Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bannehof Zaandijk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0479.STED3772BP-0301

Regels

 
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Bannehof Zaandijk met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3772BP-0301 van de gemeente Zaanstad.
 
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 achtererfgebied
Het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
 
1.6 beperkt kwetsbaar object
Een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:
  1. (1) verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en (2) dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  3. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  4. winkels, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  5. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  6. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder d, vallen;
  7. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;
  8. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  9. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
Verwijzingen in de bovenstaande leden verwijzen naar onderdelen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.7 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de aard omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
 
1.8 bestaand gebruik
Het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik.
 
Hieronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
1.9 bestaande bebouwing
Bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:
  1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
  2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.10 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.11 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.12 Bevi-inrichting
Inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.13 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.14 consumentenvuurwerk
Consumentenvuurwerk als bedoeld in artikel 1A.1.1 van het Vuurwerkbesluit, te weten:
 
vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F1, F2 of F3 van het Vuurwerkbesluit en dat bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
 
1.15 culturele voorzieningen
Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en de naar aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
 
1.16 dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
 
1.17 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.18 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in goederen van grote omvang, die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven, keuken-, sanitair- en tegelbedrijven.
 
1.19 erf
Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover dit de regels van dit plan deze inrichting niet verbieden.
 
1.20 gastouderopvang
Gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Wet kinderopvang, te weten: een vorm van kinderopvang:
  1. die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;
  2. die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 1.5, eerste lid van de Wet kinderopvang, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag of diens partner;
  3. waarbij de opvang plaatsvindt:
    1. op het woonadres van de gastouder,
    2. op het woonadres van een van de ouders van de kinderen voor wie de gastouder opvang biedt, dan wel
    3. op twee of meer van deze woonadressen; en
  4. bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de gastouder of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de gastouder of zijn partner en op hetzelfde woonadres als de gastouder staat ingeschreven in de basisregistratie personen en de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt.
1.21 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.22 geluidgevoelig object
Een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Bgh), te weten een:
  1. woning;
  2. ander geluidsgevoelig gebouw, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. onderwijsgebouw;
    2. ziekenhuis of verpleeghuis;
    3. verzorgingstehuis;
    4. psychiatrische inrichting;
    5. kinderdagverblijf;
  3. geluidsgevoelig terrein, in artikel 1.2 Bgh uitgelegd als een;
    1. woonwagenstandplaats;
    2. ligplaats voor woonschepen.
 
1.23 geluidzoneringsplichtige inrichting
Een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.
 
1.24 groepsrisico
Het groepsrisico als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub j van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:
 
cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.
 
1.25 hoofdgebouw
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.26 horeca
Bedrijfsactiviteiten gericht op: het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen, het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het verstrekken van nachtverblijf.
 
1.27 huishouden
Een persoon of groep personen, die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voer(t)(en) en wil(len) voeren. Hierbij moet sprake zijn van onderlinge, met een gezinsverband vergelijkbare, verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. kamer(ver)huur wordt hieronder niet begrepen.
 
1.28 kamer(ver)huur
Het bewonen van een deel van een pand, zonder de bedoeling met de andere bewoners duurzaam in gezinsverband samen te wonen of duurzaam een gezamenlijk huishouden te voeren.
 
1.29 kampeermiddelen
  1. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, of;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan;
    1. voor zover geen bouwwerk zijnde, en;
    2. dat gebruikt kan worden voor recreatief nachtverblijf.
1.30 kunstobject
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde als uitingen van één der beeldende kunsten.
 
1.31 kwetsbaar object
Een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:
  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in onderdeel b, onder a;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
Verwijzingen in de bovenstaande leden verwijzen naar onderdelen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.32 maatschappelijke voorzieningen
Overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen.
 
1.33 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.34 plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub o van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, te weten:
 
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.
 
1.35 prostitutiebedrijf
Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.
 
1.36 recreatieve voorzieningen
Voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, zoals bioscopen, bowlingbanen, dierentuinen en volkstuinen.
 
1.37 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.38 speelvoorzieningen
Voorzieningen bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, wipwap, zandbak of speelweide.
 
1.39 spoorwegvoorzieningen
Dienstgebouwen, stations, rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer-)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en vergelijkbare gebouwen en bouwwerken behoeve van railvervoer.
 
1.40 tijdelijk verblijf
De tijdelijke bewoning, ook wel short stay genoemd, van (een deel) van een pand voor een periode van tenminste zeven nachten en maximaal zes maanden.
 
