepsvaartuigen;

1.121 stedenbouwkundige kwaliteit:

de kwaliteiten zoals benoemd in de beleidslijn 'Gebiedskwaliteit Hembrug', waarin de kwaliteiten per deelgebied zijn uitgewerkt;

1.122 supermarkt:

detailhandel in de vorm van een zelfbedieningszaak met een grote verscheidenheid aan hoofdzakelijk levensmiddelen;

1.123 supervisor:

een door het college aan te wijzen adviseur c.g. leider van het kwaliteitsteam;

1.124 terras:

de buiten de besloten ruimte van het bedrijf liggende gronden waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt door het betreffende bedrijf;

1.125 tijdelijk verblijf:

de tijdelijke bewoning van een woning voor een periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden;

1.126 tuin:

de gronden van een bouwperceel behorende bij een hoofdgebouw;

1.127 tuincentrum:

een detailhandelsbedrijf met een al dan niet overdekte verkoopvloeroppervlakte (vvo), waar levende en niet-levende artikelen voor tuininrichting, tuindecoratie, planten en daaraan verwante artikelen ten verkoop worden aangeboden;

1.128 veiligheidszone:

een ruimtelijke zone langs bepaalde transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of rondom de opslag en doorzet van gevaarlijke stoffen;

1.129 verblijfsmiddelen:

de voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en kampeermiddelen zijnde;

1.130 verkeer en verblijven:

functies en activiteiten die verband houden met:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. waterhuishouding;

met de daarbij behorende bouwwerken;

1.131 verkoopvloeroppervlak (vvo):

de gecumuleerde totale oppervlakte in m2 op alle bouwlagen van de voor het publiek toegankelijke ruimte waar goederen zijn tentoongesteld en/of uitgestald ten behoeve van verkoop;

1.132 versterkte muziek

muziek van bands en dj's;

1.133 volumineuze detailhandel:

detailhandel in volumineuze goederen zoals personenauto's, motoren, caravans, boten, scooters, zwembaden, buitenspeeltoestellen, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen en detailhandel die zich uit oogpunt van ruimtelijke ordening niet onderscheidt van de hiervoor genoemde detailhandel;

1.134 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, dan wel gelet op uitstraling ervan, als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.135 voorgevellijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.136 voorgevelrooilijn:

de naar de weg gekeerde voorgevel van hoofdgebouwen of het verlengde daarvan, over meerdere percelen;

1.137 voorkeursgrenswaarden:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.138 watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.139 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen overstroming;

1.140 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers,

1.141 weg:

zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

1.142 wind- en waterdicht:

bescherming van een monumentaal bouwwerk tegen weersinvloeden die reeds worden getroffen voorafgaand aan het herbestemmen en restaureren van het bouwwerk met een permanent karakter;

1.143 Wabo:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.144 wonen:

gehuisvest zijn in een woning of ander daartoe bedoeld object;

1.145 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van een huishouden onderverdeeld naar:

  • a. zelfstandig: een woning met een eigen ingang en niet met anderen gedeelde keuken en of sanitair;
  • b. onzelfstandig: een woning bestaande uit een privédomein in combinatie met een met anderen gedeelde ingang, keuken dan wel sanitair;
1.146 woonschip:

drijvend of varend object om in te wonen, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een waterwoning;

1.147 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, zoals administratie, informatie- en communicatietechnologie, marketing, reclame, advocaten, makelaars, advies- en ingenieursbureaus en training;

1.148 zijgevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel, bouwvlak of bestemming worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals bedoeld in 2.10;

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.4 bouwdiepte:

vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk;

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij de uitstekende delen van ondergeschikte aard tot 0,50 meter buiten beschouwing blijven;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het afgewerkte maaiveld ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 vloeroppervlakte:

de gecumuleerde totale oppervlakte in m2 van de verticale projectie van overdekte en niet-overdekte bouwdelen die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen, uitgezonderd schalmgaten of vides met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 4 m2 en ongeacht de vloerconstructie of de wijze van verharding;

2.10 ondergeschikte bouwdelen:

Een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel van een bouwwerk. De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:

  • plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • airco-installaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  • luifels en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingen consolideren

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met daar aan ondergeschikt:

  • b. landschapsontwikkeling/-behoud en ecologie;
  • c. dagrecreatie;
  • d. nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen en nautische verkeersvoorzieningen;
  • f. verkeer en verblijven alsmede de ontsluiting;
  • g. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • h. fiets- en voetpaden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:

  • a. het bouwwerk mag geen gebouw: zijn;
  • b. de maximum bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte van speeltoestellen/- voorzieningen bedraagt 5 meter ;
  • d. de maximum bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van verkeer, kunstobjecten en lichtmasten bedraagt 10 meter;
  • e. de maximum bouwhoogte van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen bedraagt 12 meter;
  • f. de maximum bouwhoogte van een reclamemast bedraagt 20 meter;
  • g. de maximum bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter .
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen

Gronden en panden binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt worden overeenkomstig de functie(s) zoals omschreven in lid 3.1.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voor- en zijtuinen, behorende bij de op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
  • b. wonen, slechts voor zover dit plaatsvindt binnen de bijbehorende bouwwerken in de vorm van een erker en voor zover gebouwd aan en ten behoeve van het hoofdgebouw en op de aangrenzende gronden met de bestemming 'Wonen';
  • c. toegangsvoorzieningen tot de aangrenzende percelen of het bijbehorende hoofdgebouw;

met de daarbij behorende:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mogen uitsluitend erkers en erfafscheidingen worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. aan de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw is een erker/serre toegestaan, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de breedte van de erker/serre niet meer mag bedragen dan 65 % van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 2. de voorzijde van de erker/serre niet meer dan 1,5 meter voor de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw mag beslaan;
    • 3. de hoogte van de erker/serre niet meer dan de hoogte van de vloer van de eerste verdiepingsvloer van het bijbehorende hoofdgebouw +0,30 meter mag bedragen;
    • 4. een afdak boven de voordeur verbonden met de erker is toegestaan tot een maximum van de diepte van de betreffende erker;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, fiets- en voetpaden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen op on- en/of verhard terrein;
  • d. verkeersvoorzieningen, scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen, water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  • g. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • 2. de brutovloeroppervlakte (bvo) per gebouw mag niet meer dan 25 m² bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte terreinafscheidingen: 2 meter;
  • b. maximum bouwhoogte speeltoestellen/ - voorzieningen en ballenvangers: 5 meter;
  • c. maximum bouwhoogte andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • d. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen: 12 meter;
  • e. de maximum bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van verkeer, kunstobjecten en lichtmasten 10 meter bedraagt;

Artikel 6 Water - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. beroeps- en recreatievaart;
  • c. een afmeerlocatie voor maximaal 2 schepen per aanduidingsvlak voor charter/verhuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 3';
  • d. een brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • e. een veerhaven ter plaatse van de aanduiding 'veerhaven';

met de daarbij behorende:

  • f. steigers en andere werken ten behoeve van waterrecreatie en beroepsmatig varen;
  • g. oeverstroken en groenvoorzieningen;
  • h. sluizen, kaden, havenvoorzieningen;
  • i. op- en overslag, palen, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  • j. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • k. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen: 12 meter;
  • b. maximum lengte van een steiger: 6 meter;
  • c. maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 5 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het aan- en afmeren of afgemeerd houden van:
    • 1. schepen anders dan ten behoeve van het gebruik ten dienste van de bestemming dan wel het gebruik van de aangrenzende gronden;
    • 2. woonschepen;
    • 3. recreatievaartuigen;
  • b. het belemmeren van een vlotte, veilige, doelmatige en milieuvriendelijke afwikkeling van het scheepvaartverkeer en in stand houden van de oevers.