1.41 verblijfsgebieden
Gebieden waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg of het plein ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de openbare ruimte die uitnodigt om in het gebied te verblijven.
 
1.42 verkeersvoorzieningen
Gronden en bouwwerken die als verkeersruimte gebruikt worden zoals rijwegen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.
 
1.43 voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
 
1.44 wonen
Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning.
 
1.45 woning
Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
 
1.46 zorgwonen
Wonen met zorg door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt.
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 bouwhoogte
De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.2 breedte
De breedte van een bijbehorend bouwwerk wordt gemeten over de zijde die het dichtst bij de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.
  
2.3 goothoogte
De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.4 oppervlakte
2.4.1 oppervlakte van een bouwwerk
De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.4.2 oppervlakte van een activiteit
De oppervlakte van een activiteit is de totale vloeroppervlakte van ruimten die ten dienste staan van die activiteit, met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.  
 
2.5 peil
Voor het vaststellen van het peil gelden de volgende regels en uitzonderingen:
  1. het peil is de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  2. indien de hoofdtoegang van een bouwwerk direct aan één weg grenst, dan is de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang het peil;
  3. indien een perceel direct grenst aan meerdere wegen, dan is de hoogte van de laagste weg het peil;
  4. indien een bouwwerk op of in een dijk is gebouwd, dan is de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang het peil;
  5. indien een bouwwerk op of in het water is gebouwd, dan is de waterlijn het peil;
  6. indien een bijbehorend bouwwerk geen aan- of uitbouw van het hoofdgebouw is, dan is het peil van dat bijbehorend bouwwerk de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
2.6 voorgevelrooilijn
Indien de voorgevelrooilijn niet op de verbeelding is aangegeven met een bouwaanduiding, dan wordt het volgende als de voorgevelrooilijn gezien:
 
een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
met daar aan ondergeschikt:
  1. voet- en fietspaden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  1.  Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    1. de functie(s) zoals omschreven in artikel 3 lid 1;
    2. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 9 lid 2.
  2. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 8, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
3.2.2 Gebouwen
Het is toegestaan gebouwen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 3,5 meter;
  2. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15m² bedragen.
3.2.3 Kunstobjecten
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 5 meter.
3.2.4 Overige bouwwerken
In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:
  1. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  2. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
In afwijking van het bepaalde in artikel 9 lid 2, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van:
  1. laad- en losvoorzieningen; 
  2. manoeuvreerruimtes;
  3. parkeervoorzieningen.
 
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsgebieden;
  2. wegen, voet- en fietspaden;
met daar aan ondergeschikt:
  1. reclameobjecten;
  2. standplaatsen;
  3. verkeersvoorzieningen;
  4. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  1. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    1. de functie(s) zoals omschreven in artikel 4 lid 1;
    2. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 9 lid 2.
  2. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 8, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
4.2.2 Gebouwen
Het is toegestaan gebouwen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een gebouw mag niet hoger zijn dan 3,5 meter;
  2. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 15m² bedragen.
4.2.3 Kunstobjecten
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 5 meter.
4.2.4 Overige bouwwerken
In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:
  1. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet hoger zijn dan 6 meter.
  3. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3 meter.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. beroeps- en recreatievaart;
  2. water;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daar aan ondergeschikt:
  1. kaden;
  2. oeverstroken;
  3. scheepsvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen;
  4. sluizen;
  5. steigers en andere werken ten behoeve van waterrecreatie.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  1. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    1. de functie(s) zoals omschreven in artikel 5 lid 1;
    2. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 9 lid 2.
  2. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 8, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
5.2.2 Gebouwen
Het is niet toegestaan gebouwen te bouwen.
 
5.2.3 Kunstobjecten
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van kunstobjecten alleen de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een kunstobject mag niet hoger zijn dan 5 meter.
5.2.4 Steigers
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van steigers de volgende regels:
  1. de waterbreedte waarin een steiger toegestaan is bedraagt 8 meter of meer;
  2. de steiger mag niet verder dan 1 meter uit de slootkant worden aangebracht;
  3. de maximum lengte van een steiger mag niet meer zijn dan 6 meter.
  
5.2.5 Scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen alleen de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische voorzieningen mag niet hoger zijn dan 12 meter.
5.2.6 Overige bouwwerken
In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van overige bouwwerken die niet genoemd zijn in de andere bouwregels van dit artikel de volgende regels:
  1. het bouwwerk mag geen gebouw zijn;
  2. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet hoger zijn dan 5 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 5 lid 2.4 om het bouwen van steigers met een grotere omvang toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de steigers uitsluitend zijn bedoeld voor openbaar gebruik;
  2. de steigers niet leiden tot slechte doorstroming van waterlopen;
  3. de steigers geen belemmering vormen voor het onderhoud van de watergangen en oevers;
  4. schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
  
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Woonschepen
Het is niet toegestaan gronden te gebruiken voor het aan- en afmeren en/of afgemeerd houden van woonschepen en pleziervaartuigen.
 
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
 De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
met daar bij behorend:
  1. erven;
  2. tuinen;
  3. parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  1. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van:
    1. de functie(s) zoals omschreven in artikel 6 lid 1;
    2. het algemeen toegestane gebruik zoals omschreven in artikel 9 lid 2.
  2. Voor het bouwen gelden de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 8, aangevuld met de volgende specifieke bouwregels.
6.2.2 Hoofdgebouwen
Het is toegestaan hoofdgebouwen te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. een hoofdgebouw mag alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het aantal wooneenheden mag ten hoogste 153 bedragen;
  3. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goot- en /of bouwhoogte (m)' mag de goot- en/of bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte, waarbij de goothoogte uitsluitend gemeten wordt aan de voorzijde van het hoofdgebouw;
  4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet hoger zijn dan de aangegeven hoogte;
  5. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'minimum dakhelling (graden)' mag de dakhelling niet minder zijn dan de aangegeven helling.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Het is toegestaan bijbehorende bouwwerken te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan in het achtererfgebied;
  2. indien een hoofdgebouw wordt uitgebreid binnen het bouwvlak, dan gelden voor de uitbreiding de regels uit artikel 6 lid 2.2 in plaats van de regels voor bijbehorende bouwwerken;
  3. indien een bijbehorend bouwwerk is gelegen aan de zijkant van een hoofdgebouw, dan mag het bijbehorend bouwwerk niet breder zijn dan 60% van de voorgevel van het hoofdgebouw, tot een maximum van 5 meter;
  4. ter plaatse waar op de verbeelding de maximum bouwhoogte van 4 meter is aangegeven, zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan, tot de genoemde bouwhoogte;
  5. het onder d. bedoelde gebied mag volledig worden bebouwd.
6.2.4 Dakkapellen
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van dakkapellen alleen de volgende regels:
  1. per bouwblok zijn ten hoogste 6 dakkapellen toegestaan;
  2. een dakkapel mag niet hoger zijn dan 4,0 meter;
  3. een dakkapel moet op een afstand van ten minste 0,5 meter van de zijkant van het dak liggen;
  4. een dakkapel in het voordakvlak mag niet breder zijn dan 75 % van de voorgevel, met een maximum van 4,5 meter;
  5. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dakkapellen uitgesloten', zijn geen dakkapellen toegestaan.
6.2.5 Erkers en serres voor de voorgevel
Voor het bouwen van erkers en serres voor de voorgevel gelden de volgende regels:
  1. erkers en serres voor de voorgevel mogen uitsluitend gebouwd worden aan een vlakke voorgevel;
  2. de breedte mag niet meer bedragen dan 50 % van de breedte van de voorgevel;
  3. de voorzijde mag niet meer dan 1,5 meter voor de voorgevel zijn gelegen;
  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw + 0,3 meter.
6.2.6 Erfafscheidingen
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van erfafscheidingen alleen de volgende regels:
  1. een erfafscheiding mag niet hoger zijn dan 2 meter;
  2. ter plaatse waar op de verbeelding de maximum bouwhoogte van 4 meter is aangegeven, wordt de onder a. bedoelde hoogte gemeten vanaf bovenkant vloer van de eerste verdieping van de aanliggende woning;
  3. indien een erfafscheiding voor de voorgevel ligt, dan mag de erfafscheiding niet hoger zijn dan 1 meter.
6.2.7 Dakoverstek
In afwijking van het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het bouwen van dakoverstekken voor de voorgevel de volgende regels:
  1. een dakoverstek mag de volledige breedte van de voorgevel beslaan;
  2. een dakoverstek mag niet dieper zijn 2,5 meter, gemeten vanaf de voorgevel.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 6 lid 2.2 sub a om het hoofdgebouw dat aangeduid is met ''specifieke bouwaanduiding - dakkapellen uitgesloten' aan de voorzijde te vergroten, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de diepte van de uitbouw bedraagt maximaal 2 meter.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van een deel van een woning ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis ook de volgende regels:
  1. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie;