Artikel 7 Water - Scheepvaartvoorzieningen - Voorlopig

7.1 Bestemmingsomschrijving voorlopige bestemming

De voor 'Water - Scheepvaartvoorzieningen - Voorlopig' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. beroeps- en recreatievaart;
  • c. afmeerlocatie voor de in- en verkoop van vaartuigen kleiner dan 22 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1';
  • d. een bunkerstation, met ondergeschikte detailhandel en maximaal drie bij de inrichting behorende leurboten, ten behoeve van de scheepvaart ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 2';

met de daarbij behorende:

  • e. steigers en andere werken ten behoeve van waterrecreatie en beroepsmatig varen;
  • f. kaden;
  • g. op- en overslag, palen, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  • h. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • i. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
7.2 Bouwregels voorlopige bestemming

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen: 12 meter;
  • b. maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde: 5 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het aanleggen, of laten aanleggen, dan wel afmeren van kegelschepen.

7.4 Geldigheidstermijn voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming, zoals bedoeld in lid 7.1, geldt voor een periode van maximaal 10 jaar, te rekenen vanaf het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. De voorlopige bestemming vervalt in ieder geval op het moment dat de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 7.1 sub c en d feitelijk en duurzaam zijn beëindigd.

7.5 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemming Water-1

De voor 'Water - Scheepvaartvoorzieningen - Voorlopig' aangewezen gronden zijn, na het verstrijken van de termijn als bedoeld in lid 7.4, bestemd voor:

  • a. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. beroeps- en recreatievaart;

met de daarbij behorende:

  • c. steigers en andere werken ten behoeve van waterrecreatie en beroepsmatig varen;
  • d. op- en overslag, palen, laad- en losplaatsen en andere oevervoorzieningen;
  • e. scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  • f. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
7.6 Bouwregels definitieve bestemming

Op en onder de in lid 7.5 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde: 5 meter;
  • b. maximum lengte van een steiger: 6 meter;
  • c. maximum bouwhoogte scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen: 12 meter.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van huisgebonden beroep of huisgebonden bedrijf;
  • b. garages ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';

met de daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
8.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen per bouwvlak mag niet worden uitgebreid;
  • c. de woningen mogen zowel vrijstaand, twee aaneen en aaneengebouwd worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en/of bouwhoogte toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mag de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen;
  • f. dakkapellen zijn toegestaan, onder de voorwaarden zoals opgenomen in lid 8.2.2 onder i;
  • g. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen de bouwvlakken en op de bij het hoofdgebouw behorende erven die liggen binnen de bestemming mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50% van het achter de achtergevel van het hoofdgebouw gelegen deel van de in lid 8.1 bedoelde gronden tot een maximum van 75 m². Indien het oppervlak van het erf achter de achtergevel van het hoofdgebouw groter is dan 300 m², mag maximaal 100 m² worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw + 0,3 meter;
  • d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk is gelijk aan of kleiner dan die van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ligt minstens 1,50 meter onder de nok van het hoofdgebouw;
  • f. naast het hoofdgebouw gelegen bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan aan één zijde van de woning;
  • g. de maximale breedte van naast het hoofdgebouw gelegen bijbehorende bouwwerken is 60% van de breedte van het hoofdgebouw met een maximum van 5 meter;
  • h. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en het hoofdgebouw (inclusief eventuele aanwezige bijbehorende bouwwerken) moet ten minste 2 meter bedragen;
  • i. dakkapellen in het voordakvlak of in een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak of achterdakvlak zijn toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer dan 1,75 meter bedraagt;
    • 2. de zijkant meer dan 0,5 meter van de erfgrens of van de zijkant van het dakvlak is gelegen;
    • 3. de bovenkant meer dan 0,5 meter van de nok is gelegen;
    • 4. de voet tussen 0,5 meter en 1 meter boven de goot is gelegen;
    • 5. de breedte niet meer bedraagt dan:
      • 50% van de voorgevel met een maximum van 4,5 meter; dan wel
      • 70% van de zijgevel of achtergevel;
    • 6. niet meer dan twee dakkapellen per dakvlak zijn toegestaan;
    • 7. bij het plaatsen van twee dakkapellen op een dakvlak deze op één lijn en met een minimale tussenruimte van 0,6 meter gebouwd moeten worden.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
  • b. maximum bouwhoogte van andere bouwwerken: 3 meter.
8.2.4 Dakterras