  2. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  3. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit heeft geen verkeersaantrekkende werking;
  4. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit mag geen, buiten de woning waarneembare, trilling, geur of geluid veroorzaken;
  5. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit is niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m2;
  6. de volgende beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan:
    1. detailhandel, anders dan detailhandel ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
    2. horeca.
6.4.2 Gastouderopvang aan huis
In afwijking op het bepaalde in artikel 6 lid 4.1, gelden voor het gebruik van een deel van een woning ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de vorm van gastouderopvang alleen de volgende regels:
  1. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie;
  2. de gastouderopvang wordt door de bewoner uitgeoefend;
  3. er mogen maximaal 6 kinderen tegelijkertijd worden opgevangen, waaronder mede begrepen de kinderen van de gastouder onder de 13 jaar;
  4. het vloeroppervlak in gebruik voor gastouderopvang is niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m².
6.4.3 Zorgwonen
In aanvulling op het overige bepaalde in dit artikel, gelden voor het gebruik van een woning ten behoeve van zorgwonen ook de volgende regels:
  1. de bewoning vindt nagenoeg zelfstandig plaats;
  2. de zorg is voornamelijk gericht op de dagelijkse bezigheden van de bewoner(s);
  3. er is geen sprake van 24-uurs zorg of therapie aan huis.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis met een verkeersaantrekkende werking
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 6 lid 4.1 sub c om een beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toe te staan met een verkeersaantrekkende werking, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  2. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” en;
  3. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Parkeren
Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:
  1. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  2. voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” en;
  3. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
8.2 Duikers en bruggen boven water
Het is toegestaan duikers en bruggen boven water te bouwen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van een brug of duiker mag niet hoger zijn dan 5 meter;
  2. de doorvaarthoogte van een brug mag niet minder zijn dan 1,20 meter;
  3. de doorvaartbreedte van een brug mag niet minder zijn dan 2,50 meter.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
  1. Tenzij in de bestemmingsregels nadrukkelijk anders is bepaald, is het niet toegestaan gronden en panden te gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van:
    1. seksinrichtingen;
    2. Bevi-inrichtingen;
    3. de productie, opslag of verkoop van vuurwerk;
    4. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    5. opslag anders dan ter plaatse noodzakelijk ten behoeve van de bestemming;
    6. het storten van puin en afvalstoffen;
    7. opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
    8. een permanente standplaats voor kampeermiddelen;
    9. het bewonen van bijbehorende bouwwerken;
    10. het voortdurend afgemeerd houden van woonschepen, woonarken of anderszins vaartuigen die zijn bestemd voor het wonen of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten danwel daarvoor worden gebruikt.
  2. Het is niet toegestaan een bestaande woning te veranderen in, om te zetten tot en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen of kamerverhuur.
9.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik
Het is toegestaan gronden en panden te gebruiken ten behoeve van de volgende functies, mits deze functies ondergeschikt zijn aan het ter plaatse geldende hoofdgebruik zoals opgenomen in de bestemmingsregels:
  1. duikers en bruggen boven water;
  2. groenvoorzieningen;
  3. laad- en losvoorzieningen;
  4. verhardingen voor hulpdiensten, onderhoudsvoertuigen en verhuiswagens e.d.;
  5. manoeuvreerruimtes;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. parkeervoorzieningen;
  8. perceelsontsluitingen;
  9. speelvoorzieningen;
  10. verblijfsgebieden;
  11. voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens;
  12. water;
  13. waterhuishoudkundige voorzieningen.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Afwijking algemeen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5 meter, en een maximale brutovloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  2. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
  3. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen en aanduidingen;
  4. bouwwerken in de vorm van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de afwijking in het belang is van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. slechts in geringe mate wordt afgeweken van de bestemmingsgrenzen en aanduidingen, met een maximum van 2 meter.
10.2 Afwijking ten behoeve van wegen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning worden toegestaan dat wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate buiten de bestemmingsgrens of aanduiding worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
  1. de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit hier aanleiding toe geven;
  2. de leefkwaliteit ter plaatse van nabijgelegen geluidgevoelig objecten aanvaardbaar blijft.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Bannehof Zaandijk van de gemeente Zaanstad.