Voor het bouwen van een dakterras gelden de volgende bepalingen:

  • a. het dakterras wordt vanuit de woning ontsloten;
  • b. op het dakvlak is alleen een bouwwerk geen gebouw zijnde toegestaan in de vorm van een terrasafscheiding;
  • c. het onder b bedoelde bouwwerk is maximaal 1,5 meter hoog;
  • d. zowel het onder b bedoelde bouwwerk als het dakterras liggen minstens 1 meter terug ten opzichte van de voorgevel;
  • e. als de zijgevel gericht is naar het openbaar toegankelijk gebied, ligt het onder b bedoelde bouwwerk en het dakterras minstens 1 meter terug ten opzichte van de zijgevel;
  • f. als het dakterras op een bijbehorend bouwwerk is gelegen en vanuit een kap wordt ontsloten, is de toegang geregeld via een dakkapel of dakloggia;
  • g. als het dakterras op een bijbehorend bouwwerk is gelegen en het terras vanuit een rechte gevel wordt ontsloten, is de toegang geregeld via de bestaande, eventueel aangepaste gevel zonder verdere uitbreidingen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken met betrekking tot hoofdgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.1 ten behoeve van de vergroting van een vrijstaand hoofdgebouw in achterwaartse richting, met dien verstande dat de woning met 10% van de diepte van het erf achter de achtergevel mag worden vergroot wanneer deze diepte van het erf meer dan 10 meter bedraagt tot een maximum van 12 meter, behalve wanneer het erf achter de achtergevel van de belendende percelen kleiner is dan 10 meter.

8.3.2 Afwijken met betrekking tot dakkappellen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.2 onder i ten behoeve van het plaatsen van dakkapellen, met dien verstande dat er is getoetst aan de redelijke eisen van welstand en hierop een positief advies is gegeven.

8.3.3 Voorwaarden

Bij toepassing van het bepaalde in artikel 8.3.1 en 8.3.2 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de gebouwtypologie;
  • c. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • e. het openbare karakter van het aangrenzende gebied.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een huisgebonden beroep en/of bedrijf, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het brutovloeroppervlak (bvo) in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het brutovloeroppervlak (bvo) van de woning, met een maximum van 65 m²;
  • c. de ruimtelijke uitstraling en invloed op de omgeving passend is bij de woonfunctie;
  • d. ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • f. er geen horeca en/of detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd Bed & Breakfast;
  • g. het beroep of bedrijf door de bewoner wordt uitgeoefend.

Hoofdstuk 3 Sectorale functies en waarden

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud en bescherming van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor de bouw van bouwwerken geldt, in aanvulling op de andere bouwregels die gelden voor deze gronden en panden, dat door de aanvrager een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) moet worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
9.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 9.2.1 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden an de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.2.3 Uitzonderingen
  • a. Het bepaalde in lid 9.2.1 en 9.2.2 is niet van toepassing op bouwwerken:
    • 1. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1' met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 50 cm;
    • 2. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2' met een oppervlakte kleiner dan 2000 m² of die niet dieper gaan dan 30 cm;
    • 3. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3' met een oppervlakte kleiner dan 2000 m² of die niet dieper gaan dan 20 cm;
    • 4. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4' met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 80 cm;
    • 5. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 5' met een oppervlakte kleiner dan 0 m² of die niet dieper gaan dan 50 cm.
  • b. Bij het bouwen van de in lid a bedoelde bouwwerken zijn de regels van de betreffende primaire bestemming onverminderd van toepassing.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 50 centimeter;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
9.3.2 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
9.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

9.3.4 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

9.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit de in lid 9.3.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden verbonden zijn aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, die voldoen aan bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.3.6 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 9.3.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, of;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, moet verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1' met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 50 cm;
  • e. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2' met een oppervlakte kleiner dan 2000 m² of die niet dieper gaan dan 30 cm;
  • f. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3' met een oppervlakte kleiner dan 2000 m² of die niet dieper gaan dan 20 cm;
  • g. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4' met een oppervlakte kleiner dan 50 m² of die niet dieper gaan dan 80 cm;
  • h. binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 5' met een oppervlakte kleiner dan 0 m² of die niet dieper gaan dan 50 cm.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. dijklichaam;
  • b. water met een functie voor de waterhuishouding, waterberging, waterlopen, waterhuishoudkundige werken en waterstaatkundige werken;

met de daarbij behorende:

  • c. oeverstroken, oevervoorzieningen, kaden en andere vormen van oeververdedigingswerken;
  • d. bruggen, dammen, taluds, duikers en steigers;
  • e. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
10.2 Voorrangsregeling

Voor zover nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing:

10.3 Bouwregels

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken ten dienste van de waterkeringen toegestaan.

10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.3 teneinde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan.

10.4.2 Voorwaarden

Bij toepassing van het bepaalde in lid 10.4.1 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de dijk. Voorts dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de waterkeringbeheerder.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Algemeen

Het is verboden op of in de gronden bedoeld in dit artikel, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden of parkeervoorzieningen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 800 m²;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  • d. het graven, dempen, verbreden of verdiepen van waterlopen, waterpartijen en andere wateren;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • f. het verwijderen van bomen, houtgewas, de verwijdering van bodemvegetaties, riet en andere oevervegetatie;
  • g. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden.
10.5.2 Uitzondering

Het in lid 10.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare, nutsvoorzieningen.
10.5.3 Voorwaarden voor verlening

De in lid 10.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Artikel 11 Gebiedsaanduidingen

11.1 wetgevingszone - wet geluidhinder

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wet geluidhinder' zijn de gronden geen onderdeel van het gezoneerde industrieterrein Achtersluispolder en Westerspoor als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

11.2 Geluidzone - industrie
11.2.1 Algemeen
  • a. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie - 1' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies en activiteiten, mede bestemd tot de geluidszone - industrie behorend bij het industrieterrein Achtersluispolder en Westerspoor;
  • b. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie - 2' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies en activiteiten mede bestemd tot de geluidszone - industrie behorend bij het industrieterrein Westpoort, zoals vastgesteld bij provinciaal inpassingsplan 'Aanpassing geluidzones Westpoort en Hoogtij' van 2 maart 2015.
11.2.2 Randvoorwaarden vanwege industrielawaai
  • a. in afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie 1' en 'geluidszone - industrie 2' alleen geluidgevoelige objecten worden opgericht indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • b. tot een gebruik, strijdig met de aanduiding 'geluidszone - industrie 1' en 'geluidszone-industrie 2 ' wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet geluidgevoelige objecten als geluidgevoelig object.
11.3 Veiligheidszone - brandstofopslag
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - brandstofopslag' mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel worden gebruikt voor een kwetsbare functie.
  • b. Na het verlopen van de voorlopige bestemming, als bedoeld in lid 7.4, vervalt deze veiligheidszone.
11.4 Vrijwaringszone - Noordzeekanaal
11.4.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Noordzeekanaal' mogen geen gebouwen worden gebouwd.

11.4.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Noordzeekanaal' wordt als strijdig gebruik in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

11.4.3 Afwijken van de bouw en gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, in aanvulling op het bepaalde in Hoofdstuk 2, bij een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 11.4.1 voor het toestaan van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, na verplichte advisering door het Centraal Nautisch Beheer, Rijkswaterstaat en de brandweer waarbij de volgende aspecten in acht moeten worden genomen:
    • 1. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
    • 2. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
    • 3. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
    • 4. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten, en
    • 5. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg;
  • b. lid 11.4.2 en toestaan dat kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:
    • 1. er geen sprake is van een functie voor mensen met een lage zelfredzaamheid (verminderde mobiliteit);
    • 2. met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
    • 3. de redenen worden vermeld die er toe hebben geleid om een nieuw kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object toe te staan, gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen;
    • 4. het groepsrisico wordt afgewogen en de invloed op het groepsrisico, de hulpverlening en de zelfredzaamheid voldoende is gemotiveerd;
    • 5. voldaan wordt aan een veilige leefomgeving conform de vereisten in Bijlage 1 Regeling Vrijwaringszone Noordzeekanaal.

Hoofdstuk 4 Algemene regels

Artikel 12 Toepassingsbereik algemene regels

De algemene regels in 'Hoofdstuk 4 Algemene regels' zijn alleen van toepassing op de gronden en panden die op de verbeelding één of meerdere bestemmingen zijn toegewezen. De algemene regels in 'Hoofdstuk 4 Algemene regels' zijn niet van toepassing op de gronden en panden die alleen voorzien zijn van (een combinatie van) de gebiedsaanduidingen 'wetgevingszone - wet geluidhinder', 'Geluidzone - industrie - 1' en/of 'Geluidzone - industrie – 2'.

Artikel 13 Geboden

13.1 Parkeren

Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  • b. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” en;
  • c. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

Artikel 14 Verboden

  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de toelaatbaar gestelde functies en/of activiteit. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van Bevi-inrichtingen;
    • 2. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    • 3. het gebruiken en of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en/of D van het Besluit M.e.r. 1994;
    • 4. het gebruiken en/of laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
    • 5. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of seksbedrijf;
    • 6. het gebruiken en of laten gebruiken van een woning als beroeps- of bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, met uitzondering van huisgebonden beroepen en bedrijven;
    • 7. het gebruiken en/of laten gebruiken van woningen anders dan voor één huishouden;
    • 8. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als standplaats voor onderkomens;
    • 9. het opslaan en/of laten opslaan van materialen en voorwerpen behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het in hoofdstuk 2 van dit plan op de gronden toelaatbaar gestelde gebruik;
    • 10. het al dan niet ten verkoop opslaan en/of laten opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het in hoofdstuk 2 van dit plan op de gronden toelaatbaar gestelde gebruik;
    • 11. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het in hoofdstuk 2 van dit plan op de gronden toelaatbaar gestelde gebruik;
    • 12. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als automatenhal/speelhal;
    • 13. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als coffeeshop;
    • 14. het gebruiken en/of laten gebruiken van antennedragers, welke primair zijn opgericht voor het dragen van antennes, voor handelsreclame doeleinden;
    • 15. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden voor een cruiseterminal.
  • b. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de provinciale milieuverordening.

Artikel 15 Hogere waarden

15.1 Hogere waarden Achtersluispolder en Westerspoor-Zuid

In aanvulling op de bepalingen in Hoofdstuk 2 moeten de volgende hogere waarden in acht worden genomen:

Naam   Achtersluispolder – Westerspoor Zuid  
Havenstraat 102   55  
Havenstraat 103   51  
Havenstraat 155   58  
Hemkade 24B   n.v.t.  
Hemkade 24C   n.v.t.  
15.2 Hogere waarden Westpoort

In aanvulling op de bepalingen in Hoofdstuk 2 moeten de volgende hogere waarden in acht worden genomen:

Naam   Westpoort  
Havenstraat 102   n.v.t.  
Havenstraat 103   54  
Havenstraat 155   n.v.t.  
Hemkade 24B   n.v.t.  
Hemkade 24C   n.v.t.  
15.3 Situering deelgebieden hogere waarden

De situering van de adressen, zoals opgenomen in de leden 15.1 en 15.2 zijn aangegeven op voorschriftenkaart 3 in bijlage 2 bij deze regels.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel/Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het 'bestemmingsplan Havenstraat - Hemkade' van de gemeente Zaanstad.